• No results found

5. Resultaten

5.2. Multivariate resultaten

Het conceptueel model, zoals weergegeven in Figuur 1, wordt geanalyseerd aan de hand van een regressieanalyse. Om de opgestelde hypotheses te testen wordt gebruik gemaakt van PROCESS macro voor SPSS die ontwikkeld werd door Hayes (2013). Elke analyse is gebaseerd op 5.000 bootstrap samples en er wordt een betrouwbaarheidsinterval van 95% gehanteerd. De VIF-waarden van het model liggen tussen 1,013 en 2,343. Dit betekent dat de onafhankelijke variabelen van het conceptueel model onderling onvoldoende correleren om van een multicollineariteitsprobleem te spreken (Hair e.a., 2006). De afwijkingen tussen de waargenomen AOC en de verwachte onafhankelijke variabelen zijn normaal verdeeld (1 sample K-S, p = 0,005). Er zijn vier outliers binnen dit model (op 790 respondenten). Deze stellen de respondenten voor die een zeer lage AOC aangeven (0 tot 2), maar die niet overeenstemmen met de

TABEL II

Gemiddelden, standaardafwijking en correlaties

Gemiddelde SD 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.

1. Geslacht 0,31 0,461 1

2. Leeftijd 44,1987 10,59700 0,028 1

3. Anciënniteit Gemeente

14,73 11,451 -0,017 ,747** 1

4. Diploma 0,5468 0,49812 ,075* -,270** -,272** 1

5. MVO-werknemer 3,2745 0,58763 -0,017 -,110** -,177** 0,044 1

6. MVO-milieu 3,5241 0,63961 -0,019 0,006 -0,046 -0,052 ,439** 1

7. MVO-maatschappij 3,5173 0,61283 0,018 -0,015 -0,045 -0,029 ,346** ,499** 1

8. MVO-burger 3,6264 0,56224 -0,013 -0,037 -,084* -0,003 ,464** ,381** ,449** 1

9. Societal impact 3,4329 0,70132 ,072* -0,039 -0,035 ,102** ,229** ,143** ,096** ,178** 1 10. Other-regarding

values

4,1578 0,50835 -,147** 0,057 ,089* -0,035 ,098** ,140** ,179** ,177** ,156** 1

11. Affective Commitment

3,5352 0,61841 -,080* 0,021 0,022 -0,020 ,422** ,280** ,211** ,285** ,291** ,130** 1

*p <.05, **p <.01, ***p <.001.

verwachte waarden voor AOC (3 tot 4). Ook de homoscedasticiteit is in dit model goed aangezien de residuen willekeurig verdeeld zijn in het scatterplot. Aan de hand van bovenstaande assumpties wordt geconcludeerd dat het model lineair verdeeld is.

De resultaten van de regressieanalyses worden weergegeven in Tabel 3. Het controlemodel bevat enkel de opgenomen controlevariabelen. Hieruit blijkt dat er een significant negatief verband is tussen geslacht en AOC (B = -0,106; p < 0,05). Dit betekent dat vrouwen zich meer betrokken voelen tot de gemeente of stad waarvoor ze werken, dan mannen. De andere controlevariabelen blijken in dit model geen significante invloed te hebben op AOC.

Het conceptueel model wordt opgedeeld in drie figuren, die overeenstemmen met de modellen uit Tabel 3. Model 1 gaat na of MVO een invloed heeft op AOC (hypothese 1 en 2). Model 2 en 3 onderzoeken het indirecte effect van MVO op AOC, waarbij societal impact fungeert als mediator (hypothese 3a en 3b). Model 4 gaat het belang na van other-regarding values als moderator tussen MVO-burger en societal impact (hypothese 4).

Figuur 2: Visuele voorstelling van model 1

Aan de hand van model 1 wordt het totale effect van MVO op AOC onderzocht. Dit effect wordt weergegeven in Figuur 2. Het model is significant (F = 25,906, p < 0,001). 20% van de variatie in AOC wordt verklaard door de opgenomen variabelen: geslacht, leeftijd, anciënniteit, diploma, MVO-werknemer, MVO-milieu, MVO-maatschappij en MVO-burger (Adjusted R² = 0,202).

Uit de multilineaire regressie blijkt dat MVO-initiatieven gericht naar de werknemer (B = 0,373; p <

0,001), het milieu (B = 0,086; p < 0,05) en de burger (B = 0,099; p < 0,05) een significant positief effect hebben op AOC. In lijn met onze verwachtingen zal de betrokkenheid van de werknemer dus toenemen naarmate men meer investeert in MVO-initiatieven gericht naar de werknemer, het milieu of de burger.

In tegenstelling tot onze verwachtingen bestaat geen significant verband tussen MVO-maatschappij en AOC. Hypothese 1 wordt hierdoor slechts deels bevestigd. Ondanks dat MVO-initiatieven gericht naar de maatschappij als een belangrijke dimensie van het concept MVO worden beschouwd, heeft dit volgens onze resultaten geen impact op hoe betrokken medewerkers zich voelen tot de gemeente of stad waarvoor ze werken. Verder onderzoek zou de specifieke reden hiervoor moeten aantonen. De variabele

TABEL III: Regressiemodellen ontwikkeld met PROCESS macro (Hayes, 2013)

Controlemodel Model 1 Model 2 Model 3 Model 4

AOC AOC Societal impact AOC Societal impact

Constante 3,525*** (0,000) 1,601*** (0,000) 2,180*** (0,000) 1,208*** (0,000) 3,767*** (0,013)

Geslacht -0,106* (0,027) -0,092* (0,032) 0,111* (0,035) -0,112** (0,008) 0,139***(0,008)

Leeftijd 0,001 (0,754) -0,001 (0,763) -0,003 (0,462) -0,004 (0,887) -0,002 (0,502)

Anciënniteit gemeente -0,01 (0,915) 0,006* (0,029) 0,004 (0,244) 0,005* (0,049) 0,003 (0,368)

Diploma -0,010 (0,823) -0,001 (0,980) 0,138*** (0,007) -0,026 (0,526) 0,141* (0,005)

MVO-werknemer 0,373*** (0,000) 0,208*** (0,000) 0,336*** (0,000) 0,206*** (0,000)

MVO-milieu 0,086* (0,024) 0,060 (0,195) 0,075* (0,043) 0,053 (0,245)

MVO-maatschappij 0,010 (0,807) -0,035 (0,467) 0,016 (0,678) -0,057 (0,237)

MVO-burger 0,099* (0,020) 0,119* (0,023) 0,077 (0,062) -0,524 (0,101)

Societal impact 0,180*** (0,000)

Other regarding values -0,337 (0,220)

MVO-burger*other values 0,148* (0,049)

F-Value 1,378 25,906*** 8,074*** 28,618*** 8,603***

Adjusted R2 0,002 0,202 0,067 0,239 0,088

R2 0,007 0,210 0,076 0,248 0,100

Opmerkingen: de waarde van de standaardfout werd tussen haakjes gerapporteerd.

*p <.05, **p <.01, ***p <.001.

die in dit model het grootste effect heeft op AOC is MVO-werknemer. Deze bevinding ligt in lijn met onze verwachtingen waardoor hypothese 2 wordt bevestigd.

Daarnaast zijn twee controlevariabelen significant in het model. Enerzijds heeft geslacht een negatief effect op AOC (B= -0,092, p < 0,05). Dit betekent dat vrouwen meer betrokken zijn tot de organisatie dan mannen. Anderzijds levert anciënniteit een positieve bijdrage aan AOC (B = 0,006, p < 0,05). Zoals verwacht zullen werknemers die langer bij de gemeente in dienst zijn meer betrokken zijn.

Figuur 3: Visuele voorstelling van model 2 en 3

Figuur 3 splitst het totale effect op in een direct en indirect effect. Het directe effect, weergegeven in model 3, wordt aangeduid met de letter c’. Het indirecte effect, weergegeven in model 2 en 3, wordt aangeduid met de letters a en b. Zowel model 2 (F = 8,074, p < 0,001), als model 3 (F = 28,618, p <

0,001) zijn significant. 6,70% van de variatie in societal impact kan verklaard worden door de opgenomen variabelen: geslacht, leeftijd, anciënniteit, diploma, MVO-werknemer, MVO-milieu, MVO-maatschappij en MVO-burger (Adjusted R² = 0,067). Van de variatie in AOC wordt 23,9%

verklaard door de opgenomen variabelen: geslacht, leeftijd, anciënniteit, diploma, MVO-werknemer, MVO-milieu, MVO-maatschappij, MVO-burger en societal impact (Adjusted R² = 0,239).

Uit de analyse blijkt dat MVO-initiatieven gericht naar de werknemer (B = 0,208; p < 0,01) en de burger (B=0,119; p < 0,05) een significant positief effect hebben op societal impact (a). Daarnaast wordt ook een significant positief verband vastgesteld tussen societal impact en AOC (B = 0,180; p < 0,001) (b).

De relatie tussen MVO-werknemer en AOC, wordt partieel gemedieerd door societal impact. Dit komt omdat er nog steeds een significant verband gevonden wordt tussen MVO-werknemer en AOC (B = 0,336; p < 0,001), maar het effect kleiner is tegenover c (B = 0,373; p < 0,001). De relatie tussen

MVO-burger en AOC wordt daarentegen volledig gemedieerd door societal impact. Dit is te verklaren omdat de relatie tussen MVO-burger en AOC (c’) niet meer significant is.

Er wordt geconcludeerd dat hypothese 3a slechts gedeeltelijk bevestigd wordt. Dit betekent dat societal impact enkel fungeert als mediator in de relatie tussen MVO-initiatieven gericht naar de werknemer en de burger en AOC. Daarnaast wordt hypothese 3b bevestigd, omdat societal impact positief gerelateerd is met AOC.

Wat de controlevariabelen betreft, wordt in model 2 een significant positief verband vastgesteld tussen geslacht en societal impact (B = 0,111; p < 0,05). In tegenstelling tot vrouwen, blijkt uit de analyses dat mannen ervaren een grotere impact te kunnen maken op de maatschappij.

In model 3 wordt een significant positief verband vastgesteld tussen geslacht en societal impact (B = -0,112; p < 0,05). Daarnaast heeft anciënniteit een significant licht positief effect op societal impact (B

= 0,005; p < 0,05).

Figuur 4: Visuele voorstelling van model 4

In model 4 wordt het versterkend effect van other-regarding values onderzocht in de relatie tussen MVO-burger en societal impact. Dit interactie-effect wordt in Figuur 4 aangeduid met de letter d.

Model 4 is significant (F = 8,603; p < 0,001). 8,8% van de variatie in societal impact wordt verklaard door de opgenomen variabelen in model 4: geslacht, leeftijd, anciënniteit, diploma, MVO-werknemer, MVO-milieu, MVO-maatschappij, MVO-burger, other-regarding values en de interactieterm (Adjusted R² = 0,088). In lijn met onze verwachtingen wordt de relatie tussen MVO-burger en societal impact gemodereerd door other-regarding values (B = 0,148; p < 0,05). Hypothese 4 wordt hierbij bevestigd.

Daarnaast wordt met opname van de moderator, een significant positief verband vastgesteld tussen geslacht en societal impact (B = 0,139; p < 0,001). Als laatste, heeft diploma een significant positief effect op societal impact (B = 0,141; p < 0,05).

Figuur 5: Interactie-effect van MVO-burger en other-regarding values in relatie tot societal impact.

Om de interpretatie van dit significante interactie-effect mogelijk te maken, wordt de interactie visueel voorgesteld in Figuur 5. Deze figuur illustreert dat de hellingsgraad van de lijn, die het effect van MVO-burger op societal impact weergeeft, steiler is wanneer werknemers meer worden gekenmerkt door other-regarding values (+1 standaardafwijking). Dit toont aan dat other-regarding values het positieve effect van MVO-burger op societal impact versterkt. Wanneer werknemers echter gekenmerkt worden door lagere other-regarding values (-1 standaardafwijking), wordt het effect tussen MVO-burger en societal impact zo goed als geneutraliseerd. Hypothese 4 wordt dus bevestigd, al is het effect eerder klein te noemen.