• No results found

6. Analyse en aanbevelingen

6.4. Mogelijke vernieuwingen

Referendum

Naast de suggesties tot aanpassing die in de vorige paragraaf zijn gedaan, is het ook de moeite waard om naar vernieuwingen van het stelsel van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming te kijken. Zo heeft de werkgroep cao-recht gekeken naar de mogelijkheid om een referendum over het onderhandelingsresultaat in te voeren, waarbij niet een voorafgaande selectie van onderhandelende bonden het oogmerk is, maar waarbij selectie aan het gebruikelijke krachtenveld overgelaten wordt.167 De werkgroep

164 A.B. van Els, R. Van der Stege, L.J.M. van Westerlaak en C. Nekeman, De toekomst van de

medezeggenschap, Reeks VvA 37, Deventer: Kluwer 2009, p. 70.

165 I. Zaal, ‘De rol van de OR bij collectieve arbeidsvoorwaardenvorming’, ArbeidsRecht 2014/4, p.5.

166 A.T.J.M. Jacobs, Collectief arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013, p. 321-322.

167 A.Ph.C.M. Jaspers, M.F. Baltussen e.a., De toekomst van het cao-recht, reeks VvA 39, Deventer: Kluwer 2011, p. 244

ziet het zo voor zich, dat na afsluiting van het cao-overleg het onderhandelingsakkoord wordt voorgelegd aan alle (betrokken) werknemers, als voorwaarde om de cao algemeen verbindend te kunnen verklaren. Als een meerderheid voor de cao stemt, zullen de artikel 14-werknemers van rechtswege door de ‘goedgekeurde’ cao gebonden worden. Indien een meerderheid van de werknemers tegen de cao stemt, dan is er geen algemeen verbindend verklaring van de cao mogelijk. In beide situaties zal een referendum de werknemers intensiever en directer bij het cao-proces en het optreden van de cao- partijen kunnen betrekken. Dit kan resulteren in een transparanter en democratischer verloop van het cao-proces en bovendien in een versterkt draagvlak.168 Een voorbeeld

waarin dit al gebeurt is de Cao Woondiensten 2014-2016.169 Hierin is opgenomen dat de

werknemers na het bereiken van het principeakkoord worden geraadpleegd en dat ten minste de helft van de werknemers dient in te stemmen met de bepaling. Wordt dat quotum niet gehaald, dan is de cao-bepaling van toepassing. Ook komen er soms ‘controle’-bepalingen in de cao voor. Sociale partners controleren de decentrale afspraken dan achteraf.170 Het invoeren van een referendum over het cao-

onderhandelingsresultaat zie ik als een efficiënte manier om een mogelijk tekort aan representativiteit op te vullen.

Overleg voorafgaand aan de onderhandelingen

Verder zie ik kansen om de samenwerking tussen de vakbond en de ondernemingsraad te verbeteren in een vroeg stadium van de collectieve onderhandelingen. Nog voordat de vakbond met de werkgeversvereniging dan wel ondernemer de onderhandelingsprocessen start, is het van belang dat de betreffende vakbond met de betreffende ondernemingsraad rond de tafel gaat zitten om te overleggen over de wensen van werknemers binnen de onderneming. Gedacht kan worden aan een drietrapsraket: de vakbond doet de algemene onderhandelingen, hij wordt ingefluisterd door de ondernemingsraad over wat hij precies wil en de ondernemingsraad kan op zijn beurt informatie inwinnen bij de werknemers. Op deze manier kan de ondernemingsraad al een sterke voorkeursrichting aan de vakbonden geven over hoe het best kan worden toegekomen aan de voorkeuren van de werknemers. In ieder geval lijkt overleg 168 A.Ph.C.M. Jaspers, M.F. Baltussen e.a., De toekomst van het cao-recht, reeks VvA 39, Deventer: Kluwer 2011, p. 250.

169 Zie artikel 13.3 Cao Woondiensten 2014-2016.

170 A.Ph.C.M. Jaspers, M.F. Baltussen e.a., De toekomst van het cao-recht, reeks VvA 39, Deventer: Kluwer 2011, p. 28.

voorafgaand aan de cao-onderhandelingen op ondernemingsniveau mij een optie, maar bij bedrijfstak-cao’s wordt het lastiger om met alle ondernemingsraden te overleggen. Wellicht kan hier gebruik worden gemaakt van een vragenlijst die per ondernemingsraad wordt ingevuld en dat vervolgens op basis van ‘de meeste stemmen gelden’ wordt vastgesteld welke onderhandelingspunten van werknemerszijde binnen de bedrijfstak belangrijk geacht worden.

7. Conclusie

Vakbonden hebben een sterke positie op het terrein van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming. Zij zijn de enigen die werknemers kunnen vertegenwoordigen en cao’s kunnen afsluiten. Deze speciale positie is ook in de wet vastgelegd. Op ondernemingsniveau zijn vakbonden echter minder actief en de ondernemingsraad heeft die plek opgevuld. Door de jaren heen heeft de ondernemingsraad steeds meer bevoegdheden gekregen op het gebied van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming. Deze verschuiving van bevoegdheden is het gevolg van diverse maatschappelijke ontwikkelingen. Door individualisering en flexibilisering is meer behoefte aan maatwerk en dat wordt gerealiseerd door decentralisatie. Ondernemingsraden zijn immers meer direct betrokken bij de werknemers in de betreffende onderneming en weten daardoor beter wat de wensen en behoeften van die werknemers zijn.

In dit onderzoek heb ik vier kernwaarden gedestilleerd die van belang zijn voor het behoud van het stelsel van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming op de lange termijn. Deze kernwaarden zijn representativiteit, legitimiteit, onafhankelijkheid en deskundigheid. Het probleem is dat de twee grootste spelers op het gebied van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming, namelijk de vakbond en de ondernemingsraad, niet steeds in staat zijn om al deze kernwaarden ook daadwerkelijk gestalte te geven. De vakbond is door de daling van het ledenaantal steeds minder representatief en aangezien hij gelegitimeerd is via lidmaatschap, neemt de legitimiteit steeds verder af. Toetreding van nieuwe, jonge leden is cruciaal voor het voortbestaan van de vakbond, maar dat blijft tot nog toe uit en er zijn geen signalen dat dat in de toekomst anders zal zijn. De vakbond is ongebonden en is dus een onafhankelijk orgaan. Door de jarenlange ervaring in onderhandelingen en overleggen, beschikt de vakbond wel over deskundigheid.

De ondernemingsraad daarentegen is democratisch gelegitimeerd. Via verkiezingen in de onderneming wordt hij gekozen. Er is vaak echter betrekkelijk weinig animo om als werknemer in de ondernemingsraad zitting te nemen, waardoor vacatures in de ondernemingsraad kunnen blijven bestaan. Als er niets te kiezen valt is het democratische element ver te zoeken. Hiermee komen de representativiteit en de legitimiteit in het gedrang. Daarnaast zal de ondernemingsraad vanwege zijn duale

taakstelling niet alleen de belangen van de werknemer dienen te behartigen, maar ook die van de onderneming. Hierdoor voldoet de ondernemingsraad niet aan de kernwaarde onafhankelijkheid. Tot slot zijn leden van de ondernemingsraad geregeld niet goed geschoold en missen zij ervaring. De ondernemingsraadleden hebben over het algemeen immers een zittingstermijn van drie jaar, waardoor iedere ondernemingsraad opnieuw het wiel moet uitvinden met betrekking tot onderhandelingen omtrent collectieve arbeidsvoorwaarden.

Omdat zowel de vakbond als de ondernemingsraad niet aan alle vier de kernwaarden voldoet en überhaupt niet kán voldoen, ligt de sleutel voor het behoud van het stelsel van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming in de samenwerking tussen de vakbond en de ondernemingsraad. Samen voldoen de vakbond en de ondernemingsraad zo goed mogelijk aan de vier kernwaarden en bovendien wordt op deze manier toegekomen aan maatwerk indachtig de wens van werknemers om arbeidsvoorwaarden zoveel mogelijk op hen persoonlijk af te stemmen.

Onder de huidige internationale normen kan geen grotere rol aan de ondernemingsraad worden toegekend, terwijl dit wel wenselijk is gezien de ontwikkeling van decentralisering. Door decentralisering worden arbeidsvoorwaarden immers op een niveau vastgesteld waar meer persoonlijk contact is met de werknemers. Daardoor kan beter worden toegekomen aan maatwerk. Als de ondernemingsraad geen grotere rol kan krijgen, dan is maatwerk maar beperkt mogelijk. Dit vormt een beperking op de wens van werknemers om de arbeidsvoorwaarden zoveel mogelijk op hun wensen en behoeften af te stemmen. Om die reden is het wenselijk om de ILO-Conventions 135 en 154 te herzien.

Ook dient artikel 27 lid 3 WOR te worden aangepast, zodat de ondernemingsraad instemmingsbevoegdheid krijgt met betrekking tot alle sociale zaken die niet door de cao worden geregeld en voor alle zaken die voor de werknemer gunstiger geregeld kunnen worden dan in de cao. In beide gevallen geldt dat dus ook voor primaire arbeidsvoorwaarden, zodat in zoverre sprake is van een breuk met het verleden waarin het de ondernemingsraad juist niet was toegestaan zich in onderhandelingen met de ondernemer op het terrein van primaire arbeidsvoorwaardenvorming te begeven.

Verder kan ik me vinden in de randvoorwaarden die Van Els e.a. stellen, namelijk: (1) uitdrukkelijk draagvlak bij de achterban (al dan niet geïndividualiseerd), (2) voldoende faciliteiten voor de ondernemingsraad om een volwaardige onderhandelingspartner te kunnen zijn en (3) een goede waarborging van de rechtspositie van de onderhandelaars. De concrete uitwerking hiervan zal echter niet eenvoudig zijn, omdat ik me afvraag in hoeverre op objectieve manier kan worden beoordeeld of de ondernemingsraad aan deze randvoorwaarden voldoet.

Twee concrete manieren waarop samenwerking tussen de vakbond en de ondernemingsraad gestalte kunnen krijgen zijn het invoeren van een referendum en het instellen van een overleg voorafgaand aan de cao-onderhandelingen. Bij het referendum wordt het cao-onderhandelingsresultaat voorgelegd aan werknemers van de betreffende onderneming. Alleen als meer dan 80% van de werknemers instemt met het cao- onderhandelingsresultaat, kan de cao algemeen verbindend verklaard worden. Een referendum zal de werknemers intensiever en directer bij het cao-proces betrekken en dit kan resulteren in een transparanter en democratischer verloop van het cao-proces en bovendien in een versterkt draagvlak. De tweede manier waarop ik concrete samenwerking tussen de vakbond en de ondernemingsraad voor me zie, is door middel van overleg tussen de vakbond en de ondernemingsraad voorafgaand aan de cao- onderhandelingen. Als zij hun wensen op elkaar afstemmen en een gezamenlijke onderhandelingstactiek hanteren, staan zij beide sterker in de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden met de werkgever.

De maatschappelijke ontwikkelingen brengen met zich dat voor een optimale behartiging van de belangen van werknemers niet strikt wordt vastgehouden aan het in de tweede helft van de vorige eeuw ontwikkelde bouwwerk waarin het primaat van de arbeidsvoorwaardenvorming bij de vakbonden ligt en de instemmingsbevoegdheid van de ondernemingsraad niet geldt met betrekking tot aangelegenheden die reeds inhoudelijk in een cao zijn geregeld.171 Er dient gestreefd te worden naar een flexibeler

systeem waarin meer maatwerk mogelijk is. Dat past in de huidige tijd waarin werknemers nu eenmaal een stuk mondiger zijn dan enkele decennia geleden. Ik heb in deze scriptie uitdrukkelijk niet gepleit voor het invoeren van een geheel nieuw bouwwerk met betrekking tot arbeidsvoorwaardenvorming in Nederland, maar zie de 171 Artikel 27 lid 3 WOR.

oplossing juist in een betere samenwerking tussen vakbonden en ondernemingsraden zodat afhankelijk van de specifieke situatie in een onderneming gekozen kan worden voor een meer actieve rol van de ondernemingsraad op terreinen die voorheen slechts aan de vakbonden waren voorbehouden. Dat zal de behartiging van de belangen van de werknemers in die specifieke onderneming alleen maar ten goede kunnen komen. Ook hoeft in geval van meer en betere samenwerking tussen vakbonden en ondernemingsraden aan het feit dat beiden niet steeds aan alle kernwaarden voldoen minder zwaar getild te worden omdat beiden qua kernwaarden deels complementair zijn: waar bijvoorbeeld de vakbond vaak beter in staat zal zijn de kernwaarde deskundigheid gestalte te geven, zal de ondernemingsraad – indien zij aan de hand van de uitslag van verkiezingen waarbij er ook echt iets te kiezen viel is samengesteld – de kernwaarde representativiteit beter kunnen belichamen. Wettelijke of verdragsrechtelijke belemmeringen voor een betere en meer op maatwerk toegesneden samenwerking dienen te worden weggenomen. Pas indien aan de hand van toekomstige en nu nog niet te voorspellen ontwikkelingen onverhoopt zal moeten worden vastgesteld dat door middel van een betere samenwerking tussen vakbonden en ondernemingsraden een optimale behartiging van de belangen van werknemers in het kader van arbeidsvoorwaardenvorming niet langer gewaarborgd is, zal moeten worden omgezien naar een geheel nieuw systeem. Daarvoor is de tijd naar mijn mening nu nog niet rijp omdat de mogelijkheden tot samenwerking – deels door belemmerende regelgeving en deels door historisch gegroeide werkwijzen – nog lang niet voldoende zijn uitgenut. Het collectieve arbeidsvoorwaardenvormingssysteem is een dynamisch geheel dat we kunnen aanpassen aan de ontwikkelingen aan de maatschappij. Daar zouden we dan ook optimaal gebruik van moeten maken.

Literatuurlijst

Handboeken Bakels 2013

H.L. Bakels e.a., Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013.

De Laat & Van Slooten

J.J.M. de Laat, J.M. van Slooten, ILO Conventions 135 and 154 and Works Councils’

Powers in Making an Agreement on Labour Conditions with the Company, The

Netherlands: Kluwer Law International.

Fase & Van Drongelen 2004

Fase & Van Drongelen, CAO-recht, Deventer: Kluwer 2004.

Heerma van Voss 2015

G.J.J. Heerma van Voss, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het

Nederlands Burgerlijk Recht. 7. Bijzondere overeenkomsten. Deel V. Arbeidsovereenkomst, Deventer: Kluwer 2015.

Jacobs 2005

A.T.J.M. Jacobs, Collectief arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2005.

Jacobs 2013

A.T.J.M. Jacobs, Collectief arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013.

Jaspers & Baltussen 2011

A.Ph.C.M. Jaspers, M.F. Baltussen e.a., De toekomst van het cao-recht, reeks VvA 39, Deventer: Kluwer 2011.

Koot-van der Putte 2007

E. Koot-van der Putte, Collectieve arbeidsvoorwaarden en individuele contractsvrijheid, Deventer: Kluwer 2007.

Koot-van der Putte 2015

E. Koot-van der Putte, Collectieve arbeidsvoorwaarden en individuele contractsvrijheid, Deventer: Kluwer 2015.

Pennings 1996

F.J.L. Pennings e.a., Flexibilisering van het sociaal recht, Deventer: Kluwer 1996.

Pennings 2008

F.J.L. Pennings, Social Responsibility in Labour Relations. European and Comparative

Perspectives’, The Netherlands: Kluwer Law International 2008.

Stege 2004

A. Stege, De cao en het regelingsbereik van de sociale partners, Deventer: Kluwer 2004.

Van der Heijden e.a. 1992

P.F. van der Heijden e.a., Schets van het Medezeggenschapsrecht, Deventer: Kluwer 1992.

Van Drongelen & Jellinghaus 2008

J. van Drongelen en S.F.H. Jellinghaus, Wet op de ondernemingsraden, Den Haag: Sdu Uitgevers 2008.

Van Els e.a. 2009

A.B. van Els, R. Van der Stege, L.J.M. van Westerlaak en C. Nekeman, De toekomst

van de medezeggenschap, Reeks VvA 37, Deventer: Kluwer 2009.

Van het Kaar & Looise 1999

R.H. van het Kaar en J.C. Looise, De volwassen OR, Alphen aan den Rijn: Samsom 1999.

Van het Kaar & Vink 2015

R.H. van het Kaar en F.W.H. Vink, Inzicht in de ondernemingsraad, Den Haag: Sdu Uitgevers 2015.

Verburg 2013

L.G. Verburg, Rood’s Wet op de ondernemingsraden, Deventer: Kluwer 2013.

Wirtz 2006

M.S. Wirtz, Collisie tussen CAO’s en mededingsrecht, Deventer: Kluwer 2006.

Artikelen

Beltzer, NJB 2010, afl. 1802

R.M. Beltzer, ‘Vakbonden en collectieve arbeidsvoorwaardenvorming: de juridisch

legitimatie erodeert’, NJB 2010/1802, p. 2275-2278.

Beltzer, ARBAC 2012

R.M. Beltzer, ‘Het incorporatiebeding: verleden, heden en toekomst’, ARBAC 2012, januari-maart.

Grapperhaus, Ondernemingsrecht 2011/83

F. Grapperhaus, ‘Over legitimatie en de rol van de vakbond’, Ondernemingsrecht 2011/83, 26-09-2011.

Grapperhaus & Stege, Tijdschrift Recht & Arbeid, SMA 2008

F.B.J. Grapperhaus en mr.dr. A. Stege, ‘Representativiteit van de vakbond in relatie tot de ongebonden werknemer’, Tijdschrift Recht & Arbeid 01-02-2008, SMA 2008, p. 107.

Grapperhaus, SR 2002

F.B.J. Grapperhaus, ‘De wenselijkheid van een nieuwe regeling voor de verhouding van niet-gebonden werknemers tot een cao’, SR 2002.

Heerma van Voss, RM Themis 1998/8

G.J.J. Heerma van Voss, ‘Medezeggenschap van werknemers met betrekking tot arbeidsvoorwaarden’, RM Themis 1998/8.

Jansen, Tijdschrift voor Arbeid & Onderneming, 2015/3

N. Jansen, ‘Ontwikkelingen in het arbeidsvoorwaardenoverleg’, Tijdschrift voor Arbeid

& Onderneming, Nr. 3 september 2015.

Jansen, ArbeidsRecht, 2014/52

N. Jansen, Houdt de WWZ voldoende rekening met de contractuele grondslag van het

cao-recht?, ArbeidsRecht 2014/52.

Jaspers, SR 2008/69

A.Ph.C.M. Jaspers, ‘De permanente vraagstukken in het cao-recht’, SR 2008/69.

Plessen, TRA 2012/54

W.G.M. Plessen, ‘Yellow unions, Art. 14 Wet Cao en algemeen verbindend verklaren’,

TRA 2012/54.

Ramondt, SMO 1984

J. Ramondt, ‘Ondernemingsraad, een blok aan het been?’, SMO-publicatie, ’s- Gravenhage 1984.

Sagel, ArbeidsRecht 2006/44

S.F. Sagel, ‘Representativiteit van vakbonden en gebondenheid van werknemers aan cao’s’, ArbeidsRecht 2006, 44.

Van der Voet, AR Updates Arbeidsrecht 06/05/2014

G.W. van der Voet, ‘Delegatiebepaling in cao leidt tot gebondenheid werknemers aan ondernemingsovereenkomst’, AR Updates Arbeidsrecht, 06-05-2014.

Van Els & Deelen, TRA 2013/78

A.B. van Els, K. Deelen, ‘De invloed van de OR bij wijziging arbeidsvoorwaarden ex art. 7:613 BW’, TRA 2013/78.

Verburg & Laagland, SDU publicatie

L.G. Verburg en F.G. Laagland, ‘Commentaar op Wet op de ondernemingsraden art. 27’, SDU Publicatie.

Zaal SDU Publicatie

I. Zaal, Commentaar op Wet op de ondernemingsraden, art. 27, SDU Publicatie 2016, par. C.4.

Zaal, ArbeidsRecht 2014/4

I. Zaal, ‘De rol van de OR bij collectieve arbeidsvoorwaardenvorming’, ArbeidsRecht 2014/4.

Zaal, TRA 2014/57

Zondag & De Valk

W.A. Zondag en S.N. de Valk, Commentaar op Wet op de collectieve

arbeidsovereenkomst, bijgewerkt tot 1-10-2016, C.1.1.

KamerstukkenKamerstukken II 2013/14, 29 818, nr. 3.Kamerstukken II 2004/05, 29 818, nr. 3.Kamerstukken I 2005/06, 28 163, D. Kamerstukken II 1996/97, 24 615, nr. 3. Kamerstukken II 1996/97, 24 615, nr. 9. Kamerstukken II 1995/96, 24 615, nr. 3. Kamerstukken II, 1975/76, 13 954, nr. 6.

 Nota Kabinetsstandpunt Medezeggenschap 2009.

Rapporten/adviezen

SER-advies welvaartsgroei, 2006

SER-advies inzake welvaartsgroei door en voor iedereen (advies van 20 oktober 2006,

SER 8 II), Den Haag: SER 2006.

CBS-rapport Sociaaleconomische trends, 2012

CBS-rapport inzake sociaaleconomische trends: vakbeweging en organisatiegraad van werknemers, Sociaaleconomische trends, Den Haag: 4e kwartaal 2012.

SER-advies verbreding draagvlak cao-afspraken, 2013

SER-advies inzake verbreding draagvlak cao-afspraken (advies van augustus 2013, SER 13/03), Den Haag: SER 2013.

SCP-advies 2014

Advies inzake grote maatschappelijke organisaties en ontwikkelingen in de Nederlandse civil society (advies van november 2014, SCP-publicatie 2014-34), Den Haag: SCP

2014.

Jurisprudentie

Hoge Raad

 HR 4 mei 1956, NJ 1956/299 .

 HR 7 juni 1957, NJ 1957/527 (Britannia/Suk).

 HR 19 maart 1976, ECLI:NL:HR:1976:AC5710, NJ 1976, 407 (Stichting Fonds

Motorvoertuigenbedrijven).

 HR 30 januari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5525, NJ 1987, 936 (Van Velden).  HR 17 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1849, NJ 1993, 366 (Barracuda).  HR 11 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1529, NJ 1995/152.

 HR 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4770, JAR 2000/86 (Belastingdienst Zaandam).

 HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF2166 (TPG/Bollemeijer).

HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155 (Holland Casino).

 HR 25 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB8644, JAR 2008/55 (Bornkamp).  HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, LJN BQ9854, m.nt. Verdaas

(Gemeente De Ronde Venen/SNU en Stedin).

Gerechtshoven

 Hof Amsterdam 13 november 1980, ECLI:NL:GHAMS:1980:AC3264, NJ 1981, 258 (Batco).

 Hof Amsterdam, 4 december 2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:AO2309, JAR 2004/12.

 Hof Arnhem 1 november 2005, ECLI:NL:GHARN:2005:AU8695, JAR 2005/284.

 Hof ’s-Gravenhage, 31 maart 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1075, JAR 2006/136.

 Hof Den Bosch, 5 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5247.

 Hof Amsterdam, 4 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:646, JAR 2014/119 (TMG).

Rechtbanken

 Rb. ’s-Gravenhage 12 april 1989, ECLI:NL:RBSGR:1989:AI8119, Prg. 1989, nr. 3084.

 Rb. ‘s-Gravenhage (pres.) 19 mei 1992, ECLI:NL:RBSGR:1992:AD1671, (Grabowsky & Poort).

 Rb. Amsterdam 12 januari 1993, ECLI:NL:RBAMS:1993:AG0612, JAR

1993/27.

 Rb. Amsterdam 31 mei 1995, ECLI:NL:RBAMS:1995:AG1063, JAR 1995/162.

Kantonrechter Wageningen 9 mei 2007, ECLI:NL:RBARN:2007:BA5454, ROR

2008, nr. 31.

 Rb. Maastricht 09 december 2011, ECLI:NL:RBMAA:2011:BV7891 (Mercedes

Benz).

 Rb. Rotterdam 6 april 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2549.

Elektronische verwijzingen

 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/43/aantal-vakbondsleden-daalt-maar-

minder-snel

 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/44/aantal-vakbondsleden-blijft-teruglopen  http://www.nvvn.nl/artikel/de-ilo-als-sociaal-fundament-van-de-globalisering/