• No results found

MIGRATIE EN ZELfSEGRATIE

Collectief ongenoegen leidt slechts zelden tot protest. Collectief geweld is nog zeldzamer. Meestal onderneemt men ogenschijnlijk geen actie. Soms komt dat omdat mensen de benen nemen: men ontvlucht de negatieve situatie. Dat vluchtgedrag ontstaat als men zich niet langer welkom voelt of verdreven wordt, maar het vind ook plaats zonder dat er sprake is van enige dwang. Zo’n verhuizing kan men individueel ondernemen maar er ligt vaak een collectieve (politieke) basis aan ten grondslag. Ze neemt verschillende vormen aan: men verhuist naar een ander land of regio door emigratie of men trekt zich terug in eigen kring door zelfsegregatie.

EMIGRATIE

Wellicht de meest radicale stap is het besluit om de eigen gemeenschap de rug toe te keren. Vaak is emigratie een economische afweging van individuen: een rationele keuze omdat men elders een beter perspectief denkt te hebben.213 Gedurende de recente geschiedenis migreerden echter ook zeer vele groepen vanwege bedreiging, intolerantie of politieke instabiliteit.214 Er is in de literatuur relatief weinig aandacht voor de specifieke vormen van (collectief) ongenoegen die een rol zouden kunnen spelen bij dit soort besluiten, alhoewel sociaalpsychologische factoren wel van belang lijken te zijn.215

Emigratie van autochtone Nederlanders bereikte in 2006 een piek. Tijdens de economische crisis namen de aantallen emigranten sterk af, maar in 2013 vertrokken opnieuw veel Nederlanders.216

Recent werd onderzocht welke redenen mensen hebben om te emigreren. Het blijkt dat dit met name voortkomt uit onvrede met uiteenlopende kenmerken van Nederland. Meest genoemde redenen zijn bevolkingsdichtheid, de mentaliteit van mensen, vervuiling, criminaliteit, en geluidsvervuiling. Overige redenen zijn het gebrek aan ongerepte natuur en in mindere mate de etnische diversiteit in Nederland. Hierbij valt op dat economische of persoonlijke redenen om het land te verlaten weinig genoemd worden. Het is juist de ontevredenheid met het collectieve, publieke domein die de belangrijkste oorzaak is.217

ZELfSEGRATIE

Mensen met een specifieke (sub)culturele geaardheid kunnen op verschillende manieren omgaan met de identiteit van hun eigen groep ten aanzien van die van de omgeving. Ze kunnen kiezen voor assimilatie (aanpassing waarbij de eigen sociale identiteit verloren gaat) of integratie (met behoud van de eigen culturele identiteit). Maar als men ongenoegens ervaart of een zekere achterdocht jegens “anderen” dan kan men zich afscheiden: men maakt de keuze om de eigen sociale identiteit te behouden en die van de omgeving te verwerpen.218 Zelfsegregatie kan hiertoe een middel zijn: het leidt ertoe dat groepen vrijwel uitsluitend contact hebben met hun groepsgenoten en gebrekkig geïntegreerd zijn.219

2 \3

2 \3 \1

84

In Nederland is zelfsegregatie vooral het gevolg van de behoefte die blanke Nederlanders voelen om in een blanke wijk met blanke buren te wonen. Dergelijke zelfsegregatie wordt een beetje aangemoedigd door negatieve vooroordelen die mensen hebben over allochtonen, alsmede het negatieve, stereotype beeld dat men heeft van een wijk met verschillende etniciteiten. Maar de belangrijkste motor achter segregatie is dat blanke Nederlanders doorgaans een sterke voorkeur hebben voor blanke buren.220

Ook minderheidsgroepen vinden het prettig om in een buurt te wonen met anderen uit de eigen groep.221 Maar er is in Nederland, voor zover wij weten, weinig bewijs dat zelfsegregatie en gettovorming het gevolg zouden zijn van collectieve ongenoegens onder minderheidsgroepen. Wel speelt collectief ongenoegen met minderheidsgroepen een kleine rol bij de segregatie van blanke Nederlanders.

INACTIE

Niet iedereen die ongenoegen ervaart, zal de straat opgaan om te protesteren. Mensen zijn boos maar uiten hun ongenoegen niet via demonstraties, niet door het schrijven van boze brieven, er zijn geen noemenswaardige veranderingen in stemgedrag of wat dan ook. Dit hoeft niet te betekenen dat mensen apathisch, moedeloos of onverschillig zijn. In veel gevallen zullen mensen een overweging maken waarbij ze ervoor kiezen om niet te protesteren. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Mensen kunnen besluiten dat het zinloos is, ze kunnen besluiten zich te schikken of zich neer te leggen bij de situatie zoals deze is. We bespreken deze vormen van “niet-gedrag” hier onder de uit het Engels afgeleide term “inactie”. We kiezen voor deze term omdat het niet de verwarrende connotaties heeft van vergelijkbare concepten als “apathie”, “non-actie” of “niets doen”. We menen onder deze term het brede en diffuse onderzoeksgebied het beste te kunnen duiden en we zullen hieronder verder ingaan op de definitie van inactie.

Dat het belangrijk is om te kijken naar de relatie tussen ongenoegen en inactie wordt duidelijk als we becijferen hoe zeldzaam verschillende vormen van collectieve actie zijn. Ongenoegen leidt slechts in een kleine minderheid van gevallen en bij een minderheid van de bevolking tot een zichtbare reactie die uitmondt in gedrag. Een groot telefonisch onderzoek onder een representatieve steekproef van Amerikaanse burgers laat zien dat respondenten in de twee jaar daarvoor niets (44,6%) of uitsluitend via donaties aan instellingen (45,8%) iets hebben gedaan. Slechts 9.6% van de respondenten heeft meegedaan aan enige vorm van protest.223 De Eurobarometer biedt een iets nauwkeuriger beeld van politieke participatie in Nederland vergeleken met het EU gemiddelde. In Nederland blijkt men nog minder te porren om de straat op te gaan dan elders (zie figuur 8).

85

Figuur 8: verschillende vormen van politieke participatie in Nl vergeleken met Eu25-gemiddelde (European Social Survey, 2012)222

Eurobarometer onderzoek van 2006 constateerde dat Nederlanders weliswaar hun mening graag kenbaar maken via online forums (21.2% vs. een EU gemiddelde van 13.4%), maar in de drie voorgaande

jaren protesteerde slechts 8.6% (tegen een EU gemiddelde van 19.5%). De recentere gegevens van

2012 laten zien dat ook in dat jaar actieve vormen van protest beneden het EU gemiddelde lagen.

EU25 gemiddelde NL 0 10 20 30 tekent

86

2 \4 \1

INACTIE

Men zou inactie als het tegenovergestelde van actie kunnen zien. In deze benadering is het ontbreken van bepaalde factoren, of een onvoldoende sterke invloed daarvan, een voorspeller van inactie .224

Een klassieke manier om naar inactie te kijken, is door middel van rationele modellen waarin gedrag voortkomt uit een kosten-batenanalyse. We bespreken hier twee vooraanstaande benaderingen: de prospect theory en speltheoretische benaderingen. Speltheoretische benaderingen hebben de beperking dat enkel gekeken wordt naar de kosten en baten op basis waarvan een rationeel individu handelt—men negeert de collectieve dimensie van actie.225 In deze benadering zijn er verschillende afgeleiden van het Prisoner’s Dilemma die collectieve actie als een collectief-belangdilemma zien: investeert een individu zijn tijd en moeite door te protesteren voor een collectief doel terwijl hij of zij daar zelf niet veel bij wint? of zal iemand erop vertrouwen dat anderen wel actie ondernemen waar vervolgens van geprofiteerd kan worden (free riding226). Inactie komt in deze benadering voort uit een kosten-batenanalyse met verschillende factoren die van invloed zijn op het wel of niet investeren van een individu.

Prospect theory gaat uit van eenzelfde individualistische benadering waarin mensen kosten en

baten afwegen om tot een bepaalde keuze te komen.227 Van belang hierbij is of mensen de uitkomsten zien als winst of verlies, waarbij mensen meer risico nemen om verlies te vermijden boven een rationeel vastgesteld niveau. Deze theorie is onder meer gebruikt voor het verklaren van keuzes van “rebellen” (mensen die steun verlenen aan gewelddadig verzet). Of men de uitkomsten van dergelijk geweld ziet als winst of verlies zou van invloed zijn op de keuze om wel of niet mee te doen aan risicovol gewelddadig verzet.228 Op basis van interviews met mensen in Noord-Ierland en de Palestijnse gebieden wordt dit proces verder geduid. Mensen kiezen voor gewelddadige “rebelse” acties als men verliezen wil voorkomen. Ten opzichte van niet-supporters van rebelse acties hechten supporters een groter belang aan territoriale zaken waarmee de identiteit als zelfstandig land uitgedrukt wordt.229

De rationele benadering biedt een eerste aanknopingspunt om te kunnen verklaren waarom mensen collectief wel of geen actie ondernemen: als de kosten groter zijn dan de baten zullen zij gemiddeld genomen niet in actie komen. Nu blijkt dat mensen zelden een weloverwogen kosten-baten-analyse maken. Meestal maakt men inschattingen van hoe effectief een bepaalde actie zou zijn. Ook wordt in deze benaderingen geen enkele andere oorzaak van inactie overwogen: er is geen notie dat andere factoren dan rationele calculaties een rol zouden kunnen spelen bij inactie.

Deze effectiviteit is inderdaad slechts een van drie belangrijke voorspellers van collectieve actie (zie paragraaf 2.1.2.), volgens een meta-analyse van sociaalpsychologische predictoren van collectieve

87

2 \4 \2

actie.230 Effectiviteit is evenmin de belangrijkste factor die meespeelt. Inactie is het gevolg van drie factoren: een ervaren gebrek aan effectiviteit, maar ook van het ontbreken van gedeelde identiteit of van gevoelens van onrecht spelen een belangrijke rol.

De conclusies uit onderzoek naar protest en demonstreren worden bevestigd door verkiezingsonderzoek. De redenen dat mensen geen stem uitbrengen tijdens nationale verkiezingen

(non-voting) zijn recent onderzocht in een grote meta-analyse.231 Dit onderzoek wijst uit dat er verschillende demografische voorspellers zijn van non-voting: een lage leeftijd, politieke desinteresse en geringe media-aandacht verlagen alle de kans dat iemand een stem uitbrengt. Psychologische variabelen die een lage opkomst voorspellen, zijn een lage identificatie met politieke partijen en een lage perceptie van de effectiviteit van politiek. omgekeerd zijn identificatie en effectiviteit dus goede voorspellers van een hoge opkomst—interessant, omdat dit tevens twee van de drie sterke voorspellers zijn van protest.232 Van belang is ten slotte om op te merken dat een lage opkomst ongerelateerd is aan vertrouwen in instituties, lidmaatschap van vakbonden, geslacht of beroep. Maar zoals gezegd is een nadeel van al deze benaderingen dat ze aannemen dat inactie voortkomt uit een gebrek aan actie. Maar mensen die boos zijn op de politiek stemmen niet louter op protestpartijen. Een groot deel van hen zal ervoor kiezen om de politiek de rug toe te keren: zij brengen hun stem niet uit. We zullen op zoek moeten naar een striktere definitie van inactie om te weten welke factoren een rol spelen bij zulke bewuste keuzes.