• No results found

DE-ESCALERENDE INTERVENTIE: GERICHT EN PROPORTIONEEL

Ondanks alle voorbereiding en preventie zullen ongetwijfeld situaties ontstaan waarin ingrijpen noodzakelijk is. De politie kan tijdens een demonstratie constateren dat de dichtheid van bezoekers zodanig is dat mensen in de verdrukking dreigen te komen. Een kleine groep demonstranten maakt zich schuldig aan geweld of vernieling. Er worden leuzen gescandeerd die kwetsend of beledigend zijn. Uitgangspunt bij interventies in dit soort situaties is dat deze gedifferentieerd worden uitgevoerd, zodanig dat het de bron van het probleem aanpakt (en soms ook isoleert), zonder nadelige gevolgen voor onderlinge verhoudingen en sociale relaties met omstanders. Problemen ontstaan dikwijls slechts met een zeer kleine deelgroep. Ze kunnen escaleren door ongedifferentieerde reacties tegen de hele groep en door disproportionele repressie.374

4 \5

133

De politie hoeft zich dus niet te beperken in de middelen die ze inzet. Integendeel, het welslagen van dit beleid zal afhangen van zeer alert en attent politiewerk, waarbij men problemen vroegtijdig signaleert en tijdig ingrijpt. Maar de manier van ingrijpen luistert nauw en vereist een goede analyse van de aard van het probleem en moet proportioneel zijn.

Als het mogelijk is om bij incidenten samen met de organisatoren te interveniëren, bijvoorbeeld door het onwenselijke gedrag te ontmoedigen of bij te sturen, of door te onderhandelen bij problemen die rijzen, dan is dit een elegante oplossing die de kans op conflict met demonstranten sterk verkleint. Is dit niet mogelijk, dan is het zaak dat de interventie gepaard gaat met goede communicatie en uitleg waarom de politie op deze wijze handelt. Als demonstraten begrijpen wat de politie beoogt, dan is de kans op escalatie door misverstanden klein.

Als voorbeeld van repressie die contraproductief is, wijzen we naar de casus Turkije, waar de politie in de eerste dagen van het protest in Istanbul traangas en –projectielen inzette als ongedifferentieerd en disproportioneel instrument tegen vreedzame demonstranten. Daarmee vervreemdde de politie niet alleen deze personen van zich, het wekte de verontwaardiging van een zeer groot deel van de bevolking en dit speelde onmiskenbaar een rol in het ontketenen van een maand van massale demonstraties. Het effect van deze eerste disproportionele acties lijkt dan ook tegengesteld aan het vermoedelijke doel om vreedzame demonstranten uit de openbare ruimte te weren. De tactiek die de politie later in de maand juni toepaste was effectiever: ze blokkeerde de toegangswegen tot de stad en de protestlocaties. Maar vermoedelijk was de meest effectieve manier geweest om de oorspronkelijke 50 demonstranten in Gezi park, in goed overleg, hun gang te laten gaan.

SAMENVATTING

In dit hoofdstuk kwamen enkele principes ten aanzien van preventie en de-escalatie naar voren die zowel in de wetenschap als in de praktijk brede steun vinden. We benadrukten de noodzaak om kennis op te bouwen over verschillende groepen, met name over de relaties tussen en binnen groepen. Vervolgens moeten sociale relaties en dialoog onderhouden worden. Een van de doelen van dialoog is om morele commotie te signaleren—men kan alert zijn op emoties die een goede voorspeller blijken van protest en escalatie. Goede communicatie is essentieel, net als het faciliteren van legitieme doelen. Mocht er toch noodzaak zijn tot ingrijpen, dan dient dit gericht en proportioneel te zijn.

H5:

135

In dit hoofdstuk maken we de balans op van het voorgaande en geven we antwoord op de in de Inleiding gestelde onderzoeksvragen. We beginnen met enkele algemene observaties. In Hoofdstuk 1 maakten we een onderscheid tussen individuele, groepgebaseerde en collectieve ongenoegens, en onderscheidden daarbij verschillende emoties die men onder de noemer ongenoegen kan scharen. Individuele en collectieve ongenoegens hebben heel andere consequenties.

Individueel ongenoegen leidt doorgaans niet tot collectief protest of conflictgedrag. individueel ongenoegen leidt wél tot allerhande vormen van individueel gedrag om verbetering te zoeken of nood te ledigen. Daaronder vallen onder meer pogingen om de huidige situatie te ontvluchten (zoals migratie) en ook criminaliteit. Deze gedragsvormen zijn indirect relevant voor collectief gedrag. We bespraken hier in de voorgaande hoofdstukken enkele voorbeelden van: tijdens plunderingen handelt een deel van de massa op basis van opportunistische, individuele motieven. Ook migratie is doorgaans gemotiveerd door individuele kosten/baten analyses, waarin ongenoegens een rol spelen. Maar hoewel dit gedrag collectieve consequenties heeft, gaat het in wezen om individuele reacties op een collectieve omstandigheid.

Collectief ongenoegen leidt daarentegen wel tot een aantal vormen van collectief gedrag, in de zin dat groepsleden onderling gecoördineerd gedrag vertonen en een zekere mate van (zelf)organisatie zichtbaar is. Collectief ongenoegen verwijst naar de gevoelens die men namens een hele groep ervaart, in de overtuiging dat wij boos zijn, minachting voelen of walgen van hen. Ook al is een minderheid van groepsleden hiervan overtuigd, voor hen blijkt dit soort gevoelens een impuls om te protesteren en (in de zeldzame situaties dat het gebeurt) legitimeert het collectief geweld. We noemden in Hoofdstuk 1 tevens een derde vorm van ongenoegen: groepsgebaseerd ongenoegen. In deze situatie ervaart een individu ongenoegen namens een bepaalde groep, maar dit gaat niet gepaard met de beleving dat wij boos zijn. Dit kan zijn omdat het individu van mening is dat anderen deze emotie niet delen, of omdat het individu zich een buitenstaander voelt.

Collectief ongenoegen zal slechts in bepaalde situaties deze effecten hebben; vaak zoekt het een andere uitweg. Collectief gedrag ontstaat alleen als men de gelegenheid heeft om dit te ontplooien. Als de middelen ontbreken, een geschikt doelwit ontbreekt, het probleem onoplosbaar lijkt of collectieve actie onverenigbaar is met gangbare levensovertuigingen, dan zoekt men een andere oplossing voor de ervaren collectieve emoties.

In veel situaties is er overduidelijk reuring of commotie (duidend op sterke emoties), zonder dat er noemenswaardig collectief gedrag volgt.375 Het uiten van emotie is vaak een doel op zich. Men probeert, naar aanleiding van een emotioneel incident, de groepsgebaseerde emoties die men

136

erover voelt te delen. Daarbij zal men doorgaans verwachten dat anderen instemmen en dat er consensus is over de interpretatie van het incident. Indien dat zo is (of lijkt te zijn), zal het de gedeelde sociale identiteit en groepsnormen bekrachtigen.376 Vaak is dat voldoende. Zo’n uiting van collectieve emoties kan de vorm aannemen van collectief gedrag (een stille tocht), maar men kan deze behoefte ook prima bevredigen door er “gewoon” met anderen over te communiceren,

face-to-face of via sociale media, of door een facebookpagina te “liken”.377 Als men hiermee kan concluderen dat de “ingroep” vaststelt dat X of Y onacceptabel is, dan is het doel bevredigd. Na deze algemene constateringen kunnen we overgaan tot het beantwoorden van de vragen die in dit rapport centraal staan. In elk van de volgende paragrafen staat een onderzoeksvraag centraal.

HOE LEIDT ONGENOEGEN TOT GROOTSCHALIGE PUBLIEKE