• No results found

GEMOTIVEERDE INACTIE

Wanneer kan gesproken worden van collectieve inactie ten opzichte van een grijs gebied waarin verschillende mensen, al dan niet collectief, niets doen? een verschil kan gemaakt worden aan de hand van motivatie: inactie als gemotiveerd gedrag onderscheiden wij hier van de eerder genoemde niet-gemotiveerde gedragstoestand van inactie als “niets doen” of apathie. Wij hanteren hiervoor een inkadering die ontleend is aan argumentatie over verantwoordelijkheid in de morele filosofie: collectieve inactie kan pas als zodanig onderscheiden worden als er sprake is van een vorm van organisatie onder meerdere mensen en, belangrijker, er moet sprake zijn van mensen in deze groep die een beslissing kunnen nemen over hoe te handelen, maar dit nalaten.233 Collectieve inactie bestaat in deze opvatting dus bij de gratie van het feit dat collectieve actie een reëel alternatief was. In deze opvatting moeten er dus aanwijsbare factoren zijn die ervoor zorgen dat een groep mensen geen actie onderneemt terwijl dit wel een mogelijkheid zou zijn.

Uit de inzichten van filosofen kan dus worden afgeleid dat inactie een interessant fenomeen kan zijn. Maar er is nog geen uitgebreide literatuur over dit onderwerp. Er zijn slechts enkele empirische onderzoeken, alle van recente datum, die een eerste poging deden om het fenomeen inactie iets te ontrafelen en de processen erachter inzichtelijk maken.

88

Het type dreiging

Een nuttige achtergrond bij dit onderzoek is de gedachte dat collectieve actie gezien kan worden als een coping-strategie, in reactie op een bepaalde dreiging.234 Het idee is eenvoudig: als een groep een gezamenlijke dreiging ervaart dan probeert men daar samen een oplossing voor te vinden. Maar niet alle typen dreigingen lenen zich even goed voor het vinden van een oplossing.

Empirisch onderzoek bevestigt dat de interpretatie van het type dreiging een sterke invloed heeft op de hoeveelheid en het soort collectieve actie dat volgt.235 Als de dreiging bijvoorbeeld bestaat uit een moreel verwijt dat de groep niet kan verhelpen, dan roept dit afweer op. Dergelijke afweer is een defensieve impuls (verontwaardiging over de valse beschuldiging) die daarom juist niet tot gedragsverandering zal leiden—een vorm van gemotiveerde inactie met andere woorden. Als dezelfde kritiek echter wordt ervaren als bedreiging van de competentie van de groep dan zien we juist meer collectieve actie: men mobiliseert om het probleem aan te pakken.

Ter illustratie van de invloed van het type dreiging op de mogelijkheid om actie te ondernemen kunnen we tevens wijzen op de Groningse reactie op de aardbevingen in het Noorden van deze provincie. De bevingen beroeren al jaren de gemoederen. Toch was er weinig sprake van collectieve actie. Dat zou bijvoorbeeld kunnen komen omdat de bevingen lange tijd werden gezien als een onafwendbaar en onvoorspelbaar probleem: de relatie met gaswinning was onduidelijk. De achtergrond van het als onafwendbaar zien van het probleem kan vele vormen aannemen: die bevingen zijn begonnen en de natuur laat zich niet afstoppen, Nederland kan niet zonder gas en dus gaat het door, of de politiek luistert toch niet naar ons. In al deze situaties is het een rationele conclusie dat men er toch niets aan kan doen. Het gevolg is dat men zich richt op het reduceren van negatieve emoties (ook wel “emotiegerichte coping” genoemd).

Voor de buitenwereld lijkt deze emotiegerichte coping een vorm van inactie. Maar men handelt wel degelijk: men bezoekt de huisarts, slikt antidepressiva en slaapmiddelen, volgt een cursus mindfulness of yoga. Heel ander gedrag is te verwachten als men de bevingen ziet als een direct gevolg van de bewuste keuzes van een cynische en geldbeluste coalitie van NAM en rijksoverheid, als men denkt dat stoppen met gaswinning de veiligheid herstelt. Men heeft een doelwit en richt zich op het wegnemen van de waargenomen oorzaak van het probleem (dit noemt men “probleemgerichte coping”).

levensovertuiging en ideologie

Bepaalde ideologieën en overtuigingen stimuleren actie, andere stimuleren inactie. Marxisme bevat een ideologische visie op maatschappelijke verhoudingen tussen een overzichtelijk aantal groepen, waarbij het benadrukt dat de meeste van deze groepen worden uitgebuit. Het liberalisme in radicale

89

vorm bestrijdt daarentegen het idee dat zulke grote groepen enige relevantie hebben (zoals Thatcher het uitdrukte in 1987: “de samenleving bestaat niet. Er zijn individuele mannen en vrouwen en gezinnen.”) Het is een gangbare gedachte dat een meer marxistische zienswijze de solidariteit en collectieve actie zou bevorderen, terwijl een liberale zienswijze het individualistisch handelen en collectieve inactie bevordert. We zijn niet bekend met systematisch onderzoek dat deze hypothesen op een overtuigende wijze toetst.236

Binnen de psychologie is echter wel enig onderzoek naar de invloed van ideologische overtuigingen op actiebereidheid. Bepaalde overtuigingen kunnen worden gezien als rechtvaardiging van de status quo. Daar zijn de eerder genoemde ideologieën zonder meer onderdeel van. Maar er zijn ook overtuigingen die het bestaan van sociale verschillen verklaren of zelfs aanmoedigen.237

Sommige hebben de sterke overtuiging dat de wereld rechtvaardig is (zogenaamde “just world

beliefs”), andere denken dat hard werken altijd beloond wordt (meritocratie). Dergelijke overtuigingen

dempen de verontwaardiging over misstanden.238 Ze leiden tot inactie omdat mensen die dit soort overtuigingen hebben sociale ongelijkheid en andere misstanden niet onrechtvaardig vinden, waardoor de actiebereidheid ook minder is.239

Het gevolg van overtuigingen dat de wereld fundamenteel rechtvaardig is, is dat mensen de aanname maken dat “alles uiteindelijk goed gaat komen”.240 Het is met name het idee dat alles uiteindelijk toch wel goed komt, dat ervoor zorgt dat collectieve actie overbodig lijkt. Zo liet onderzoek onder Nederlandse studenten zien dat bezuinigingen en studieboetes geen aanleiding zijn voor protest en demonstraties als deze studenten een sterk geloof in een rechtvaardige wereld hebben. Als dat geloof er is, dan meent men dat het onnodig is om in actie te komen.241

Sociale structuur, protestcultuur en protestorganisaties

In het bovenstaande stuk is een aantal psychologische predictoren voor collectieve inactie besproken. Meer sociaal-structurele verklaringen van inactie zijn ook te geven. In Israël was er tot laat in de jaren 1980 bijvoorbeeld nauwelijks sprake van sociale collectieve actie door vrouwen ten aanzien van vrouwenrechten.242 In haar verklaringen voor deze inactie bespreekt Moore de rol van een gebrek aan ideologisch pluralisme, formele religie en de bijbehorende traditionele “value orientations” en de invloed van masculiene nationale instituties zoals de politie en het leger. Moore’s onderzoek laat zien dat deze brede, maatschappelijke factoren van invloed waren op de genderidentiteit en vervolgens het achterwege blijven van sociale acties.243

Een andere verklaring op macroniveau kan gevonden worden in de traditionele protestwijzen van landen of subgroepen. Bepaalde landen als Italië, Spanje of frankrijk hebben een gemiddeld hoog niveau van activisme, terwijl andere landen waaronder Nederland al tijden lang een zeer laag

90

niveau kennen.244 Waar in nederland een conflict aanleiding is voor een gesprek, zal in Frankrijk de eerste reactie een publieke manifestatie of staking zijn. Waar in frankrijk het idee leeft dat overheden pas luisteren als velen de straat op gaan, bestaat in Nederland het idee dat overheden negeren wat zich op straat afspeelt.

De verklaring voor dit soort grote internationale verschillen wordt soms gezocht bij de “protestcultuur” van een land of subgroep.245 Dergelijke cultuur wordt vaak gekoppeld aan nationale stereotypen. Zo zouden Nederlanders een van nature vredelievend en tevreden volk zijn—oproer komt zelden voor. Historisch onderzoek wijst echter uit dat, bij nader inzien, welvarende tijdperken als de Gouden Eeuw enkele zeer activistische periodes kenden. Ook in de recente geschiedenis was Nederland bijzonder roerig, bijvoorbeeld tijdens de “stadsoorlog” tussen krakers en politie in de jaren ’80. Het is onwaarschijnlijk dat gedurende dergelijke roerige periodes de volksaard radicaal verandert. Veel waarschijnlijker is dat we hier te maken hebben met periodes waarin men een nieuw handelingsrepertoire ontwikkelt. Om de tafel zitten werkt niet of wil men niet, geweld wordt gezien als legitiem en effectief. Een decennium later is het andersom: de poldercultuur is normatief geworden, geweld wordt gezien als kwalijk.246

Zo’n verspreiding van een bepaalde methode van actie voeren is een veel voorkomend fenomeen.247 Zo vonden op verschillende plaatsen in Amerika en Europa “indignados-” en “Occupyprotesten” plaats in 2011. Hoewel er uiteraard onderlinge verschillen waren, was het opvallend hoezeer de methoden van deze verschillende protesten overeenkwamen: men wilde geweldloos pleinen bezetten, een tentenkamp oprichten, forums organiseren waarin men discussieert over verandering van democratie of bestuur.248 Als voorbeelden van actie wereldwijd worden gekopieerd, zou dit evenzeer kunnen gelden voor vormen van inactie. Wellicht kan dit het opmerkelijk lage niveau van activisme gedurende de jaren ’90 verklaren.

Ten slotte is van belang om te wijzen op de mogelijkheid dat inactie optreedt door het gebrek aan infrastructuur en protestorganisaties die bereid zijn om actie te ondernemen op basis van het ongenoegen dat opbloeit. Postmes et al. bespreken de onlusten die in 2010 en 2011 op verschillende plaatsen in Europa uitbreken als gevolg van de bezuinigingen.249 In veel landen wordt het onrustig, maar in Ierland niet: daar vindt eenmalig een grote demonstratie plaats, verder blijft het kalm. Men zou kunnen denken dat dit komt omdat Ieren (net als Nederlanders) een buitengewoon vreedzaam volk zijn, maar vanaf de zomer van 2012 gaan zeer veel Ieren wél de straat op als een vrouw overlijdt na een illegale abortus. Het blijft een half jaar onrustig in Dublin door massale protesten van voor- en tegenstanders. Bij het verklaren van deze tegenstelling (geen economisch protest, wel abortusprotest) wordt onder meer gewezen op de geschiedenis van activisme in Ierland. Religie speelde een centrale rol in de politieke afscheiding van het Verenigd Koninkrijk en

91

2 \5

2 \4 \3

verschillende organisaties richtten zich tegen de regering in Londen. Sinds die afscheiding zijn religieuze onderwerpen als abortus niet minder van belang geworden en verschillende organisaties bleven (ook binnen Ierland) strijdlustig. Voor de economische tegenslag en de snoeiharde bezuinigingen bleek echter geen “infrastructuur” te bestaan: organisaties of bewegingen om tegen de eigen regering actie te voeren, waren er nauwelijks.