• No results found

In dit hoofdstuk zal de onderzoeksmethodologie worden uiteengezet. Achtereenvolgens zullen de volgende onderwerpen worden behandeld: de uitgangspunten van het onderzoek, de data en methoden, de meetbaarheid van earnings management, de meetbaarheid van de grootte van de RvC, de meetbaarheid van de financiële expertise van de RvC, de controlevariabele en tenslotte de hypotheses.

3.1 Uitgangspunten onderzoek

Middels dit onderzoek zal aan worden getoond in welke mate de grootte van de RvC en de aanwezigheid van financiële expertise binnen de RvC van invloed is op earnings management en dan specifiek gericht op de accounting policy met betrekking tot de gehanteerde parameters (jaarlijkse huurstijgingen en jaarlijkse lastenstijgingen) bij de waardering van materiële vaste activa in exploitatie bij woningcorporaties in Overijssel.

In dit onderzoek is ervoor gekozen om het onderzoek te beperken tot de woningcorporaties in Overijssel. De achterliggende redenering is dat organisaties die in een relatief klein geografisch gebied opereren, dit onder dezelfde omstandigheden zouden moeten kunnen doen. Doordat de doelstelling van alle woningcorporaties hetzelfde luidt, namelijk sociale huisvesting, en het aanbod ongeveer gelijk is, zou mijns inziens verwacht mogen worden dat er concurrentie is tussen de woningcorporaties onderling. Deze concurrentie zal ervoor zorgen dat woningcorporaties op basis van bedrijfseconomische redenen handelingen uitvoeren. Dit heeft de volgende impact op de parameters die in dit onderzoek centraal staan:

De jaarlijkse huurstijgingen

Voor de huurstijgingen zal dit ertoe leiden dat verwacht mag worden dat de huurders zullen kiezen voor de woningcorporatie waar zij periodiek de minste huur verschuldigd zijn. De jaarlijkse (variabele) lastenstijgingen

Voor de (variabele)lastenstijgingen zal dit betekenen dat woningcorporaties voor het onderhoud aan hun verhuurde woningen zullen kiezen voor het bedrijf dat de werkzaamheden voor de laagste prijs cq. de beste prijs/kwaliteitsverhouding uit wil voeren. Gezien het feit de woningcorporaties in hetzelfde geografische gebied opereren is het voor iedere woningcorporatie mogelijk om, behoudens uitzonderingen, nagenoeg voor dezelfde laagste prijs cq. beste prijs/kwaliteitsverhouding onderhoud uit te laten voeren. Voor de overige variabele lasten, zoals verzekeringen, belastingen en overige uitgaven, zal hetzelfde principe gelden.

Het disconteringspercentage

Op basis van de uitgangspunten van het onderzoek mag verwacht worden, gezien het feit dat woningcorporaties in hetzelfde geografische gebied opereren en dezelfde munteenheid hanteren, dat de verwatering van de waarde van het geld gelijk zal zijn.

3.2 Data en methoden

Dit onderzoek zal worden uitgevoerd met data uit de financiële jaarverslagen 2009 van woningcorporaties uit Overijssel. Het aantal woningcorporaties in Overijssel in 2009 bedraagt, op basis van de website van het CFV, 31. Deze woningcorporaties zullen, voorzover de benodigde informatie beschikbaar is, onderdeel van dit onderzoek uitmaken.

3.3 Meetbaarheid earnings management (afhankelijke variabele)

Earnings management zal worden gemeten aan de hand de gehanteerde parameters voor de bedrijfswaardeberekening van materiële vaste activa in exploitatie bij de woningcorporaties in Overijssel. Het gaat hierbij om earnings management op basis van accounting policy.

In dit onderzoek wordt gekeken naar de procentuele jaarlijkse huurstijgingen, de procentuele jaarlijkse lastenstijgingen, onderverdeeld naar onderhoudslasten en overige (variabele) lasten en het disconteringspercentage in jaar 1e, 3e en 5e jaar volgend op het verslagjaar. Dit aangezien vanaf het zesde jaar de parameters zijn voorgeschreven door het WSW en voor de eerste 5 jaren het corporatiebeleid leidend is. Aangezien het feit de jaarlijkse stijging van onderhoudslasten is voorgeschreven door het WSW en deze niet in ieder jaarverslag expliciet worden genoemd zal deze parameter niet worden meegenomen in het onderzoek. Het disconteringspercentage, dat eveneens is voorgeschreven door het WSW, wordt wel in het onderzoek meegenomen, omdat deze parameter van cruciaal belang is voor de uiteindelijke bedrijfswaarde. Uit inventarisatie blijkt dat een aantal woningcorporaties toch afwijken van het voorgeschreven disconteringspercentage.

Parameter Jaar 1 - 5 Vanaf jaar 6

Jaarlijkse huurstijging Corporatiebeleid Maximaal 2,25%

Jaarlijkse stijging onderhoudslasten 3,25% 3,25%

Jaarlijkse stijging overige variabele lasten Corporatiebeleid Minimaal 2,25%

Disconteringsfactor 6,00% 6,00%

Tabel III: Door WSW vastgestelde parameters voor verslagjaar 2009

Woningcorporaties dienen de gehanteerde parameters bij de waardering van de materiële vaste activa in exploitatie te vermelden in de jaarrekening, dat onderdeel uitmaakt van het jaarverslag.

3.4 Meetbaarheid grootte Raad van Commissarissen (onafhankelijke variabele)

Uit eerder onderzoek is gebleken dat er geen eenduidige relatie is tussen de grootte van de RvC en de kwaliteit van het verslaggevingsproces (lees: beïnvloeding van het verslaggevingsproces door de RvC). Zo is door onder andere Xie et al (2003), Dalton et al (1999) en Felo et al (2003) aangetoond dat er een positieve relatie is tussen beide variabelen. Jensen (1993), Goodstein et al (1994), Beasley (1996) en anderen hebben daarentegen aangetoond dat er een negatieve relatie tussen de grootte van de RvC en de kwaliteit van het verslaggevingsproces bestaat.

In deze onderzoeken is de grootte van de RvC gemeten aan de hand van het aantal leden van de RvC. In dit onderzoek zal de grootte van de RvC worden bepaald op basis van het aantal zittende leden ultimo 2009 die vermeld worden in het jaarverslag. Commissarissen die in 2009 hun functie hebben neergelegd zullen niet worden meegeteld, omdat zij geen invloed uitoefenen op de het verslaggevingsproces over verslagjaar 2009 en daarmee eveneens geen invloed uitoefenen op de gehanteerde parameters voor de bedrijfswaardeberekening.

3.5 Meetbaarheid financiële expertise Raad van Commissarissen (onafhankelijke variabele)

De financiële expertise van de RvC zal worden gemeten aan de hand van de toelichting van de leden van de RvC in het jaarverslag. In het jaarverslag dient de RvC, zoals weergegeven in ‘subparagraaf 2.2.3: Rol en taakopvatting RvC’, namelijk opgave te doen van beroep en (neven)functies van de commissarissen. Een commissaris wordt als financieel expert beschouwd indien de commissaris:

 Een beroep uitoefent of heeft uigeoefend waarvan verwacht mag worden dat daar financiële expertise voor benodigd is (bijv. wel financiële expertise: accountant, geen financiële expertise: hoogleraar onderwijskunde); of

 Een financiële (neven)functie uitoefent of heeft uitgeoefend; of

 Een financiële opleiding volgt of heeft gevolgd (indien dit wordt vermeld in het jaarverslag) Om dit onderzoek uit te voeren en vergelijkbaarheid tussen de woningcorporaties mogelijk te maken zal de aanwezigheid van financiële expertise worden weergegeven in relatie tot de totale omvang van de RvC.

3.6 Controlevariabele

In dit onderzoek wordt tevens een controlevariabele meegenomen. Dit wordt gedaan om te onderzoeken of de relatie die tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele wordt gevonden niet wordt veroorzaakt door een andere variabele. Als controlevariabele wordt het aantal

verhuureenheden van een woningcorporatie meegenomen. In dit onderzoek staat de relatie tussen de samenstelling van de RvC en earnings management centraal. Er mag verwacht worden dat wanneer een woningcorporatie groter is, het aantal leden van de RvC ook groter is.

Het aantal verhuureenheden zal worden bepaald aan de hand van informatie uit het jaarverslag 2009 van de woningcorporaties. In deze jaarverslagen worden kengetallen verantwoord. Onderdeel van deze kengetallen vormt het aantal verhuureenheden.

3.7 Hypotheses

Om de relatie tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen te toetsen zijn een aantal hypotheses opgesteld.

Op basis van empirisch onderzoek, zie ‘paragraaf 2.5: Empirisch onderzoek corporate

governance en earnings management’, blijkt dat er zowel positieve als negatieve relaties worden gevonden voor de grootte van de RvC in relatie tot earnings management.

Op basis van de aanname dat managers een zo goed mogelijk resultaat willen presenteren en daarmee de materiële vaste activa in exploitatie zo hoog mogelijk willen waarderen, met als gevolg dat voor de jaarlijkse huurstijgingen een hogere parameter wordt gehanteerd en dat voor de jaarlijkse lastenstijgingen een lagere parameter wordt gehanteerd, zijn de volgende hypotheses opgesteld:

Hypothese 1: Een grotere RvC leidt tot een grotere jaarlijkse huurstijging Hypothese 2: Een grotere RvC leidt tot een kleinere jaarlijkse lastenstijging

In ‘paragraaf 2.5: Empirisch onderzoek corporate governance en earnings management’ wordt ook beschreven dat wanneer de mate van financiële expertise binnen de RvC hoger is, dat de kans groter is dat misleidende boekingen of transacties onderkend worden. Dit leidt tot de volgende hypotheses inzake de mate van financiële expertise van de RvC:

Hypothese 3: Een grotere mate van financiële expertise van de RvC leidt tot een lagere jaarlijkse huurstijging

Hypothese 4: Een grotere mate van financiële expertise van de RvC leidt tot een hogere jaarlijkse lastenstijging

De uitkomsten van deze toetsen zullen inzicht moeten geven in het verband dat bestaat tussen de grootte van de RvC en de mate van financiële expertise van de RvC met de keuze voor de