• No results found

Empirisch onderzoek corporate governance en earnings management

2.  Theoretisch kader

2.5  Empirisch onderzoek corporate governance en earnings management

In deze paragraaf zal de koppeling en relatie tussen de twee belangrijkste begrippen in mijn onderzoek plaatsvinden. Op basis van reeds uitgevoerde wetenschappelijke studies, experimenten en onderzoeken zal een inzicht worden gegeven van de relatie tussen de RvC en earnings management.

2.5.1. Empirisch onderzoek corporate governance

Er is reeds onderzoek gedaan naar de grootte en samenstelling van de RvC van organisaties. Anderson et al (2004) geeft aan dat de belangrijkste taak van de RvC het monitoren, evalueren en disciplineren van het management van de organisatie is. Misschien is de meest belangrijke verantwoordelijkheid wel het toezien op de financiële verslaggeving.

DeFond and Jiambalvo (1994) en anderen komen in hun onderzoek tot de conclusie dat één van de meest belangrijke factoren die de integriteit van het financiële verslaggevingsproces beïnvloeden de RvC is. De RvC is onder andere belast met het toezien en disciplineren van het management.

Brickley et al (1994) hebben bewijs gevonden dat effectieve governance en het presteren van organisaties toenemen naar mate de RvC onafhankelijker opereert. Klein (2002a) heeft in zijn onderzoek aangetoond dat met ingevoerde voorschriften, door de belangrijkste beurzen, een minimum van drie onafhankelijke commissarissen in de auditcommissie suggereert dat de onafhankelijkheid van de RvC en de grootte van de RvC integrale factoren zijn voor organisaties voor het leveren van betekenisvolle financiële rapporten. Carcello and Neal (2000) onderschrijven dit door de door hen gevonden relatie tussen grotere onafhankelijkheid van audit

committees en de kwaliteit van financiële rapporten. 2.5.2 Empirisch onderzoek earnings management

Er is ook al veel onderzoek gedaan op het gebied van earnings management. Healy (1985) was één van de eersten die onderzoek heeft uitgevoerd op dit vakgebied. Met zijn onderzoek heeft Healy middels de bonusplan hypothese aangetoond dat managers financiële resultaten in bepaalde gevallen sturen door het gebruik van accruals. Belangrijke begrippen zijn de cap en de bogey. De cap is de maximumwinst waarbij het management een bonus krijgt en de bogey is de minimumwinst waarbij het management een bonus krijgt. Uit zijn onderzoek blijkt dat managers, indien de winst tussen de bogey en de cap blijft, proberen om de winst te verhogen. Uit zijn onderzoek is ook gebleken dat wanneer de winst onder de bogey of boven de cap blijft, er geen positieve relatie is tussen beide variabelen. Uit onderzoek van Holthausen et al (1995) bleken dezelfde resultaten. Echter kon het gebruik van negatieve accruals niet worden bevestigd.

Burghstahler en Dichev (1997) tonen in hun onderzoek aan, dat wanneer het financiële resultaat van de organisaties rondom het nulpunt ligt, organisaties significant meer discretionaire accruals toepassen om toch boven het nulpunt uit te komen. Dit kan tevens worden toegepast in geval van een negatief resultaat om zo de discretionaire accruals in een periode van herstel te laten leiden tot een positiever resultaat.

2.5.3 Empirisch onderzoek invloed Raad van Commissarissen op earnings management 

Deze subparagraaf is opgesplitst in de twee variabelen die in dit onderzoek centraal zullen staan. Deze variabelen zullen nader worden toegelicht in ‘hoofdstuk 3 methodologie’.

Onder andere Dechow et al (1996) hebben in hun onderzoek aangetoond dat er een relatie is tussen de samenstelling van de RvC en manipulatie van accountinginformatie. Klein (1998, 2002) bewijst in zijn onderzoek dat het aantal leden van de RvC invloed heeft op de commissietaken en het monitoren door de RvC.

Onder andere Klein (2002) heeft de belangrijkheid van het monitoren van het financiële verslaggevingsproces door de RvC aangetoond en gedocumenteerd dat er een relatie is tussen de karakteristieken van de RvC en de manipulatie van accountinginformatie.

Het blijkt ook dat de kwaliteit van de auditcommissie van invloed is op de mate van earnings management. Zo zal earnings management minder voorkomen naarmate de leden van de auditcommissie meer financiële expertise hebben, onafhankelijker zijn en een duidelijkere taakomschrijving hebben. (Bédard et al, 2004)

2.5.3.1 Grootte Raad van Commissarissen en earnings management

Uit de literatuur blijkt dat er zowel positieve als negatieve relaties zijn inzake de relatie tussen de grootte van de RvC en de kwaliteit van financiële verslaggeving. Jensen (1993) stelt dat bij boards met zeven of acht leden het functioneren wordt geschaad en de Chief Executive Officer (hierna: CEO) meer invloed heeft. Dit heeft volgens Goodstein et al (1994) te maken met het feit dat grotere RvC’s minder snel beslissingen kunnen nemen. Lipton en Lorsch (1992) wijzen erop dat hoe groter de RvC is des te minder samenhang er zal zijn binnen de RvC. Beasley (1996) heeft bij zijn onderzoek geconstateerd dat organisaties waar fraude wordt gepleegd vaak een grote(re) RvC hebben. Deze onderzoekers hebben dus aangetoond dat er een negatieve relatie is tussen de grootte van de RvC en de kwaliteit van financiële verslaggeving. Daarentegen zijn er ook onderzoekers die een positieve relatie hebben aangetoond. Xie et al (2003) geven aan dat er een relatie met de onafhankelijkheid van de RvC is. Om de onafhankelijkheid van de RvC te vergroten worden er meer onafhankelijke leden toegevoegd. Hierdoor wordt de RvC weliswaar groter, maar mag ook verwacht worden dat dit een positieve invloed heeft op het houden van toezicht. Dalton et al (1999) hebben aangetoond dat beter presterende bedrijven een grote(re) RvC hebben. Felo et al (2003) hebben een positieve relatie tussen de grootte van de RvC en de kwaliteit van de financiële verslaggeving gevonden.

2.5.3.2 Aanwezigheid financiële expertise in Raad van Commissarissen en earnings management Inzake de samenstelling van de RvC zal dit onderzoek zich richten op de financiële expertise die aanwezig is in de RvC. Felo et al (2003) spreken de verwachting uit dat de kans groter is dat misleidende financiële boekingen of transacties worden onderkend door financiële experts. In de Code Tabaksblat en de daarop volgende geactualiseerde versie is het een vereiste dat minimaal één van de leden van de RvC een financieel expert moet zijn. (Frijns, 2008) McDaniel e.a. (2002) hebben geconstateerd dat de aanwezigheid van financiële experts de focus verscherpt en zorgt voor een andere wending in de evaluatie en discussie van de kwaliteit van de financiële verslaggeving. DeZoort en Salterio (2001) ondersteunen dit middels het feit dat leden van de RvC met ervaring in accounting eerder geneigd zijn de accountant te steunen indien er een verschil van mening met het management is. Meerdere onderzoeken tonen aan dat er een relatie is tussen de mate van financiële expertise in een RvC en jaarrekeningfraude (Abbot et al, 2000). 2.5.4 Samenvatting

Op basis van empirisch onderzoek is te concluderen dat de onafhankelijkheid, de grootte van de RvC en de aanwezigheid van financiële expertise in de RvC een relatie hebben met de kwaliteit van het financiële verslaggevingsproces. Zo zijn er positieve relaties tussen de onafhankelijkheid van de RvC en de aanwezigheid van financiële expertise met de kwaliteit van het financiële verslaggevingsproces. Uit onderzoek naar de relatie tussen de grootte van de RvC en de kwaliteit van het verslaggevingsproces blijkt dat er zowel positieve als negatieve relaties zijn.