• No results found

Deel III Empirisch deel

6 Methode

6.1 Methodische overwegingen

6 Methode

In dit hoofdstuk zet ik uiteen waarom ik heb gekozen voor kwalitatief onderzoek in een casestudy (6.1). Tevens beschrijf ik hoe ik de data verzamel en analyseer (6.2)

6.1 Methodische overwegingen

Casestudie

Omdat ik de gesprekken tussen MT-leden diepgaand wil onderzoeken, er in relatie tot leren op detailniveau weinig bekend is en de gesprekken plaatsvinden in hun na-tuurlijke omgeving, is het doen van een casestudie een geschikte methode

(Verschuren & Doorewaard, 2007; Yin, 2014). Hierin maak ik gebruik van de dis-coursanalyse vanuit de discursieve psychologie. Deze past in de voor een

casestudie kenmerkende “kwalitatieve en niet voorgestructureerde maar open ma-nieren van dataverzameling” (Verschuren & Doorewaard, 2007, p. 180).

Kwalitatief onderzoek

In deze dissertatie onderzoek ik de uitingen die mensen uitwisselen in de eigen con-text. Ik bestudeer het interactionele effect dat de gesprekspartners ermee beogen in relatie tot de beperking die ze daarmee creëren om wederzijds te kunnen leren. Te-vens kijk ik wat het effect hiervan is op de uitkomst van het gesprek. Omdat de woorden die de deelnemers gebruiken situationeel zijn, is de interpretatie ervan be-langrijk om in te kunnen schatten wat de uitingen doen in het gesprek. Daarom kies ik hier voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Het voordeel van het interpreteren van gesprekken in hun natuurlijke omgeving is dat de interpretatieve kloof relatief klein is (Edwards, 2012, p. 428). Dat komt omdat de woorden van de sprekers de data zijn en omdat de interpretatie hiervan door de ontvangers ook onderdeel is van het onderzoek. “…qualitative methods are rather similar to the interpretative proce-dures we make use of as we go about our everyday life” (Van Maanen, 1979, p. 521). De hypotheses van de analist over wat een spreker met zijn uiting beoogt, wor-den onder andere getoetst met behulp van de reactie van de ontvanger.

Validiteit

In deze dissertatie heb ik een theoretisch kader opgebouwd waarin ik een verband veronderstel tussen leren en communiceren. Om dit empirisch te testen zal ik uit de casussen indirect moeten afleiden dat er een relatie is tussen leren en communice-ren. Bij dit soort indirecte afleidingen is het volgens Yin (2014) voor de kwaliteit van casestudies belangrijk ruim aandacht te besteden aan de validiteit en de betrouw-baarheid. Wat hierin helpt is het werken met meerdere methoden (methoden

6 Methode

triangulatie) en meerdere bronnen (bronnen triangulatie) (Verschuren & Doorewaard, 2007). In het ontwerp van deze casestudie heb ik hierin voorzien door:

• Gebruik te maken van gespreksmateriaal uit verschillende organisaties (bron-nen triangulatie);

• Zowel de in situ teksten van deelnemers te analyseren als een tweetal door hen geschreven casussen (methoden triangulatie);

• Terugkoppeling te doen aan de deelnemers van de eigen teksten, voorzien van mijn analyse (methoden triangulatie);

• De terugkoppeling te doen zowel in de groep als individueel (methoden trian-gulatie);

• De terugkoppeling zelf opnieuw te analyseren (betrouwbaarheid);

• Het onbepaaldheidsprincipe25 te testen (betrouwbaarheid) (zie verderop in deze paragraaf);

• De empirisch bevindingen te vergelijken met de proposities uit het theoretisch kader (betrouwbaarheid);

• De gespreksvoering van de verschillende organisaties met elkaar te vergelij-ken (externe validiteit);

• Het systeemdenken te betrekken in de analyse, waarbij observatie van ge-beurtenissen die zowel oorzaak als gevolg zijn26 de interne validiteit verhogen (methoden triangulatie).

Het diepgaand analyseren van teksten in casestudies draagt bij aan het verhogen van de validiteit (Verschuren & Doorewaard, 2007). De analyse voer ik uit met be-hulp van de discoursanalyse volgens de discursieve psychologie. Binnen deze methode worden teksten geanalyseerd om te onderzoeken op welke manier mensen interactionele problemen oplossen. Lamerichs (2003) bijvoorbeeld beschrijft in haar onderzoek de manier waarop lotgenoten op een forum over depressie zichzelf pre-senteren als depressief maar tegelijkertijd ook als competent door een bepaalde verklaring te bieden hoe de depressie heeft kunnen ontstaan. In dit onderzoek ge-bruik ik het interactionele probleem dat een spreker in een gesprek moet oplossen als middel om het gesprek te kunnen analyseren met betrekking tot wederzijds leren. Hierbij is het abstractieniveau van de interpretatie van de teksten laag. De lezer kan de analyse van de onderzoeker volgen zonder zich druk te hoeven maken over een theoretisch kader op basis waarvan hij betekenis moet geven aan wat er in de ge-sprekken naar voren komt (Potter, 2012).

Ofschoon een single casestudy hier wellicht voldoende geweest zou zijn, kies ik voor een vergelijkende casestudy. Enerzijds dragen de analyses uit meerdere organisa-ties bij aan de validiteit vanuit het aspect van bronnentriangulatie. Daarnaast geven

25Dit is bedoeld om vast te stellen of deelnemers op basis van kennis over dit onderzoek data hun manier van met elkaar praten kunnen aanpassen, waardoor het onderzoek beïnvloed zou worden.

26Bijvoorbeeld: vooronderstellingen die in gesprek 1 worden opgebouwd (gevolg) kunnen in een vol-gende gesprek een sturende rol spelen (oorzaak).

Van je woorden kun je leren

die verschillende analyses inzicht in hoeverre er genoeg data is verzameld: “the re-sults of a study will be ‘complete’ if new data and the analysis of new linguistic devices reveal no new findings” (Wodak & Meyer, 2009, p. 31).

Robuuste test

Het theoretisch raamwerk is enerzijds de bril waardoor ik naar de empirie kijken – vergelijkbaar met het referentiekader – anderzijds dient de empirie om dit raamwerk op validiteit te testen. Zo’n test dient robuust te zijn. Argyris (1993b) benoemt drie belangrijke eigenschappen van robuuste tests.

1. Het theoretisch raamwerk moet kunnen voorspellen wat er gaat gebeuren en wat er juist niet gaat gebeuren. Ik voorspel bijvoorbeeld dat in gesprekken waarin sprake is van verschillende vooronderstellingen, het gespreksonder-werp blijft terugkomen.

2. De omstandigheden waaronder de hypothesen zullen gelden of juist niet, zijn gespecificeerd. Alle testresultaten zullen hiermee in overeenstemming moe-ten zijn. Zolang we bijvoorbeeld vanuit een Model I theory-in-use onze retoriek blijven vormgeven zullen we contraproductieve patronen en defen-sieve routines blijven produceren. Als in het empirisch deel het tegengestelde hiervan wordt geobserveerd, wordt de hypothese verworpen.

3. De test mag niet worden gehinderd door het onbepaaldheidsprincipe. Dit wil zeggen dat ook al hebben mensen kennis van het theoretisch perspectief, ze nog niet in staat zijn om hun acties en strategieën consequent anders vorm te geven. Dit heeft te maken met het feit dat de hoeveelheid data die we verwer-ken in een gesprek veel te groot is om bewust en instantaan te veranderen. Twee instructiesessies aan de deelnemers hebben onder andere als doel vast te stellen of het onbepaaldheidsprincipe een belemmerende rol speelt. Hierin vervult de case-methode – niet te verwarren met casestudie onderzoek – van Argyris een belangrijke rol (zie 6.2)

Schriftelijke uitingen

De discoursanalyse leent zich er ook voor om geschreven teksten te onderzoeken, bijvoorbeeld e-mailverkeer tussen de MT-leden en andere functionarissen. Het na-deel hiervan is dat het element van snelheid en selectieve aandacht27 hierin

ontbreekt. Doordat we op een bewust niveau een gesprek niet volledige kunnen ver-werken, reageren we in het gesprek ook vanuit een onbewust niveau. Dit zien we bijvoorbeeld terug in de manier waarop mensen in een fractie van een seconde hun uiting wijzigen. Zo’n herformulering helpt de onderzoeker in het in beeld krijgen van de theory-in-use van de spreker in betreffende situatie.

Aan de andere kant legt het analyseren van schriftelijke uitingen wel bloot hoe men-sen hun uitingen vormgeven nadát ze er bewust over na hebben kunnen denken. Alles dat in geschreven teksten wijst op dezelfde belemmeringen als in de

27Selective attention (Chabris & Simons, 2010). Een mens kan in een complexe context niet aan alles tegelijkertijd aandacht geven.

6 Methode

gesproken teksten versterkt de validiteit van het onderzoek. In de casussen die deel-nemers schrijven als onderdeel van de instructiesessies is dit terug te zien.

Action science

Omdat dit onderzoek plaatsvindt in de praktijk is het aannemelijk dat deelnemers er iets van leren en daardoor in staat worden gesteld hun gedrag – in ieder geval hun bewustzijn over dat gedrag – te wijzigen. Dit wordt een vorm van action science ge-noemd (Argyris et al., 1985).“The goal of action science inquiry is to help

practitioners discover the tacit choices they have made about their perceptions of re-ality, about their goals and about their strategies for achieving them” (Friedman, 2006, p. 133).Action science is het doen van onderzoek in de actie. Dit gebeurt door interventies met als doel het creëren van ‘actionable knowledge’ die generaliseer-baar is en de gebruikers ervan informeert onder welke omstandigheden welke acties tot bepaalde effecten leiden (Argyris, 1995). In deze dissertatie richt ik me primair op het verkrijgen van inzicht en niet zozeer op het doen van interventies. Toch is het niet onwaarschijnlijk dat het onderzoek een interveniërend karakter heeft. Dit zou kunnen blijken uit de manier waarop deelnemers na confrontatie met hun teksten zich bewuster zijn geworden van hun gespreksvoering.

Van je woorden kun je leren

6.2 Methode

In deze dissertatie heb ik in drie organisaties (organisatie 1, 2 en 3) onderzoek ge-daan en heb daarbij vier vormen van dataverzameling gebruikt (1a, 1b, 2a en 2b). In tabel 6.2.1 is hiervan een samenvatting gegeven.

Tabel 6.2.1 samenvatting van de dataverzameling in de drie organisaties28

Organisatie 1 (H7) Organisatie 2 (H8) Organisatie 3 (H9)

Soort Organisatie ad-viesbureau voor het onderwijs

Stichting met zes scholen

VO-school

Samenstelling MT

Directeur + 6 leden Bestuurder + 5 rectoren29 + hoofd HR + bestuursme-dewerker Rector + 7 teamlei-ders30 + hoofd bedrijfsvoering31

1a. XY case Allen Allen Allen

1b. Twee kolom-men casus

Allen Allen Allen behalve één

teamleider

2a. Natural talk, analyse van transcripties van: Twee overleggen + de twee kolom-men casus bespreking + de terugkoppeling Twee overleggen + de twee kolom-men casus bespreking + de terugkoppeling Twee overleggen + de terugkoppe-ling 2b. Terugkoppe-ling

Plenair Individueel met de bestuurder en twee rectoren

Individueel met zes teamleiders

In de vier vormen van dataverzameling vormen de natural talk overleggen (2a) de basis. De drie andere vormen van dataverzameling zijn voornamelijk bedoeld om de analyses van de overleggen te valideren. Omdat de validatie bij de interpretatieve analyses uit een casestudy zo belangrijk zijn, kies ik voor verschillende methodes. De XY-case en twee kolommen casus (1a en1b) zijn gebaseerd op fictieve of uit het geheugen opgehaalde gesprekken, terwijl het in het terugkoppelingsgesprek (2b) gaat over de natural talk gesprekken,.

28In de hoofdstukken 7, 8 en 9 staan uitgebreidere beschrijving van de context van deze organisaties en de leden van het MT.

29In de periode van het onderzoek was een van de reotoren ook interimrector op de zesde school.

30Een achtste teamleider was ziek gedurende een deel van het onderzoek. Hij heeft niet meegedaan aan de casussen, maar nam wel deel aan het tweede overleg.

31Het hoofd bedrijfsvoering heeft alleen de casussen gemaakt en het eerste overleg. Daarna was hij ziek.

6 Methode

Hieronder werk ik de verschillende vormen van dataverzameling uit en geef daarbij een beschrijving van de manier waarop ik de data analyseer.

De XY-case en de twee kolommen casus (1a en 1b)

De case methodes van Argyris en Schön (1974, 1996) kunnen gebruikt worden om in kaart brengen vanuit welke individuele theory-in-use mensen hun gesprekken vormgeven (zie ook: Argyris, 1982a, 2010; Argyris et al., 1985; Noonan, 2007;

Senge et al., 1994; Wouterson & Bouman, 2005). Argyris (1993b, p. 266) gebruikt de case methode om inzicht te krijgen in de manier waarop mensen hun gesprek ont-werpen. Zijn bevinding is dat mensen in situaties van dreiging en schaamte hun gesprek zodanig ontwerpen dat hun onderliggende waarden niet ter discussie ko-men staan. In dit onderzoek wil ik de cases voornamelijk gebruiken als middel om zowel de deelnemers bewuster te maken van hun eigen contraproductieve ge-spreksvoering als om te toetsen of het onderzoek niet gehinderd wordt door het onbepaaldheidsprincipe. Daarnaast kijk ik of er overeenkomsten zijn tussen de ma-nier waarop men de fictieve of herinnerde gesprekken in de casussen vormgeeft en de natural talk gesprekken. Over de casussen kunnen ze immers bewust nadenken en de tijd nemen hun woorden te overwegen, zonder gehinderd te worden door het onbewuste denken dat vaak noodzakelijk is in real-time gesprekken.

Binnen dit deel van het onderzoek worden twee casus methodes gebruikt, die elk onderdeel zijn van een instructiesessie. Deelnemers maken vooraf de casus en stu-ren deze naar mij op. De door mij geanalyseerde casussen komen terug in de instructiesessie om deelnemers bewust te maken van hun eigen theory-in-use. De casussen omvatten globaal het volgende:

1. De XY-case (1a). Hierin wordt alle deelnemers een gesprek voorgelegd waarin een leidinggevende (Y) zijn medewerker (X) moet duidelijk maken dat er iets in zijn functioneren moet veranderen. De deelnemers wordt gevraagd het gesprek van Y met X te analyseren, een advies te geven hoe het beter kan en vervolgens een fictief gesprek met Y te voeren over hoe het beter kan. De hier gebruikte XY-case is een door mij vertaalde versie van Argyris

(1982b, p. 29) (zie bijlage 1). De analyse van de XY-cases bestaat uit de vol-gende onderdelen:

i. Er wordt in kaart gebracht wat de deelnemers analyseren en adviseren aan de leidinggevende Y over de manier waarop hij het gesprek met X heeft gevoerd. De onderzoeker brengt in kaart in hoeverre de analyse en advies van de deelnemers niet-toetsbaar of -onderzoekbaar zijn ge-formuleerd. Dit legt enerzijds de espoused theory van de deelnemers bloot ten aanzien van het voeren van zo’n gesprek tussen X en Y. Daarnaast brengt het in kaart of de manier waarop de deelnemer dat doet past hoort bij een theory-in-use van het type Model I (zie 3.2). ii. Er wordt in kaart gebracht in welke mate het advies dat wordt gegeven

aan de leidinggevende in tegenspraak is met de manier waarop de deelnemer in de casus met de leidinggevende in gesprek gaat. Dit legt

Van je woorden kun je leren

de discrepantie bloot tussen de espoused theory en de theory-in-use van de deelnemers.

iii. Uit deze bevindingen wordt afgeleid welke theorie van effectiviteit en ineffectiviteit de deelnemers hanteren en wordt ter validatie aan hen voorgelegd. Als deelnemers dit erkennen illustreert dat opnieuw de dis-crepantie zit tussen hun espoused theory en hun theory-in-use uit ii. 2. De twee kolommen methode (1b) (‘left-hand right-hand Case Method’)

(Argyris, 1982a, 1993b, 2010). Hierin voert de deelnemer een (fictief) gesprek met iemand in de organisatie met als doel een voor de deelnemer belangrijk vraagstuk te adresseren. Hij beschrijft het vraagstuk en de manier waarop hij dit vraagstuk bespreekbaar wil maken bij de ander. Vervolgens geeft hij in twee kolommen een stukje van het gesprek met de ander weer. Hierbij wordt in de rechterkolom de ‘letterlijke’32 tekst weergegeven en in de linkerkolom de gedachten en gevoelens die de deelnemer niet heeft gecommuniceerd. De casus is een door mij aangepaste vertaling van de left hand right hand case column test uit het boek ‘Organizational traps’ van Argyris (2010, p. 26) (zie bijlage 2). De analyse van de ‘left-hand right-hand Case Method’ heeft het-zelfde doel als de XY-casus met als verschil dat de deelnemer nu een situatie uit de eigen praktijk beschouwt en daar een grotere betrokkenheid bij heeft dan in de XY-casus. Bovendien speelt de complexiteit van de eigen context een rol.

Natural talk en terugkoppeling (2a en 2b)

Om in de natural talk teksten te onderzoeken hoe sprekers in het oplossen van inter-actionele problemen elkaar belemmeren wederzijds te kunnen leren, is een aantal zaken van belang:

1. De retorische analyse. Hierin is de centrale vraag: wat staat er hier op het spel? De manier waarop mensen hun uitingen verwoorden is er een van vele manieren (Klarenbeek, 2012). De retoriek in een uiting is de uitdrukking van de afwezigheid van een contrasterende uitdrukking die er door wordt onder-mijnd (Lamerichs, 2003). Waarom de spreker voor deze versie kiest en niet voor een andere, geeft inzicht in wat er op het spel staat. Juist omdat er alter-natieven zijn die de spreker niet gebruikt, is de versie die hij wel gebruikt betekenisvol; betekenisvoller dan alleen kan worden afgeleid op basis van de connotatie van de gebruikte woorden.

2. De sequentiële analyse. De beurten (turns) waarmee de gesprekspartners el-kaar afwisselen maken begrijpelijk wat er voor hen op het spel staat (Potter, 2012, p.134). Maar ook de analist geeft deze ‘next turn proof procedure’ inzicht: “The next turn will show whether the interactants themselves treat the

32Met ‘letterlijk’ wordt hier bedoeld ‘zo letterlijk mogelijk’. Als een deelnemer het gesprek ooit gevoerd heeft dan schrijft hij zo goed mogelijk op uit zijn geheugen. Als hij het gesprek nog moet voeren dan doet hij een voorspelling over wat er gezegd gaat worden. In een casus als deze gaat het niet om de analyse van een exact gereproduceerde tekst, maar om het verband tussen wat er gedacht wordt en wat er gezegd wordt.

6 Methode

utterance in ways that are in accordance with the analyst's interpretation” (Peräkylä, 2011, p. 168).

3. De systemische analyse. Door naar het gesprek te kijken als een systeem kan ik afleiden of bepaalde vooronderstellingen over elkaar, het onderwerp en het gesprek invloed uitoefenen op de manier waarop men het gesprek discur-sief vormgeeft.

4. De analyse met betrekking tot leren en niet-leren. Hierbij fungeren de contra-productieve Model I actiestrategieën33 als aanwijzingen voor die plekken in het discours waar men elkaar belemmert de eigen vooronderstellingen in beeld te krijgen.

Op basis van bovenstaande analyseperspectieven ga ik als volgt te werk:

1. Van een aantal willekeurige overleggen worden opnames gemaakt (twee of drie per organisatie), evenals van een aantal van de nabesprekingen van de casussen in de instructiesessies. Hiervan worden transcripties gemaakt. 2. In de transcripties van de overleggen ga ik op zoek naar fragmenten waarvan

ik het vermoeden heb dat er sprake is van een beladen of complex gespreks-onderwerp. Hierbij kijk ik naar onderwerpen die in het gesprek blijven

terugkomen en niet leiden tot een zichtbaar inzicht.

3. In die fragmenten identificeer ik de discursieve middelen die mensen gebrui-ken (zie bijlage 3 voor een lijst).

4. Omdat de discursieve middelen erop gericht zijn tegenstrijdige versies te on-dermijnen helpen ze mij in kaart te brengen waar in de teksten deelnemers hun evaluaties, attributies of pleidooien niet-toetsbaar of -onderzoekbaar for-muleren. Hieruit leid ik eruit af dat individuele vooronderstellingen niet op openlijk op tafel komen en veronderstel dat deze een sturende rol in het ge-sprek blijven spelen.

5. Vervolgens leid ik uit het gespreksverloop af wat de gesprekspartners met het gesprek beogen (dit toets ik in de terugkoppeling).

6. Om het beoogde doel van het gesprek te bereiken komt de spreker interactio-nele problemen tegen die hij moet oplossen. Hij moet bijvoorbeeld vermijden ervan verdacht te worden alleen zijn eigen belang te dienen. Vervolgens ana-lyseer ik op welke manier het oplossen van het interactionele probleem

belemmert om de individuele vooronderstellingen in beeld te krijgen en tegelij-kertijd de gesprekspartners daarvan onbewust houdt.

7. Uit het gesprek leid ik af in welke mate individuele vooronderstellingen veran-deren tijdens het gesprek. Hierbij wordt op het volgende gelet:

⁃ Blijkt uit opeenvolgende beurten of spreker en/of ontvanger zichtbaar tot een inzicht komen?

⁃ Leidt het gesprek tot een constructieve afronding (dit toets ik in de te-rugkoppeling).

33Pleiten, evalueren en attribueren zonder dit onderzoekbaar of toetsbaar te formuleren of te voorzien van illustraties (Argyris, 1993b).

Van je woorden kun je leren

8. Uit het discours leid ik af welk effect de niet-veranderende vooronderstellin-gen hebben op de uitkomst van het gesprek en eventueel volvooronderstellin-gende