• No results found

Deel III Empirisch deel

8 Organisatie 2

8.4 Natural talk organisatie 2

8.4.2 Het effect van de inzet van verschillende normen

inves-tering in ICT is opgenomen. Rector B vindt dit veel te snel gaan en geeft tegengas. Hierin staat hij alleen. Het gesprek dat hierover ontstaat gaat nau-welijks over de inhoud van het onderwerp ICT, maar veel meer over zaken als wat er qua ICT-ontwikkeling in Nederland normaal is, wat er eerder over ICT is afgesproken en hoe zoiets in de eigen school van rector B gerechtvaardigd kan worden. In eerdere voor B onbevredigende gesprekken over ICT zijn vooronderstellingen over elkaar opgebouwd die in dit gesprek opnieuw een

Van je woorden kun je leren

sturend effect hebben. In het gesprek oriënteren gesprekspartners zich met hun uitingen naar gemeenschappelijk aanvaarde normen. Dat maakt het moeilijk een onderzoekend gesprek te voeren over dit onderwerp. Dat lukt hen ook niet. Daarmee draagt het gesprek alleen maar bij aan een bevesti-ging van de reeds bestaande vooronderstellingen. In de terugkoppeling wordt dit mechanisme door de betrokkenen eenvoudig herkend.

8.4.3 Het effect van een concept dat bij voorbaat vast ligt. In dit gesprek communi-ceert de voorzitter vooraf aan de bespreking over een voorstel over regeling X nadrukkelijk zijn oordeel erover. Opmerkelijk is het dat niemand daar bezwaar tegen maakt en dat iedereen vervolgens het gesprek erover voert alsof het oordeel van de bestuurder vooraf niet bekend is gemaakt.

In de fragmenten in deze paragraaf komen dezelfde soort leerbelemmeringen tot uit-drukking met dezelfde soort effecten als in organisatie 1. De verschillen met

organisatie 1 zijn voornamelijk situationeel. De context is immers anders en dus ook de inhoud van de gesprekken die binnen die context gevoerd worden. In 8.4 kies ik ervoor om andere aspecten dan in 7.4 nadrukkelijker te volgen en te bestuderen. In 8.4.1 bijvoorbeeld blijkt dat de productiviteit van het gesprek over een complex on-derwerp van meet af aan sterk beïnvloed werd door de vooronderstellingen die men had over elkaar, opgebouwd in eerdere gesprekken.

8 Organisatie 2

8.4.1 Het effect van abstracties bij een complex onderwerp

In deze paragraaf wordt een gesprek over een complex onderwerp geanalyseerd. Er zijn acht fragmenten geanalyseerd, waarvan er zeven uit hetzelfde gesprek komen. Het achtste fragment komt uit een ander overleg een paar maanden later. Het onder-werp betreft de instabiele situatie van een van de zes scholen van de stichting. School Y is klein, de populatie is in een aantal jaren veranderd van autochtoon naar niet-autochtoon en het team van docenten is niet stabiel. De school wordt geleid door twee conrectoren met daarboven de rector (B) van een van de andere scholen als parttime interimmer. School Y staat op de MT-agenda als casus gepresenteerd met als ondertitel: informerend/oriënterend. In deze fragmenten zijn hoofdzakelijk drie MT-leden aan het woord (met hen is ook de terugkoppeling gedaan), te weten Rector B, rector N en bestuurder U, tevens voorzitter van het overleg.

Elk fragment wordt als losstaande tekst geanalyseerd op het gebruik van strate-gieën, discursieve middelen, leerbelemmeringen en het directe effect in het

fragment. De verbindende teksten beschrijven hoe deze manier van communiceren het verschil van onderliggende vooronderstellingen in stand houdt en daarmee het leren van de individuele MT-leden over elkaars referentiekaders belemmert.

Nadat de interim rector B zijn analyse heeft gegeven over school Y brengt N in frag-ment 8.4.1 voor het eerst zijn bedenkingen naar voren. Hij speculeert over de

uitkomst van een continuïteitsonderzoek waaruit wellicht zal blijken dat de levensvat-baarheid van school Y niet groot is. In dit fragment wordt zijn perspectief afgeweerd door bestuurder U.

Fragment 8.4.1 levensvatbaarheid school Y

transcript Strategie Discursief Toelichting

N: maar de vraag die voorligt. er is een continuïteitsonderzoek gedaan

Vraag=con-cept B: ja, dus daar zullen we toch ook

even op moeten wachten

script U: dat dat is d’r uh volgende week

N: oké

U: dat is nu in de afrondende fase, dat gaat ons (.) niet helemaal helpen bij dit soort vraagstukken. Want die moeten we toch, ’t zal, ’t zal in kaart brengen wat we eigenlijk al weten.

Evaluatie Evaluatie Script cate-gorie Script script

‘Dit soort vraagstukken’ abstractie U loopt vooruit op de uitkomst van het rapport, concludeert binnen de eigen logica dat die resultaten niet helemaal helpen. De anderen kun-nen dit niet vergelijken met hun eigen interpretatie van de uitkom-sten van het onderzoek.

N: maar stel dat je een eindspelstra-tegie doet, dus je laat de school uh doodbloeden verder uh dan heb je wel een andere strategie

Evaluatie

Stelling = concept Ret argu-ment

N doet hier een stelling, maar die wordt door U opgevat als concept. U breekt het in de volgende beurt meteen af. De conclusie

Van je woorden kun je leren

script (doodbloeden) draagt meer bij aan de relevantie dan de onderliggende premisse (zie paragraaf 3.4). Dat is te zien in de volgende beurt waarin niet gekeken wordt naar waarom N dit ter tafel brengt.

U: ja maar dat is nu niet aan de orde. Dat dat rapport is om in kaart te bren-gen wat moet gebeuren om uh die school gewoon weer levensvatbaar te laten zijn en niet uh het scenario uhm uh af te vinken: ‘laten we maar slui-ten’

Pleidooi Script Script Vocalisatie

U kwalificeert de stelling van N als niet passend door het doel van het rapport te formuleren.

N: nee je kijkt nou ook naar, wat is het verzorgingsgebied en hoe levens-vatbaar is de school op langere termijn

script N gaat nu inhoudelijk verder met de discussie en geeft daarmee reken-schap van het feit dat zijn insteek relevant is. Hij benoemt nu iets van zijn concept waaruit blijkt waarom hij de uitspraak deed over dood-bloeden.

De onderlinge concepten worden inhoudelijk niet onderzocht, noch het feit waarom ze hier in deze con-text relevant zouden zijn.

U: ja

N: en daar kan ook uitkomen script U: maar daar komt uit dat het

levens-vatbaar is.

Evaluatie U breekt N af en laat daarmee op-nieuw zien dat zijn ordening niet passend is. Opnieuw gaat U in op de conclusie en niet op onderlig-gende premisse.

B: daar hebben ook naartoe ge-stuurd, trouwens

Evaluatie script

leerbelemmeringen (in)direct effect

N probeert hier het onderwerp van levensvatbaar-heid ter sprake te brengen. Hij presenteert dit als een ‘stel dat’. U onderzoekt niet zijn concept, maar pareert zijn insteek. In U’s laatste beurt onder-breekt hij N zelfs al, omdat hij heeft ingevuld wat hij wil gaan zeggen.

Terugkoppeling:

In de terugkoppeling wordt duidelijk dat beiden hier een onderliggende concept hebben over elkaar en over het onderwerp. U ziet de opmerkingen van N als niet-passend in deze fase, waarin er sprake is van opbouw “ik geef hem geen enkele vloer voor

de gedachte dat het ook nog wel eens verkeerd zou kunnen aflopen.” N ziet U als iemand die

sa-men wil staan voor het geheel, maar wil dat het gaat zoals hij dat wil. Hij geeft aan dat zijn opmer-kingen niet welkom zijn: “er kan ook uitkomen dat

het niet levensvatbaar is, maar daar mag het niet op uitkomen dus gaan we het er niet over hebben.”

Er vindt op deze manier geen uitwisseling plaats van onderliggende concepten. N heeft het idee dat dit niet bespreekbaar is: ‘we gaan het er niet over

hebben’ en voor U passen de opmerkingen van N

niet bij de fase van verbetering waarin ze nu zitten: “z’n timing is nu niet opportuun”. Juist omdat er geen uitwisseling plaatsvindt en er geen inzicht ontstaat, blijft het onderwerp terugkomen. N zegt: “En als ik dan een starre houding bemerk, dan zeg

ik het gewoon nog een keer. Probeer je uit de tent te lokken.” Dit is een single-loop oplossing.

8 Organisatie 2

Beiden voeren dus een gesprek met elkaar, we-tende dat er geen echt gesprek kan ontstaan omdat hun verschillende ideeën niet verenigbaar zijn op dit moment. Toch voeren ze dat gesprek met elkaar en brengen het ongemak erover niet ter sprake. Argyris (1990) noemt dit organizational de-fensive routines. N ervaart het als: “Het wordt

aangehoord, maar er wordt niet echt geluisterd”

Het fragment 8.4.1 levert niets productiefs op voor de gesprekspartners. In de terug-koppeling kost het mij als onderzoeker geen enkele moeite hen het contraproduc-tieve effect hiervan te laten zien. Beiden zeggen U en N dat dit niet wenselijk is en beiden herkennen hun eigen contraproductieve inbreng. Hierin speelt een aantal vooronderstellingen over elkaar een rol die breder geldig zijn dan dit gesprek, bleek uit de terugkoppeling:

U: “Soms vind ik het dat het niet het moment is om dat nu op dit moment in die

con-text als belangrijke vraag naar voren te halen. En het mij niet lukt om met die vraag iets zinnigs te doen.”

N: “Je moet wel horen even wat ik nu zeg want over een half jaar vind jij dit ook,

maar je bent er zelf nog niet [onduidelijk] Dat klinkt echt heel erg arrogant en zo be-doel ik het niet. Maar toch ervaar ik het wel altijd op zo’n moment. Als je nu luistert dan hebben we een goed gesprek.”

Dat betekent ook dat de systemische effecten van die vooronderstellingen groter zijn dan dit gesprek. N zegt: “dit is wel illustratief voor hoe we met elkaar omgaan in het

MT”. Op de vraag of dit bespreekbaar is in het MT zegt N: “moeilijk, als er spanning op komt, duikt U in de macht. Goed voorbeeld was vorig jaar [geeft voorbeeld] En als je dat maar vaak genoeg doet, creëer je niet een sfeer van dat we zeggen: hè laten we even een time-out doen, wat gebeurt hier nu, uh dan laat je het gebeuren.” Dit is

een vooronderstelling van N, die makkelijk kan resulteren in een self-fulfilling pro-phecy. Want hoe maak je zoiets bespreekbaar zonder dat de ander zich gaat verdedigen en daarmee de vooronderstelling bevestigt. Dit past ook bij wat David (2015) een dilemma van macht noemt: “zonder eigenbelang geen machtsbehoud” (p. 18). N past dit gegeven toe in omgekeerde vorm. Door de bestuurder ‘duiken in de macht’ te verwijten, verwijt hij hem tevens zijn eigenbelang te dienen. Dat laatste is precies wat de bestuurder discursief gezien probeert te vermijden.

Fragment 8.4.1 bevestigt dus alleen maar wat men al over elkaar dacht, blijkt uit de terugkoppeling. Een opmerking van de voorzitter als: “Ik leid uit jouw opmerkingen af dat je graag een gesprek voert over de levensvatbaarheid van school Y. Dat vind ik goed, alleen niet nu. Ik zal het op ander moment agenderen, namelijk…” zou N wel-licht meer duidelijkheid hebben gegeven.

De bestuurder had ook open inhoudelijke vragen kunnen stellen aan N. Datzelfde geldt ook voor N. Toch is het stellen van open vragen niet altijd effectief. Zeker niet als er al een zekere spanning op het gesprek staat. Dit wordt duidelijk in fragment 8.4.3 waarin een onderzoekende vraag wordt gesteld over een uitspraak van rector B in fragment 8.4.2 een minuut eerder. De rector geeft echter geen antwoord op de

Van je woorden kun je leren

vraag en ook niet op de erop volgende vaststelling over ‘meer mankracht’. Hij geeft zijn eigen analyse.

Fragment 8.4.2 + fragment 8.4.3 inhoudelijke vragen zonder antwoord Fragment 8.4.2

transcript Strategie Discursief Toelichting

B: nou goed dus we hebben, in mijn ogen, iets te naïef gedacht: met twee sterke conrectoren en uh de kracht van school X63 erbij komt dat wel goed. Evaluatie Evaluatie Rekenschap script footing

Hoog abstract geformuleerd. Geen duidelijkheid over woorden als na-iviteit, kracht en goed.

Fragment 8.4.3

transcript Strategie Discursief Toelichting

H: maar B welke naïviteit wellicht on-derken je nu?

Dit lijkt een onderzoekende vraag. B vat hem echter niet zo op en ant-woordt ontwijkend.

B: nou uh dat de dat de schoolcultuur zodanig uhm uhm is dat het gewoon echt niet veilig was. Iedereen leeft nog met dat incident van anderhalf jaar geleden, [uitleg over dat incident (TdB)]. Alle incidenten die zich dit jaar hebben voorgedaan, zelfs die vlak voor de kerstvakantie heeft de pers niet gehaald. Dus dat is dat is echt knap van ons. Dat we dat uh

Evaluatie(i) Evaluatie(t) Evaluatie Script Extreem Extreem Categorie Script

Heeft B nu naïef gedacht dat schoolcultuur veilig genoeg was en blijkt dat niet zo te zijn? In de vol-gende beurt zegt hij dat veiligheid weer terugkomt. Dus om welke na-iviteit gaat het dan? Dat wordt niet duidelijk en niemand vraagt daar naar.

U: heel goed Evaluatie B: dus dus de beeldvorming dat het

een veilige school is, komt langzaam terug, dat zeggen ouders ook. Maar het komt te voet, het gaat te paard. Dat paard is al heel lang heel lang doorgelopen hoor, dus voordat we dat weer terug hebben. Dan uh zijn we nog wel even bezig. Dus d’r moet meer menskracht op om dat te reali-seren. Evaluatie Evaluatie Evaluatie Attributie Script Script Vaagheid extreem Script Ret argu-ment Ret argu-ment

Alles wat B zegt is getoetst binnen de eigen logica. Om precies te we-ten wat B bedoelt, zouden mensen door B’s ogen moeten kunnen kij-ken.

H: Dat is je directe vraag? Dit is een gesloten vraag maar ook daar komt geen antwoord op van B B: en op het moment dat het gaat om

wat er uit dat rapport komt straks. De mavo-havo route zal wezenlijk van belang zijn. [stukje weggelaten om-wille van privacy] En je hebt heel duidelijk een bepaald soort context nodig om zo’n mavo bestaansrecht te geven Ik denk dat eruit komt dat wij hier alleen maar, dat we ook een

Pleidooi Pleidooi Evaluatie script Reken-schap Extreem abstract

B geeft hier een antwoord waar H uit zou moeten afleiden of er meer menskracht nodig is of niet. H vraagt echter niet meer om verdui-delijking.

8 Organisatie 2

havo-instroom nodig hebben, anders loopt die school leeg.

Ret argu-ment

leerbelemmeringen (in)direct effect

B geeft hier antwoord (ofschoon het geen ant-woord is op de vraag) en zijn betoog is opgebouwd uit vele voor de ander niet-toetsbaar of -onder-zoekbare evaluaties en attributies vormgegeven met diverse retorische middelen. Dit worden geslo-ten redeneringen genoemd (zie 7.4) De anderen kunnen dit alleen maar aanhoren. Omdat zij niet zien wat de rector ziet, kunnen zij hun eigen con-cept niet met dat van hem vergelijken. En dat wat zij aan concept opbouwen over de situatie is alleen maar gestoeld op de analyse van de rector op een hoog abstractieniveau.

terugkoppeling

Dit blijkt ook uit de terugkoppeling. N zegt: “B heeft

helemaal geen hulpvraag. Hij moet een hulpvraag acteren terwijl die die helemaal niet heeft. Heeft het eigenlijk al lang bedacht, komt helemaal goed.”

Dit wordt erkend door B zelf: “ik ga gewoon

dram-men … alsof ik m’n strategie al heb bepaald en dan gaan we dat doen of zo, ja. Verbaast mij ook”

B ziet in retrospectief zijn eigen contraproductieve aanpak en kwalificeert dat als drammen. Tegelijker-tijd geeft hij aan dat het hem verbaast. Hij was zich in het gesprek onvoldoende bewust van het feit dat hij dit aan het doen was. Sterker nog hij zag ook de vraag van H als een niet-onderzoekende vraag: “H

stelt een hele mooie vraag: welke naïviteit is dat nou? Maar ik hoor waarschijnlijk: het is naïef om die school in de lucht te houden”. Het leren van B

wordt hier belemmerd doordat hij de vraag percipi-eert in het licht van mogelijke (onwenselijke) acties (zie 3.3).

In het verdere verloop van dit gesprek worden nau-welijks nog onderzoekende vragen gesteld (slechts nog eentje in fragment 8.4.6). De vragensteller krijgt hier geen antwoord op zijn vraag, maar doet geen nieuwe poging om wel een antwoord te krij-gen. In het licht van wat N zegt is dit te begrijpen. Wat er met deze school moet gaan gebeuren op korte termijn ligt al vast en dit gesprek dient alleen ter legitimering. B zegt daarover in de terugkoppe-ling: ”waarom gaan we dat dan daar aan tafel

bespreken als ze toch niet mogen meedenken? Om ons in te dekken natuurlijk. Misschien is het wel angst. Dat we straks kunnen zeggen. We heb-ben het met zijn allen besloten.”

“ik vraag ze niet werkelijk om mee te denken.”

*Deze opmerking van B is typerend in deze gesprekken. De gesprekken dienen dus niet alleen om de anderen inhoudelijk ergens over te informeren, maar ook om legiti-mering te krijgen voor het gehanteerde beleid. Hieruit kan worden afgeleid dat wanneer mensen niet meer reageren ze het er voldoende mee eens zijn om er ver-antwoording over te nemen.

Omdat de gesprekspartners in 8.4.3 geen onderzoekend gesprek voeren blijft de richting van het gesprek onduidelijk. N komt vervolgens in fragment 8.4.4 weer te-rug op zijn eerdere zorg en poneert nu zijn stelling over het verschil in beleid op witte en zwarte scholen. Opnieuw wordt hij afgekapt door bestuurder U, die dit in de terugkoppeling als: “beetje onelegant kaltstellen” kwalificeerde.

Fragment 8.4.4 witte of zwarte school?

transcript Strategie Discursief Toelichting

N: En toch is het wel van belang te bepalen welke wat voor school dit

Pleidooi Script Script,

N komt weer terug op zijn eerdere punt (“en toch is het wel..”)

Van je woorden kun je leren

moet worden. De vorig keer zei ik een beetje oneerbiedig maar wordt het een witte school of wordt het een gekleurde school. Waarom? omdat je uh uh als je die keuze maakt gewoon echt ander beleid maakt. Als het een, als het een gekleurde school is, dan is het dan is het reinheid, rust en re-gelmaat #00:48:03-7# Pleidooi Pleidooi 3 delen Script Ret vraag Script Ret argu-ment Vaagheid U: maar nog even voordat we naar

die strategische vraag gaan, met

welk gesprek ben jij hier geholpen? Vraag=con-cept

U kwalificeert insteek van N nu niet passend in het proces van dit ge-sprek. Hij kwalificeert N’s insteek als onderdeel van de strategie en daarmee nog niet passend in de hulpvraag van B. Vanuit welk con-cept U dit zo presenteert wordt niet duidelijk in de uiting. Ook bij B is daarover geen duidelijkheid blijkt uit zijn volgende beurt. Hierin geeft hij een beschrijving van het proces dat gaande is.

B: nou ja dat, ik ik deel nu maar even de informatie. Over twee weken komt de uitslag van dat rapport. Dan gaan we praten over: wat zal de organisa-tiestructuur moeten zijn van die school? We hebben besloten dat je daar niet in twee kleine teams moet werken, maar dat je daar, dat je die school met die slechts dertig mensen integraal als één team moet behan-delen. Ik denk dat we straks een plaatje moeten neerleggen hè en daar hebben we met z’n allen over na te denken van hoe moet die school eruit zien volgend jaar? En het witte zwanen zwarte zwanen verhaal uh je staat gewoon in een context. Dit is een school midden in Dundam Zuid. D’r staat een Dennebroekse enclave tussen maar Pleidooi Pleidooi Script Extreem rekenschap Vaagheid Script rekenschap

B loop ook vooruit op insteek van de consequenties van dat rapport. Het gaat dan over