• No results found

Het systemische effect van niet-openlijk besproken vooronderstellingen

Deel III Empirisch deel

7 Organisatie 1

7.4 Natural talk organisatie 1

7.4.5 Het systemische effect van niet-openlijk besproken vooronderstellingen

In deze paragraaf worden twee fragmenten geanalyseerd die illustreren dat niet-openlijk besproken vooronderstellingen over elkaar invloed hebben in het gesprek dat met elkaar gevoerd wordt, maar ook invloed hebben op andere gesprekken. Dit heeft een systemisch karakter.

Omdat de terugkoppeling bij deze organisatie plaatsvindt in het hele MT is het min-der makkelijk de aannames over de anmin-der op tafel te leggen dan bij individuele terugkoppeling zoals in de andere twee organisaties. Als het wel gebeurt ontstaat weer een nieuwe spanning, omdat de individuele Model I theories-in-use nog niet zijn gewijzigd.

Dit MT heeft aangegeven te willen leren van dit onderzoek. Zij hebben daar tijd voor gemaakt en mij opnieuw laten terugkomen om terug te koppelen wat mij in de analy-ses is opgevallen in hun manier van communiceren. Dit verzoek illustreert de intentie van het MT om te leren. In de terugkoppelingssessie waarin hen fragmenten van een eerder overleg zijn gepresenteerd, werden sommigen zich er meer van bewust dat de concepten die men over elkaar heeft het gesprek beïnvloeden. Om in deze terug-koppelingssessie te kunnen reflecteren op de eigen uitingen, wordt de deelnemers gevraagd om uit de inhoud van hun teksten te stappen en vanuit een meta-positie te kijken naar wat in het gesprek het effect is van de manier waarop zij hun uitingen hebben vormgegeven. Dit biedt mij als onderzoeker de mogelijkheid om die reflectie ook weer te beschouwen als data die geanalyseerd kunnen worden: welke strate-gieën hanteert men als men praat over de stratestrate-gieën die men in gesprekken hanteert? Op dat moment wordt duidelijk dat het besef over het bestaan van de ge-hanteerde strategieën nog onvoldoende heeft veranderd in het gebruik ervan. Zoals bijvoorbeeld in fragment 7.4.24:

Fragment 7.4.24 vooronderstellingen over het advies van de ander

transcript Strategie Discursief Toelichting

S: I richt zich tot mij en ik intervenieer daar net op omdat ik denk: oh ja, maar ik weet:als ik dat bij mezelf on-derzoek, ik weet (.) das niet helemaal waar, ik weet dat I dan eigenlijk vindt dat ik het advies moet volgen en dat wil ik niet altijd. Dus als jij je zin net begint, dan is dat mijn uh niet ’t uitge-sproken concept, zal ik maar zeggen

Evaluatie Vocalisatie Rekenschap Script

‘Ik denk, ik weet als ik bij mijzelf on-derzoek’ suggestie van

objectiviteit.

S claimt te weten wat I vindt I: ja, ik moet hier nu niet op ingaan,

natuurlijk op uh ⎡ die onderliggende gedachte ⎤

Pleidooi script Geeft de suggestie van persoonlijk aangesproken als het gaat over in-houdelijk reageren. Hij had kunnen reageren vanuit de meta-positie, door bijvoorbeeld te vragen: Als jij niet wilt, is dat dan op inhoudelijke gronden of omdat je de verwach-ting ervaart van mijn advies?

Van je woorden kun je leren

S: ⎣ nee, maar ik breng hem nu ge-woon ⎦ in wat hier net gebruikt. Dat is wat uh bij mij gebeurt

script Legt verantwoording af dat hij dit in-brengt omdat het bij het onderwerp past.

I: hmmm

S: das heel vaak helemaal niet zo erg en soms is dat wel erg. Oké, hè, wan-neer gaan we nou die concepten bij elkaar onderzoeken en elkaar daarbij helpen en wanneer blijven we uh vast in onze eigen modelleringen en stijl?

Evaluatie Evaluatie Script 3 delen script contrast Vraag=con-cept

De formulering van elkaar helpen bij het onderzoeken van de concep-ten heeft een Model I karakter. Er wordt niet getoetst door bijvoor-beeld te zeggen: “Is dit concept voor jullie valide genoeg?”

leerbelemmeringen (in)direct effect

Dit fragment laat al stukjes Model II zien in de zin van dat S zich bewust is van zijn eigen vooronder-stellingen. Wat hem het leren belemmert is dat hij het brengt alsof het concept Model II het concept Model I moet vervangen om effectiever te worden. In zijn laatste beurt komt dat goed naar voren. Hierin stelt hij een vraag, maar op die vraag ver-wacht hij geen antwoord en die komt er ook niet. Met deze vraag geeft hij een richting aan: zo moet het gebeuren.

Geen reactie

In dit fragment staat de dynamiek in het overleg ter discussie. Het gaat over de actie en niet zozeer over de inhoud. De directeur benoemt hoe zijn vooronderstelling over de ander zijn eigen uitingen beïnvloedt. Twee dingen vallen op:

1. De ander heeft de neiging te reageren, maar roept zichzelf terug. Hij zegt: “ik

moet hier nu niet op ingaan, natuurlijk”. Door er op in te gaan zou de

sugges-tie gewekt kunnen worden dat hij zich gaat verdedigen en niet gaat

onderzoeken (dat verwijt van de directeur aan zijn adres kwam in een paar beurten daarvoor aan de orde).

2. De manier waarop er gesproken wordt over de dynamiek in het overleg is consistent met de dynamiek zelf. Het gesprek gaat over het onwenselijk effect van een Model I theory-in-use, maar de manier waarop dit besproken wordt is vormgegeven vanuit een Model I theory-in-use. In de laatste beurt van de di-recteur komt dat beeldend tot uitdrukking. Dit verklaart ook de reactie van de ander: Model I bij de ene persoon induceert immers Model I bij de andere per-soon.

Daarnaast bevestigt dit fragment dat er én een concept is over de ander én dat dit concept de interactie beïnvloedt. De directeur zegt te weten dat de ander wil dat hij het advies volgt, maar dit ‘weten’ is gebaseerd op zijn eigen vooronderstellingen en wordt in dit fragment opnieuw niet toetsbaar gemaakt. Het is echter wel sturend in de manier waarop hij zijn uitingen vormgeeft ten aanzien van dit MT-lid. Dit betekent niet dat zijn bewering niet waar hoeft te zijn, maar de manier van formuleren nodigt niet uit om de bewering te onderzoeken. De directeur kan daarmee niet leren over de ander ten aanzien van dit concept. I geeft aan dat hij even niets moet zeggen. Dat is niet onlogisch, want als hij wel iets zou zeggen ter verdediging van zichzelf,

7 Organisatie 1

zou dat door de directeur als een bevestiging van zijn concept over I kunnen worden opgevat.

Het induceren van Model I bij de ander door het gebruik van Model I kunnen we zien als actie = –reactie. Argyris (1993b) geeft aan dat als er sprake is van spanning of schaamte (embarrassment and threat) dat de meeste mensen een Model I theory-in-use hanteren, die onder andere is gebaseerd op eenzijdige beheersing. Dit zorgt op zijn beurt weer voor spanning bij de ander die niet eenzijdig beheerst wil worden, en induceert daar ook een Model I theory-in-use. Fragment 7.4.25 is hier een voorbeeld van. De aanleiding in dit fragment is het lijstje over elementen van risico die in het gesprek naar voren waren gekomen (zie paragraaf 7.4.2). Dat lijstje wordt door MT-lid (U) dat risico had ingebracht gezien als niet-dekkend genoeg voor zijn eigen beeld van risico. Er ontstaat een woordenwisseling over dat lijstje waarbij beiden hun eigen concept verdedigen zonder dat onderzoekbaar te maken.

Fragment 7.4.25 onduidelijkheid ten aanzien van het risicolijstje

transcript Strategie Discursief Toelichting

S: Als dat het rijtje is [risico rijtje], dan is zo vast zitten in je concept, zal ik maar zeggen. Dat is echt een nobrainer. Natuurlijk moeten we die mensen aannemen.

Evaluatie Attributie

Script Vaagheid

Het rijtje over risico’s wordt nu aan-vaard als het concept op risico en op basis daarvan wordt de validiteit van het concept over de vaste aan-stelling van een aantal

medewerkers ondersteund. In deze attributie zitten drie zaken:

1. Het rijtje met risico is niet alarmerend

2. Mensen komen versneld in vast dienst

3. Omdat 1. geldt is er geen reden meer om 2. niet uit te voeren.

(lachen)

U: Als dat het rijtje is, ja, (lachen met ondertoon) maar hoe kwam dat rijtje tot stand? door een gesprek wat je in je eentje voerde. Das ook niet zo gek ⎡ dat jij dat denkt ⎤

Pleidooi Attributie script Vraag=con-cept Vaagheid

Hier treedt verweer op op één van de drie onderdelen van de attributie (zie ook 4.3). Door het rijtje nu toe te schrijven aan de logica van de ander, wordt de ander verweten te toetsen binnen zijn eigen logica. Er wordt nu een nieuwe attributie ontworpen

1. Er is een rijtje dat bij jou past

2. Jij voerde een gesprek in je eentje

3. Omdat 2. geldt, geldt 1. S: ⎣ dat is een oordeel ⎤ dat is een

oordeel. Dat rijtje kwam: Jij brengt ri-sico in.

Evaluatie Attributie

De verdediging schakelt nu over op meta-niveau. Vervolgens wordt de validiteit van ‘jouw rijtje’ in twijfel getrokken omdat hij nu wordt

Van je woorden kun je leren

gekoppeld aan het concept risico dat door de ander werd ingebracht. Opnieuw een attributie:

1. Er is een rijtje dat over ri-sico gaat.

2. Jij brengt risico in. 3. Omdat 2. geldt, hoort het

rijtje bij jou. U: ja maar vervolgens ben jij. Ja ik

bedoel in het gesprek ben jij heel do-minant. Dus jij brengt heel veel argumenten en dus heel veel tekst over dat thema was van jou. Dus een heel stuk van dat rijtje komt van jou.

Evaluatie Attributie Attributie Attributie Extreem Extra case

De attributies volgen elkaar op. Drie achter elkaar.

In het oorspronkelijke gesprek speelde dit concept over de ander een sturende rol, blijkt nu. In dit ge-sprek wordt dat weliswaar

vastgesteld, maar de logica erach-ter - in hoeverre de aannames hier valide zijn - wordt niet onderzocht of getoetst.

[weggelaten]

U: Nee, ik wou alleen maar zeggen dat als je kijkt hoe dat proces loopt en als dit rijtje daar dan de uitkomst van is, dat dat voor S niet een heel gek rijtje is. En dat ik veel meer de reflex heb van wat een raar rijtje. Dat wou ik zeggen

Attributie

contrast

Opnieuw een rechtvaardiging van een eerder gemaakt attributie, al-leen in andere woorden, die opnieuw niet getoetst wordt. Tj: Dus jij hebt een ander beeld bij

ri-sico dan dat nu

contrast U: kennelijk script Tj: hier ja

S: maar je zegt ’t je zegt iets anders, net

contrast

U: namelijk? Dit wekt de suggestie van: ‘dat zie ik toch anders’. De ander interpre-teert dit ook als zodanig, want begint met ‘nou, wat je net zei’ als tegenstelling op ‘namelijk’

S: nou, wat je nu, wat je net zei. je je je van ja Je bent een gesprek met je in je eentje aan het voeren.

Vocalisatie Levendig

Beginnen met ‘wat je net zei’ sug-gereert feitelijkheid. Daarna volgt citaat, dat nog hergeformuleerd wordt naar wat de ander precies zei ‘met je’ wordt ‘in je’

U: ja was een beetje on uh (.) genu-anceerd uitgedrukt, maar daar bedoel ik mee te zeggen

Script 3 delen

Er komt nu een excuus over de vorm, (3 delen, zonder het eerste deel) maar de inhoud blijft over-eind.

S: dus ’t ge Dat dit zijn allemaal van die dynamieken die wij heel sterk hebben. En dat ik met dit thema en misschien sowieso als voorzitter, maar zeker met dit thema. Ik had het ook voorbereid. Waarin ik jullie uitleg welke keuzes ik heb gemaakt. uhm uhm maar het gaat erover. Je zou

Evaluatie Pleidooi Attributie Evaluatie Extreem contrast contrast

In eerste instantie wordt er nu ge-sproken in de meta-positie (over het gesprek en de daarin heer-sende dynamiek).

Vervolgens wordt rekenschap ge-geven van hoe hij zichzelf m.b.t. dit thema heeft opgesteld. Hiermee geeft hij een verklaring voor zijn

7 Organisatie 1

ook kunnen zeggen. Ik leg uit, maar ik word niet bevraagd op wat ik uit-leg.

dominantie en schrijft deze toe aan het feit dat hij het heeft voorbereid en de anderen niet. Dit leidt hij af uit het feit dat hij door de anderen niet bevraagd wordt op zijn keuzes. Dit is een evaluatie getoetst binnen zijn eigen logica.

U: ja, precies ⎡ en daarom zeg ik het is geen verwijt ⎤

S: ⎣ die die die ⎦ dynamiek die heb-ben wij heel vaak, ook als iemand anders iets uitlegt.

Evaluatie Extreem

script Deze evaluatie wordt eenzijdig ge-bracht.

J: dat zei U overigens ook, maar in tweede instantie

Evaluatie contrast Bovenstaande evaluatie wordt op-gevat als een verwijt aan U en dit moet worden hersteld.

S: ja dus de dat bevestigt dus dat ons over Wat mij betreft en dat ervaar ik voel ik zelf ook heel vaak en dat doe ik zelf ben ik zeker uh uh schuldig aan, maar dat we, dat we snel in zo’n oordeel of schijnbaar concept in plaats zegt goh: voor mij is gaat risico over een heel ander rijtje.

Attributie

Categorie Vocalisatie

Met deze attributie gaat de redena-tie verder over de

contraproductieve dynamiek die de spreker ervaart.

Door zichzelf te framen als onder-deel van de categorie schuldigen, moeten er meer schuldigen zijn bin-nen het MT. Dat is een

niet-getoetste evaluatie van het MT.

Omdat in dit fragment de verwijten expliciet plaatsvinden, wordt zichtbaar op welke manier de ingezette discursieve middelen en strategieën daar een bijdrage aan leve-ren en hoe de ander zich daartegen verdedigt. Het fragment is illustratief voor de kracht van een attributie: de ander kan immers niet op alle onderdelen tegelijk reage-ren.

Er gebeurt hier nog iets opmerkelijks. In de eerste beurten van dit discours schrijven de gesprekspartners de herkomst van het rijtje over risico toe aan elkaar. Feitelijk gezien kan dit niet, omdat het rijtje door de onderzoeker is afgeleid uit de fragmenten die pas in het terugkoppelingsgesprek zijn gepresenteerd. Het rijtje is dus een inter-pretatie van de onderzoeker. In dit gesprek wordt het lijstje gebruikt om iets anders uit te vechten, namelijk dat de een de ander als belemmerend heeft ervaren in dat specifieke overleg. Dit is illustratief voor het discursieve perspectief waarin gezegd wordt dat categorieën in het gesprek worden geconstrueerd en niet zozeer vooraf bekend zijn. Het gebruik van het rijtje illustreert hier dus het gegeven dat mensen in-teractionele concepten construeren in het gesprek.

In dat specifieke overleg ontstaan dus aannames over elkaar, die enerzijds als be-lemmerend worden ervaren en anderzijds niet op hun validiteit getoetst kunnen worden. U ervaart de directeur als dominant en de directeur ervaart het MT als on-voldoende voorbereid en onon-voldoende meedenkend. Het effect daarvan is dat de directeur het idee heeft nog meer tekst nodig te hebben om uit te leggen wat goed is voor de personeelsplanning, en dat de anderen hem daarom als nog dominanter er-varen; een self-fulfilling prophecy. Dit maakt dat er geen klimaat ontstaat om elkaars

Van je woorden kun je leren

concepten in alle openheid te onderzoeken en dat er niet geleerd kan worden. Argy-ris noemt deze systemische effecten Organizational defensive routines (zie 4.3). Zelfs in fragment 7.4.25, waarin weliswaar de concepten op tafel komen, is de ma-nier waarop dat gebeurt nog steeds leerbelemmerend, omdat de logica achter de gehanteerde concepten afgeschermd blijft. Vragen als: ‘Wat maakt dat de directeur als dominant wordt ervaren?’ en ‘Wat maakt het logisch dat de rest als niet goed ge-noeg voorbereid wordt ervaren?’ worden niet besproken in dit fragment. Die vragen onderzoeken wat mensen zien en ordenen waardoor ze komen tot het concept dat ze hanteren in het gesprek. Voor dit MT zou dat de volgende stap kunnen zijn: het achterhalen van de logica van de concepten van de ander.

7 Organisatie 1