• No results found

Deel III Empirisch deel

7 Organisatie 1

7.4 Natural talk organisatie 1

7.4.1 Het effect van niet-geadresseerde concepten

medewerkers versneld in vaste dienst te nemen. Doordat de MT-leden hun van elkaar verschillende concepten hierover niet open toetsbaar of onder-zoekbaar op tafel leggen, voeren zij het gesprek alleen over concrete zaken waarin die concepten zich uitdrukken, zoals bijvoorbeeld brede inzetbaarheid of daadkracht. Omdat dit slechts uitdrukkingen zijn van een onderliggende concept lost de discussie hierover niets op. Als door MT-leden aan de geldig-heid van een van die uitdrukkingen wordt getwijfeld, drukt het concept van de spreker zich weer in iets anders uit, zoals bijvoorbeeld: hogere vaste

maand-omzet. Omdat in de discussie over die concrete zaken de verschillen in

elkaars concepten onvoldoende geadresseerd worden, resulteert het gesprek in het afwegen van posities.

7.4.2. Het effect van een niet-bediscussieerbare norm. Het gesprek in deze para-graaf betreft hetzelfde onderwerp als in 7.4.1. Nu wordt er gekeken naar de tegenargumentatie van een van de MT-leden. Hierin gebruikt hij de norm

geen onnodig risico nemen. Omdat iedereen het over het algemeen hiermee

eens is, wordt de inhoud van die norm niet nader onderzocht. Welke criteria er aan de norm ten grondslag liggen, komen niet op tafel, maar de norm zelf blijft in de discussie een krachtig retorisch instrument. Net als het concept over de versnelde vaste aanstelling in 7.4.1 drukt ook de norm geen onnodig

risico zich uit in concrete zaken, zoals bijvoorbeeld gebrek aan flexibiliteit of economische crisis, waarvan gesprekspartners proberen aan te tonen dat die

niet geldig zijn. Een andere manier om weerstand te bieden aan de norm is door er een andere norm tegenover te zetten. In dit gesprek doet men dat met behulp van de norm je hoort medewerkers erkenning te geven. Door mensen versneld vast aan te stellen voelen ze zich erkend.

7.4.3. Het effect van het eigen referentiekader. De fragmenten in deze paragraaf il-lustreren de discrepantie tussen wat mensen cognitief als geldig erkennen en hun handelen in de praktijk. Deelnemers hebben in de instructiesessies er-kend dat het gebruik van abstracties verwarring kan opleveren. Ook hebben ze erkend dat het belangrijk is in het gesprek wederzijds te leren. Echter op het moment dat het gespreksonderwerp gaat over de eigen context ziet de ene spreker het gebruik van abstracties helemaal niet als verwarrend en geeft een andere spreker een voorbeeld waarin leren helemaal niet nodig is. Dit illu-streert dat het eigen referentiekader blijft domineren, zelfs als men heeft erkend dat een ander referentiekader geldiger is. Op momenten dat men in meta-positie over de eigen theory-in-use praat, wordt de manier waarop dat

Van je woorden kun je leren

gebeurt nog steeds vormgegeven door dezelfde theory-use waarover in-houdelijk gesproken wordt.

7.4.4. Het effect van tacit knowledge over de context. De fragmenten in deze para-graaf illustreren dat mensen tacit knowledge inzetten in de manier waarop ze bij de ander iets proberen voor elkaar te krijgen. In een van de fragmenten is een van de MT-leden de anderen aan het overtuigen van het belang van de verkoop van een bepaald product. Van de manier waarop hij dat doet is hij zich nauwelijks bewust, maar de anderen pikken zijn onderliggende bood-schap goed op. In een ander fragment maak de directeur impliciet duidelijk dat het hoofd werving & selectie zijn eigen zaakjes moet regelen. Ook deze boodschap wordt door de rest opgepikt.

7.4.5. Het systemische effect van niet-openlijk besproken concepten over elkaar. De fragmenten in deze paragraaf illustreren dat de vooronderstellingen over elkaar het gesprek beïnvloeden. In een van de fragmenten zegt de directeur dat MT-lid I van hem verwacht dat hij I’s advies altijd opvolgt. De directeur voegt hieraan toe hier niet altijd zin in te hebben. De directeur acteert hier op een ongetoetste vooronderstelling over I. Die vooronderstelling beïnvloedt zijn gedrag. In een ander fragment ontstaat er spanning tussen de directeur en MT-lid U naar aanleiding van de analyse over de fragmenten in paragraaf 7.4.1 en 7.4.2 over de versnelde vaste aanstelling. U verwijt de directeur zich op te stellen als dominant en de directeur verwijt U onvoldoende voorbereid te zijn geweest. Deze aannames over elkaar werden in het gesprek over de ver-snelde vaste aanstelling niet getoetst of onderzocht, maar hadden wel invloed op de houding van betreffende MT-leden. Duidelijk wordt dat een Model I the-ory-in-use bij de ene persoon een Model I strategie bij de ander oproept.

Leeswijzer

In de vier-kolomtabellen staat in de linkerkolom de transcriptie van een deel van het overleg (de notatiewijze die bij het transcriberen is gebruikt staat toegelicht in bijlage 3) Op de plekken waar de spreker zijn uitingen niet-toetsbaar of -onderzoekbaar formuleert staat dat genoteerd in de tweede kolom. De discursieve middelen die hij daarvoor inzet staan ernaast in de derde kolom (ik gebruik afkortingen van de discursieve middelen, die, voor-zien van een beschrijving, zijn terug te vinden in bijlage 3).

De lezer kan daar als volgt naar kijken:

Als er retorische middelen zichtbaar zijn dan is dat het teken dat de spreker een interactioneel probleem aan het oplossen is (zie ook 4.2). Om dit inter-actionele probleem op te lossen construeert de spreker in het gesprek interactionele concepten. Omdat de geconstrueerde interactionele concep-ten primair gericht zijn op het oplossen van het interactionele probleem, zal de spreker ze enerzijds niet-toetsbaar of -onderzoekbaar formuleren (dit wordt vermeld in de tweede kolom) en anderzijds belemmeren ze het zicht op de cognitieve concepten van waaruit de spreker naar het

7 Organisatie 1

gespreksonderwerp, de ander en de situatie kijkt. Dit bemoeilijkt de ge-sprekspartners wederzijds te leren (dit staat toegelicht in eerste kolom van de twee-kolomtabel). Wat het directe en indirecte effect hiervan is wordt be-noemd in de tweede kolom van de twee-kolomtabel.

Het is voor de lezer niet nodig na te gaan welke specifieke retorische mid-delen er precies worden gebruikt en wat hun specifieke effect is op de interactie. Voor mij als analist fungeren ze als aanwijzingen dat de spreker niet-toetsbaar of -onderzoekbaar geformuleerde interactionele concepten aan het construeren is. De sequentiële analyse geeft inzicht in het (in)di-recte effect hiervan op de interactie en op het gesprek evenals het systemische effect op volgende gesprekken (zie 4.3).

Als ik in de analyse van de fragmenten uitspraken betrek uit de terugkoppe-ling zijn deze cursief weergegeven.

Van je woorden kun je leren

7.4.1 Het effect van niet-geadresseerde concepten

In deze paragraaf wordt een gesprek geanalyseerd over een onderwerp waarover de gesprekspartners verschillend denken. De impliciete concepten die aan deze ver-schillen ten grondslag liggen worden niet benoemd en dus niet openlijk

geadresseerd. In het gesprek wordt het wederzijdse begrip niet groter. Het gesprek eindigt in het benoemen van posities.

Het onderwerp van gesprek is de personeelsplanning. In onderstaande fragmenten wordt gesproken over de versnelde vaste aanstelling van een aantal medewerkers. Volgens de wettelijke regelgeving zouden deze mensen nog een keer een tijdelijk contract kunnen krijgen, maar de directeur neemt in zijn planning op dat deze men-sen versneld een vast contract moeten krijgen. Hij is hierbij afhankelijk van de instemming van de rest van het MT omdat deze ook partners zijn in het bedrijf. Het precieze onderliggende concept van de directeur over zijn keuze komt niet op tafel en wordt ook niet bevraagd. Ditzelfde geldt voor de onderliggende concepten van de andere MT-leden. Het onderwerp komt gedurende een half uur in verschillende ‘ge-daanten’ terug (ervaring, expertisegebied, vrijheid, etc). Omdat de anderen op basis van wat er gezegd wordt niet zomaar instemmen, neemt de directeur uiteindelijk een positie in en benoemt die ook als zodanig.

Hieronder volgt een zestal fragmenten over het onderwerp van de versnelde vaste. Het criterium voor de keuze voor deze zes fragmenten is dat eruit af te leiden valt dat de directeur het belang van een ‘versneld vast contract’ naar voren brengt. In de leeswijzer in de inleidende tekst bij 7.4 wordt toegelicht hoe er in de analyse naar on-derstaande fragmenten gekeken wordt.

In fragment 7.4.1 brengt de directeur voor het eerst de kwestie versneld vast con-tract voor een aantal medewerkers naar voren.

Fragment 7.4.1 versneld vast contract op basis van kwaliteit medewerkers

transcript Strategie Discursief Toelichting

S: Dus ik heb even naar de uh plan-ning uh doorgetrokken. Er zag Wat zou je nou in de lijn der verwachting uh uh kunnen doen als je dan uh uh iedereen uh dus vóór Joris en vóór Niels is mijn veronderstelling geweest dat het slim en goed is om hen uh snel een uh vast contract aan te bie-den. (.5)

Gewoon op basis van eerste indruk-ken op basis van breedte van inzetbaarheid en ook op basis van wat ze toevoegen aan OWijs in hun uh (.3) in hun dynamiek.

Bijvoorbeeld Niels is niet alleen uh als bestuurder of interimmer inzet-baar, maar ook als adviseur en is ook

Pleidooi Attributie Evaluatie Evaluatie(t.i) Ret vraag Categorie Script Lijst van 3 script Lijst van 3 script contrast

Retorische vraag met ingebouwd concept over norm (alles vóór een bepaalde grens behoort tot be-paalde categorie)

Rekenschap van zijn eigen veron-derstelling in vorm van evaluatie. Oriëntatie naar impliciet concept dat versneld contract rechtvaar-digt.

Oriënteert zich naar norm van kwaliteit en appelleert aan wat voor iedereen normaal is “ge-woon”. Hoog abstract Invulling wordt overgelaten aan de ander. Dit is feitelijk toetsbaar.

“ook” ondersteunend voor breedte inzetbaarheid

7 Organisatie 1

nog eens een afmaker. Nou daar hebben we, uh kunnen we best wat mensen van gebruiken.

Evaluatie script Afmaker is niet toetsbaar gefor-muleerd. Oriëntatie naar norm ruggengraat tonen (zie 7.4.2). Re-kenschap via “we” en “best” Impliceert concept over wat voor OWijs belangrijk is.

leerbelemmeringen (in)direct effect

De spreker oriënteert zich hier naar een intern (im-pliciet) concept over het versnelde vaste contract dat voor hemzelf en de anderen niet te toetsen of te onderzoeken is omdat het niet expliciet op tafel komt. De onderbouwing van deze keuze wordt vormgegeven op een hoog abstract niveau (“eerste indrukken”, “breedte van inzetbaarheid”, “wat ze toevoegen in hun dynamiek”) Deze abstracties worden toegelicht met een illustratie die ook weer op een hoog abstractieniveau wordt geformuleerd (“en is ook nog eens een afmaker”). Daarnaast is de redenering opgebouwd uit verwijzingen naar im-pliciete normen. Termen als ‘eerste indrukken’, ‘breedte van inzetbaarheid’, ‘toevoegen in hun dy-namiek’ moeten zich oriënteren naar

onderliggende gemeenschappelijk normen om vol-doende betekenis te kunnen krijgen voor de andere MT-leden. Dit kan zowel een inhoudelijke component hebben: iedereen weet wat de spreker bedoelt met deze termen (Een norm als kwaliteit zou hier passen. Deze norm komt namelijk op ver-schillende plekken in het gesprek terug), als ook een strategisch component: iedereen weet wat de spreker met deze redenering wil bereiken. In beide gevallen wordt het concept van de spreker niet be-vraagd en daarmee bevestigd als valide in deze situatie.

Door de redenering vorm te geven in scriptformu-leringen, categorieën en lijsten van drie ontstaat een gesloten redenering die ontoegankelijk is om te onderzoeken. Scriptformuleringen verwijzen naar iets dat normaal is of daarvan afwijkt. Het is ondoenlijk om alle in deze redenering vormgege-ven normaliteiten of abstracties stuk voor stuk te bevragen. Dit vraagt zoveel energie van de ge-sprekspartners dat het de relevantie van het onderzoeken zelf ondermijnt (zie 3.4).

Niemand gaat inhoudelijk in op wat de spreker hier zegt. Niemand bevraagt hem op wat hij precies be-doelt (de spreker geeft in de reflectiesessie aan dat hij dat jammer heeft gevonden). Dit kan betekenen dat iedereen precies begrijpt wat er inhoudelijk be-doeld wordt. Als dat zo is, dan zou het onderwerp hier klaar kunnen zijn. Dit is echter niet zo het ge-val. Dit onderwerp sleept voort (zie volgende fragmenten). In de loop van het gesprek wordt dui-delijk dat niet iedereen zich direct kan vinden in de versnelde vaste contracten. Omdat de argumentatie in bovenstaande redenering niettoetsbaar en -onderzoekbaar is voor de ontvangers wordt het on-derliggende concept van de spreker alleen maar impliciet afgetast door andere argumentaties toe te voegen aan het gesprek die vervolgens weer impli-ciet gewogen moeten worden. Hierbij oriënteert het nieuwe argument zich naar dezelfde norm. Een van de MT-leden voegt bijvoorbeeld het begrip ‘weinig ervaring’ toe en verbindt dat met de norm ‘risico’ en gebruikt dat als tegenargument voor het versnelde vast contract. ‘Weinig ervaring’ krijgt be-tekenis vanuit de norm ‘kwaliteit’ en sluit daarmee aan bij de spreker. Omdat de nieuwe argumentatie ook gebeurt op een hoog abstract niveau (frag-ment 7.4.7) kunnen de overige MT-leden de argumenten alleen maar impliciet wegen om uitein-delijk te komen tot het innemen van een positie ten aanzien van het onderwerp in plaats van dat hun eigen concept is bijgesteld en ze daarmee hebben geleerd.

De argumentatie gaat hier over kwaliteit en de daarmee samenhangende brede in-zetbaarheid. De spreker hanteert een gesloten redenatie die is opgebouwd uit een serie niet-toetsbaar of -onderzoekbaar geformuleerde evaluaties over de kwaliteiten van de vast aan te nemen medewerkers. De norm kwaliteit als motivatie voor een versneld vast contract is niet onderzoekbaar voor de anderen. Door te oriënteren naar de norm kwaliteit, wordt de redenatie sterker, omdat de norm kwaliteit belangrijk is voor deze organisatie (zie ook fragment 7.4.6).

Van je woorden kun je leren

In fragment 7.4.2 wordt een van de aspecten uit het fragment 7.4.1 er expliciet uitge-haald en daarmee wordt de abstractie ‘breedte van inzetbaarheid’ geïllustreerd.

Fragment 7.4.2 breedte van inzetbaarheid

transcript Strategie Discursief Toelichting

S: dus waar, waar hè dus wat doet het dan, waar zit, waar zit behoefte voor mensen die ook kunnen interim-men in het voortgezet onderwijs? PO is prima afgedekt. Ook als Mark weg-gaat duurt echt gewoon nog een paar jaar. Hè, maar dat is prima afgedekt. Uh uh, maar voor het VO uh kun je gewoon zien, oké dat hebben we nu niet uh gevuld Evaluatie Evaluatie Vraag=con-cept script 3 delen contrast script

Feitelijkheid van dit argument ligt buiten S “kun je gewoon zien”. S geeft hier op het derde niveau een ordening aan (parallel PO en VO) waaruit de rest zelf het concept zou kunnen afleiden dat voor het VO hetzelfde moet gelden als het PO.

I: en dat wil jij graag in vaste dienst afgedekt hebben?

Vraag=con-cept

Deze vraag is geen onderzoe-kende vraag alleen bevestiging van voorafgaande (retorische vraag). Het effect van de vraag is een versterking van de individuele insteek van S ten aanzien van zijn argumentatie: “wil jij graag” S: ⎡ als we met name ⎤

I: ⎣ want met name VO ⎦ vullen we natuurlijk vaak in met oud-schoollei-ders.

Pleidooi script contrast

I framet het argument van S als afwijkend van wat normaal is. S: zeker

[stukje weggelaten van ander MT-lid] S: maar als je d’r vanuit gaat dat we uh gemiddeld genomen een stuk of vier vijf opdrachten in het VO hebben. Dan vind ik het niet erg als we d’r ook één of twee in dienst hebben.

Pleidooi Evaluatie(t) Attributie rekenschap script vaagheid

Er wordt hier een causaliteit ge-suggereerd tussen aantal VO-opdrachten en specialisten in vaste dienst.

Verdediging vindt nu plaats op concreet onderwerp van VO afge-dekt in vaste dienst. Concept komt niet ter tafel.

“vind ik het niet erg” hoog ab-stract en suggestief. (wie kan er wel tegen zijn, namelijk). Boven-dien formuleert S zijn positie.

Leerbelemmering (in)direct effect

De directeur S geeft hier aandacht aan een klein stukje van één van de argumenten uit het vorige fragment (brede inzetbaarheid). Hij trekt een paral-lel tussen VO en PO en suggereert daarmee een ordeningsprincipe. Dit blijkt uit de ‘vraag’ van I die hierop volgt. In deze vraag wordt de validiteit van deze parallel ter discussie gesteld door te

Het argument van de directeur wordt geaccepteerd en daarmee is zijn overtuiging geslaagd. Maar om-dat het maar een stukje is van het geheel en het concept voor het versnelde vaste contract evenals de norm over risico niet ter tafel komen, moeten de anderen hun eigen impliciete afweging maken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het onderwerp te-rug blijft komen in het gesprek. Het blijkt ook uit het

7 Organisatie 1

refereren aan wat normaal is (invullen VO met oud-schoolleiders).

In deze discussie gaat het om wat normaal is (en daarmee acceptabel) en niet om de inhoud van het onderliggende concept om VO-interimmers in vaste dienst te hebben. Dit sluit aan bij het principe van relevantie. Het kost minder verwerkingsener-gie om door te gaan op wat normaal is en wat niet dan door een vraag te stellen als: op basis waar-van is het beter om VO-interimmers in vaste dienst te hebben in plaats van in een ander soort dienst-verband? Dit sluit ook aan bij de onderliggende zorg van een aantal MT-leden als het gaat om ri-sico met betrekking tot het versneld in vaste dienst nemen van een aantal mensen.

In het laatste argument onderzoekt de directeur niet het argument van oud-schoolleiders, maar stelt dat hij het niet erg vindt om met vier vijf op-drachten er één twee in vaste dienst te hebben. Hij oriënteert zich hiermee weer naar de zorg over ri-sico.

feit dat een ander MT-lid na bovenstaand argument een ander argument aanvoerde om de keuze voor VO-interimmers in vaste dienst te rechtvaardigen. Hij gaf aan dat dit de uitstraling op de website zou kunnen vergroten. ‘Uitstraling’ is een abstract ge-formuleerde norm. Daarmee wordt er een abstracte term toegevoegd in plaats van dat een van de reeds gebruikte abstracties worden onder-zocht. De betekenis van zo’n nieuwe abstractie evenals de afweging in het geheel moeten mensen dus maken binnen hun eigen logica. Dit belemmert het wederzijds leren.

In dit stukje discours verlaagt de directeur het abstractieniveau door concreet te wor-den: de versneld aan te nemen mensen kunnen ook interim klussen doen in het VO. Het voordeel hiervan is dat er nu concreet over gesproken wordt, zoals blijkt uit bo-venstaand fragment. Het nadeel is dat de validiteit van het argument ook makkelijker ter discussie kan worden gesteld. In bovenstaand fragment wordt betoogd dat inte-rim in VO altijd werd afgedekt met oud-schoolleiders. Met dit fragment komt het totaal concept van de directeur niet vollediger op tafel en kan de rest van het MT de eigen impliciete concepten niet wegen ten opzichte van die van de directeur.

In fragment 7.4.3 verhoogt de directeur het abstractieniveau weer, waardoor het voor de anderen moeilijk wordt hem erop te bevragen. En dit gebeurt dan ook niet?

Fragment 7.4.3 vrijheid om op de golfbaan te staan