• No results found

4.4 – Methode van verspreiden

233

15

,

0

96

,

1

17

,

1

2 2 2

=

=

n

Uit de berekening volgt dat minimaal 234 respondenten benodigd zijn.

4.4 – Methode van verspreiden

De enquêtes zullen worden aangemaakt op de website www.thesistools.com. Dit heeft als voordeel dat de respondenten de enquête online kunnen invullen en een routering in de vragen kan worden aangebracht, zodat de respondent alleen de voor hem/haar relevante

vragen te zien krijgt. Gekozen is om de enquête tegen betaling reclamevrij te maken. De verspreiding zal plaatsvinden door via e-mail een uitnodiging te versturen met daarin een link naar de enquête. Verwacht wordt dat in de eerste dagen na het versturen van de uitnodiging een groot aantal respondenten de enquête zal invullen maar dat dit aantal vervolgens snel zal afnemen. Daarom zal een week na de eerste uitnodiging een herinnering worden verstuurd. Een week na het versturen van de herinnering zullen waarschijnlijk weinig respondenten nog de moeite nemen om de enquête in te vullen. Dan kan dus worden begonnen met het analyseren van de resultaten. Voor de inhoud van de uitnoding en de herinnering wordt verwezen naar bijlage 3 (blz. 13) en bijlage 4 (blz. 14).

4.5 – Enquêtevragen

Voor het opstellen van een goede enquête moet ten eerste worden teruggegaan naar de hypothesen. Om elke hypothese te kunnen testen, moeten vragen worden geformuleerd waarmee dit mogelijk is. Ten tweede zullen vragen worden gesteld over hoe het referralprogramma bevalt, waar verbeterpunten zijn en of medewerkers verwachten in de toekomst referrals aan te dragen. Ten derde is het interessant om te zien of bepaalde groepen zijn te onderscheiden naar leeftijd, geslacht, arbeidstevredenheid en de mate waarin de respondenten met anderen over Bedrijf X praten (collega’s niet meegerekend). Ook hiernaar zal worden gevraagd.

4.5.1 – Enquêtevragen voor het testen van de hypothesen

Voor het testen van de hypothesen zijn de volgende vragen geformuleerd.

Bij hypothese 1, ‘Hechte relaties worden vaker aangedragen dan losse relaties’, is het van belang om te definiëren welke relaties worden verstaan onder hechte relaties en welke relaties zullen worden verstaan onder losse relaties. Onder hechte relaties zullen worden verstaan: familie en directe vrienden/vriendinnen. Alle andere soorten relaties worden geschaard onder losse relaties. De vraag die aan deze hypothese gekoppeld wordt luidt: ‘Hoe is/zijn je referral(s) aan jou gerelateerd?’ Bij deze vraag kan men aangeven hoeveel aangedragen referrals in een bepaalde antwoordcategorie vallen, waarbij uitdrukkelijk wordt verzocht om elke aangedragen referral in slechts een categorie te laten vallen. De categorieën waar men uit kan kiezen zijn: (1) familie, (2) directe vriend(in), (3) kennis, (4) voormalige collega, (5) zakelijke relatie, (6) kennis/vriend/vriendin van mijn partner en (7) anders. Hierbij zijn meerdere antwoorden mogelijk. Als men bijvoorbeeld 3 referrals heeft

aangedragen waarvan een familielid en twee directe vrienden, vult men een ‘1’ bij familie en een ‘2’ bij directe vriend(in) in.

De volgende vraag is geformuleerd voor het testen van hypothese 2, ‘Netwerken die verband houden tussen interessen en vaardigheden en de aard van de toekomstige functie van de aangedragen medewerker worden interessanter geacht om potentiële kandidaten in te zoeken en uit aan te dragen’: ‘Welke van de onderstaande online netwerken acht je het meest vruchtbaar om referrals uit aan te dragen?’ De antwoordopties hiervoor zullen zijn: (1) privénetwerken, zoals Hyves en Facebook; (2) zakelijke netwerken, zoals Linkedin; (3) beide mogelijkheden zijn even goed en (4) geen idee.

Voor het testen van hypothese 3, ‘Online netwerken worden door de doelgroep geschikt geacht om in te zoeken naar potentiële medewerkers’, is de volgende stelling geformuleerd: ‘Ik denk dat online netwerken mij kunnen helpen om referrals aan te dragen.’ Respondenten kunnen aangeven op een 7-punts likertschaal in hoeverre ze het eens zijn met deze stelling.

Voor het testen van hypothese 4, ‘Door het geven van een bonus worden medewerkers gemotiveerd om potentiële medewerkers aan te dragen’, is een stelling geformuleerd die net zoals de vraag voor het testen van hypothese 3 wordt beantwoord op de 7-punts likertschaal. Deze stelling luidt: ‘Doordat ik een bonus kan verdienen, word ik gemotiveerd om op zoek te gaan naar referrals die ik kan aandragen.’ Daarnaast zal worden gevraagd welke referralbonus de respondenten het meest aantrekkelijk vinden. Men kan hierbij kiezen uit: (1) een geldelijke beloning; (2) een cadeau, zoals een flatscreen tv; (3) extra vakantiedagen; (4) een gift aan een goed doel; (5) een weekendje weg naar een buitenlandse stad; (6) iets anders, namelijk:...

Hypothese 5, ‘Wanneer medewerkers geen bonus zouden kunnen verdienen, zouden ze ook geen referrals aandragen’, zal worden getest met de stelling: ‘Zonder de mogelijkheid een bonus te verdienen, zou ik geen referrals aandragen.’

Hypothese 6, ‘Hoe hoger de arbeidstevredenheid, des te meer men geneigd is anderen aan te dragen bij de werkgever’, zal worden getest door de respondenten op een schaal van 1 tot en met 10 aan te laten geven hoe tevreden ze zijn met hun werk. Voor respondenten die hier geen openheid van zaken over willen geven zal een ‘geen antwoord’-optie worden toegevoegd.

Hypothese 7, ‘Het negatieve effect van het geven van een bonus is dat men zich gegeneerd voelt naar degene die men aandraagt’, zal worden getest met behulp van de stelling: ‘Wanneer ik een bonus verdien door het aandragen van een referral, voel ik me gegeneerd ten aanzien van deze persoon.’

Hypothese 8, ‘Het steunen van een goed doel zorgt ervoor dat men zich extra voelt aangespoord om medewerkers aan te dragen’, zal worden getest met de stelling: ‘De ondersteuning van een goed doel motiveert me om referrals aan te dragen.’

Hypothese 9, ‘Het moeten vermengen van werk- en privéleven heeft een negatieve invloed op het aandragen van potentiële medewerkers’, wordt getest met de stelling: ‘Ik vind het geen probleem om iemand uit mijn privéleven aan te dragen bij Bedrijf X.’ Daarnaast zal worden bekeken of men problemen heeft met referrals aan te dragen uit het zakelijk netwerk en in hoeverre dit verschilt van het aandragen van referrals uit het privénetwerk. Dit zal worden getest met de stelling: ‘Ik vind het geen probleem om iemand uit mijn zakelijk netwerk aan te dragen bij Bedrijf X.’

Hypothese 10, ‘De eventuele frustratie van de ontwikkeling van de eigen carrière heeft een negatieve invloed op het aandragen van potentiële medewerkers’, zal worden getest met de stelling: ‘Ik denk dat degene die ik aandraag mijn eigen carrière negatief kan beïnvloeden.’

Hypothese 11, ‘Medewerkers vinden het moeilijk om naar het cv van iemand anders te vragen’, wordt getest met de stelling: ‘Ik vind het gemakkelijk iemand anders om zijn/haar cv te vragen.’

Hypothese 12, ‘Het risico potentiële medewerkers te moeten teleurstellen heeft een negatieve invloed op het aandragen van deze medewerkers’, wordt getest met de stelling: ‘De mogelijkheid mijn referral te moeten teleurstellen omdat hij/zij de beoogde baan niet krijgt, frustreert me referrals aan te dragen.’

Hypothese 13, ‘Jongere medewerkers zijn meer gemotiveerd potentiële medewerkers aan te dragen dan oudere medewerkers’, zal worden getest door te berekenen of de leeftijd negatief correleert met het aantal referrals dat is aangedragen.

Hypothese 14, ‘Mannen zijn gevoeliger voor de referralbonus van vrouwen’, zal worden getest door te testen of mannen en vrouwen verschillen op de stellingen: ‘Doordat ik een

bonus kan verdienen, word ik gemotiveerd om op zoek te gaan naar referrals die ik kan aandragen’ en ‘Zonder de mogelijkheid een bonus te verdienen, zou ik geen referrals aandragen’.

4.5.2 – Enquêtevragen ten behoeve van extra informatie

Naast de informatie die uit het testen van de hypothesen wordt verkregen, zal er om extra informatie worden gevraagd. Deze informatie is direct nuttig ten behoeve van Bedrijf X’s referralcampagnes, maar ook gebruikt kan worden voor het onderzoek. In het geval dat de respondent een of meerdere referrals heeft aangedragen, zal worden gevraagd:

1. Of Bedrijf X’s referralcampagnes de respondent hebben gemotiveerd deze perso(o)n(en) aan te dragen. Hierop kan met ‘ja’ of ‘nee’ worden geantwoord.

2. Hoe het aandragen van een of meerdere referrals is bevallen. Hierop kan geantwoord worden middels een 5-puntsschaal die loopt van zeer goed tot zeer teleurstellend.

3. Wanneer het aandragen van een of meerdere referrals niet naar tevredenheid is verlopen wil Bedrijf X graag weten waarom niet. Deze vraag krijgt de antwoordopties: (1) mijn referral is niet uitgenodigd en/of aangenomen; (2) het recruitmentproces verliep te langzaam; (3) de bonus werd te laat uitbetaald; (4) ik kreeg geen updates over de status van mijn referral(s); en (5) anders, namelijk:. Ook zal de gelegenheid worden gegeven het antwoord nader toe te lichten.

Wanneer de respondenten geen referral(s) hebben aangedragen wordt hen gevraagd naar de reden waarom niet. Hierbij worden drie opties gegeven: (1) ik wist niemand aan te dragen; (2) ik wil niemand aandragen want ik heb er bezwaar tegen dit te doen; en (3) ik wilde wel iemand aandragen, maar die persoon wilde zelf niet aangedragen worden.

In het geval dat de respondent aangeeft bezwaar te hebben tegen het aandragen van referrals wordt hiervoor de reden gevraagd. De respondenten kunnen dit aangeven door het invullen van de volgende antwoordcategorieën en deze nader toelichten. De antwoordcategorieën zijn voortgekomen uit de expertinterviews en luiden: (1) ik wil liever niet dat mensen uit mijn kennissenkring gaan werken bij hetzelfde bedrijf als ik; (2) ik wil liever niet betrokken zijn bij andermans sollicitatieproces; (3) ik wil liever niet in verband worden gebracht met andermans (eventueel tegenvallende) prestaties; (4) ik ben bang dat degene die ik aandraag mijn carrière negatief beïnvloedt; (5) ik wil liever geen geld verdienen met het aandragen van andermans cv; (6) het concept (bestaande medewerkers dragen nieuwe medewerkers aan) staat me niet aan; (7) ik ben niet (geheel) tevreden met mijn werkgever; (8) ik ben niet (geheel) tevreden met het recruitmentproces; en (9) anders.

Ook zal worden gecontroleerd hoe groot het deel is van de medewerkers dat zich bewust is van de bonus die men kan verdienen wanneer men iemand aandraagt die op voor een sollicitatiegesprek wordt uitgenodigd, maar uiteindelijk niet wordt aangenomen. Deze vraag wordt in multiple-choicevorm gesteld, met de volgende antwoordopties: (1) <bedrag>; (2) € <bedrag>; (3) € <bedrag> (dit is het goede antwoord); en (4) € <bedrag>.

Daarnaast zal worden onderzocht of de eventuele partner een rol zou kunnen spelen bij het aandragen van referrals. Daarom wordt hiervoor de volgende vraag gesteld: ‘Wat zou je ervan vinden als we je zouden vragen je (eventuele) partner ook in zijn/haar netwerk te laten rondkijken?’ De antwoordopties die hierbij gegeven worden zullen zijn: (1) ik wil niet dat mijn (eventuele) partner hier een rol in speelt; (2) ik zou hierover nadenken; en (3) ik vind dat mijn (eventuele) partner hier zeker een rol in kan spelen.

Voor het eventueel aandragen van een referral zou het praten over Bedrijf X met anderen (uitgezonderd de collega’s van de respondent) een eerste stap kunnen zijn. Daarom zal de respondenten worden gevraagd hoe vaak zij met anderen over Bedrijf X praten. Men kan hierop antwoorden met (1) nooit; (2) soms; (3) regelmatig; (4) vaak en (5) zeer vaak.

Ook is het interessant om te onderzoeken in hoeverre de respondenten zich betrokken voelen bij hun referral en het proces dat tot aanname of afwijzing leidt. Daarom kunnen de respondenten reageren op de volgende stellingen middels het invullen van de 7-punts likertschaal:

1. Wanneer ik iemand aandraag, voel ik mij verantwoordelijk voor de kwaliteiten van mijn referral;

2. Wanneer ik iemand aandraag, voel ik me verantwoordelijk voor een goed verloop van het recruitmentproces;

3. Wanneer ik iemand aandraag, voel ik mij verantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk en de arbeidsvoorwaarden die hij/zij krijgt.

Ten slotte zal worden gevraagd of de respondenten in de toekomst van plan zijn referrals aan te dragen. Ook zal de vraag worden gesteld hoeveel personen de respondenten in hun netwerk hebben die ze geschikt achten om aan te dragen.

4.5.3 – Routering in de vragen

Omdat niet alle vragen kunnen worden beantwoord door iedere respondent (respondenten die niemand hebben aangedragen kunnen bijvoorbeeld niet aangeven hoe hun ervaringen daarmee zijn) wordt een routering aangebracht in de vragen. Voor een uitleg hierover wordt verwezen naar de enquête in bijlage 2 (blz. 7). Belangrijk is om hier op te merken dat respondenten die aangeven nooit een referral te willen aandragen geen antwoord zullen geven op een groot deel van de vragen. Het gevolg daarvan is dat de resultaten van dat deel van de vragen niet betrekking hebben op het gehele medewerkersbestand van Bedrijf X, maar op dat deel dat niet onverzettelijk negatief staat tegenover het aandragen van referrals. Naar verwachting is het deel dat onverzettelijk negatief staat tegenover het aandragen van referrals klein, omdat twee vragen hierover worden gesteld die men beide negatief moet beantwoorden wil men in deze categorie belanden, namelijk: (1) ‘Zou je in de toekomst een referral willen aandragen?’ en (2) ‘Zou je, wanneer je punten van kritiek verbeterd worden, wel een referral aandragen?’

De routering vindt automatisch plaats op basis van de antwoorden die de respondenten geven. De respondenten krijgen dus alleen de vragen te zien die voor hen van belang zijn.