• No results found

Met het afstappen van het beginsel van gratis-waterafgifte aan

Gelijkstelling van Chineezen met Europeanen,

WATERLEIDINGTARIEVEN 85 Met het afstappen van het beginsel van gratis-waterafgifte aan

de Inlandsche bevolking vervalt tevens ieder motief tot het ver-leenen van een reductie op den waterprijs voor verschillende doel-einden. De waterlevering tegen een gereduceerden prijs toch heeft geen andere beteekenis dan dat het water gedeeltelijk tegen den vastgestelden prijs wordt verkocht, terwijl een ander deel kosteloos wordt verstrekt.

Bij welhaast alle bestaande waterbedrijven is in de mogelijkheid voorzien om b.v. aan liefdadigheidsinstellingen een gereduceerden waterprijs in rekening te brengen. Meer aanbeveling zal het ver-dienen ook dezen waterverbruikers het volle tarief te berekenen;

wordt het watergeld voor deze inrichtingen te bezwarend geacht, dan kan ter verlichting van deze uitgave uit de algemeene middelen een subsidie verleend worden. Op deze wijze wordt een zuiverder beeld verkregen van de mate, waarin zich de liefdadigheidszin zal uitstrekken, terwijl aan den anderen kant de finantieele resultaten van het waterbedrijf in een juister licht verschijnen. Bovendien wordt er het voordeel door verkregen, dat mef het te goedkoop be-schikbaar gestelde water niet roekeloos wordt gehandeld.

Evenmin zal ten aanzien van de verplichting tot waterbetaling volgens den uniformen prijs een uitzondering gemaakt mogen worden voor diverse overheidsdiensten. Doordat de door deze waterverbruikers te betalen gelden uit de overheidskas afkomstig zijn, wordt dat water weleens zonder verrekening afgeleverd. Door deze handelwijze wordt evenwel de controle op het waterverbruik onmogelijk gemaakt, waardoor de verspilling van het water in de hand wordt gewerkt.

Om bij de invoering van een algemeen geldenden waterprijs te voorkomen, dat van het water t.b.v. huishoudelijke doeleinden een al te zuinig gebruik wordt gemaakt, hetgeen in strijd zou zijn met het hygiënische doel van de watervoorziening, kan voor de aange-sloten verbruikers een abonnementstarief ingevoerd worden, waarbij voor de verschillende woningcategorieën een bepaalde waterafname verplichtend wordt gesteld, welke hoeveelheid grooter moet zijn naarmate de verbruiker ruimer behuisd is.

Het taxeeren van de huurwaarde van een woning is echter in de practijk minder eenvoudig dan dit oogenschijnlijk lijkt; een

billijke indeeling van de woningen zal lastiger zijn naarmate er meer woninggroepen zijn. Om deze reden zal het gewenscht zijn het aantal woningklassen zoo klein mogelijk te kiezen. Hoe geringer dat aantal is, hoe juister de klassen aan te wijzen zijn, waartoe iedere woning behoort. Voorts lijkt het beter om in de tarieven het woord „huurwaarde" te vervangen door „woningklasse", aan-gezien de werkelijk betaalde huurprijs voor een woning somtijds belangrijk kan verschillen met de getaxeerde huurwaarde ervan, hetgeen tot ontevredenheid aanleiding kan geven.

Om een inzicht te verkrijgen van de waterhoeveelheden, die voor de verschillende woninggroepen als normaal worde beschouwd, volgen hieronder de maximum en minimum tarieven vooir eenige waterbedrijven, waar een gedifferentieerd tarief van toepassing is.

Overzicht van eenige tarieven.

Waterleidingbe-drijf te

Aantal klassen waarin de woning- en verdeeld zijn Getaxeerde huur- waarden in gld. per mnd. o, "5B

<U "O

WATERLEIDINGTARIEVEN. 87 Voor gezinnen, gehuisvest in woningen behoorende tot de laatste klassen, wordt 5 a 10 M3. de benoodigde hoeveelheid per maand geacht, terwijl de behoefte van de bewoners van de aanzienlijkste huizen op 20 tot 32 M\ in diezelfde periode is gesteld. De minimum eenheidsprijzen voor het water varieeren blijkbaar van ƒ 0,05 tot ƒ 0,20, terwijl deze voor de grootste woningen schommelen tusschen ƒ 0,20 en ƒ 0,60.

Op grond van het bovenstaande is het volgende tarief samen-gesteld. Bij de beoordeeling ervan moet niet uit het oog verloren worden, dat aan alle grondslagen eigenaardige bezwaren verbonden zijn en dat, welk stelsel, ook verkozen wordt, altijd een deel van de waterverbruikers te klagen zullen hebben over de ongelijkmatige en onbillijke wering van het tarief.

Ontworpen tarief voor huishoudelijk verbruik.

Hierbij valt het volgende op te merken. Het aantal woningklassen is op 5 gesteld, waardoor de indeeling van de perceelen weinig bezwaren met zich brengt; de kleinste woningen worden uiteraard in de klasse I, de duurste in de laatste klasse ingedeeld. De alge-meene waterprijs gelijkgesteld aan de bij hydrantverbruik, n.l.

ƒ 0,25 pe,r M3.. Schijnbaar zullen door dezen uniformen waterprijs de verbruikers van het water uit de hydranten benadeeld worden, omdat zij zich bovendien de moeite moeten getroosten om dat water naar de woningen te vervoeren. Hierbij moet evenwel in aan-merking genomen worden, dat de bewoners van aangesloten per-ceelen de kosten van hun aansluitingen aan het distributienet hebben te dragen.

De voor het vast recht beschikbaar gestelde waterhoeveelheid is in vergelijking met de heerschende opvattingen omtrent het normaal verbruik voor de laagste woningklassen betrekkelijk klein, voor de hoogste groepen daarentegen ruim te noemen. Dit levert het voordeel, dat de minst gegoeden onder de aangeslotenen, d.z.

derhalve in hoofdzaak de bewoners van Inlandsche woningen, een laag vastrecht hebben te betalen. Hebben deze lieden meer water noodig, dan kan dit meerdere tegen denzelfden eenheidsprijs be-trokken worden. Voor de meer welgestelden kan een lagen water-prijs weliswaar geen prikkel zijn om de waterverspilling na te laten, doch is het toegemeten waterquantum voor de hoogste woninggroepen zoo ruim gesteld, dat een overschrijding van die hoeveelheden slechts zal kunnen plaats hebben bij opzettelijke vermorsing.

De andere groep van waterverbruik betreft het water, dat af-getapt wordt in fabrieken, werkplaatsen, kantoren, scholen, zieken-huizen, slachtzieken-huizen, enz., waarbij geen sprake is van gewoon huishoudelijk verbruik.

De meeste bedrijven berekenen voor deze waterlevering een bepaald bedrag per M3., met dien verstande, dat de eenheidsprijs lager wordt gesteld, naarmate het waterverbruik toeneemt. Eenige bestaande tarieven zijn hieronder vermeld.

a. Te Buitenzorg.

Bij een maandelijksche afname van 8 tot 50 M'. ... ƒ 0,35 p.M3. Voor de volgende 50 M3. of gedeelte ervan „ 0,30 „

WATERLEIDINGTARIEVEN 89 Voor de volgende 100 M3. of gedeelte daarvan ... ƒ 0,275 p.M3. Voor de daarop volgende 200 M3. of gedeelte ... 025

b. Te Semarang.

Afname per maand van 100 M3. of minder ƒ 0,25 p.M».

Voor de volgende 150 M'. of gedeelte „ 0,22»

Voor de volgende 250 M3. of gedeelte " o',20 "

Voor de volgende 500 M3. of gedeelte " o'15

Voor het meerdere verbruik 010 c Te Bandoeng.

Maandeiijksch verbruik van 10 tot 100 M3 ƒ 0,40 p.M'.

Voor de volgende 200 M3. of gedeelte „ o 35 Voor de volgende 300 M3. of gedeelte "t o'30

Voor de meerdere afname 0 2 5 d. Bij de waterleidingen te Malang, Soemenep,"Makasser"en

Tandjongkarang is de waterprijs onafhankelijk van de afgenomen hoeveelheid gesteld op achtereenvolgens ƒ 0,25, ƒ 0,25, ƒ 0,60 en ƒ 0,40 per M3.. De eenheidsprijs kan bij de bedrijven'te Malang en Tandjongkarang door de daartoe bevoegde autoriteit verminderd worden.

e. Te Pasoeroean kan het water voor de onderhavige doeleinden ook bij abonnement betrokken worden, waartoe het volgende tarief geldt.

Uit deze tarieven blijkt, dat nagenoeg algemeen de opvatting wordt gehuldigd, dat ruimere waterhoeveelheden tegen een gere-duceerden prijs afgeleverd moeten worden.

Een centrale watervoorziening wordt meestal tot stand gebracht

om den bewoners van het te verzorgen gebied betrouwbaar me-nage-, wasch- en badwater te leveren. Desgewenscht kan het be-schikbare water ook verstrekt worden aan ondernemingen en bedrijven; het zal zelden of nooit voorkomen, dat een gemeentelijke waterverzorging ter hand wordt genomen om speciaal bedrijven van zuiver water te voorzien. Alhoewel het wenschelijk zal zijn om een waterbedrijf op commercieelen grondslag te exploiteeren, teneinde voor de gemeenschap de beste resultaten te verkrijgen, zal het waterwerk tevens een hygiënisch belang beoogen, en moet het in strijd hiermede geacht worden om het water tegen een gereduceerden prijs aan z.g. groote afnemers te verstrekken. Dit zou slechts te verdedigen zijn indien de toevoer van het water onbeperkt groot is en tegen zulke geringe zelfkosten verkregen kan worden, dat een grootere omzet geen meerdere uitgaven met zich brengt. Een zoodanig geval zal zich evenwel hoogst zelden voor-doen. In dit verband wekt het eenige bevreemding, dat b.v. te Buitenzorg een welgesteld persoon, wiens woning in de hoogste klasse is ingedeeld, voor het water t.b.v. het huishoudelijk verbruik, dat hem derhalve onontbeerlijk is, ƒ 0,55 per M3. moet betalen, terwijl aan een onderneming, die meer dan 200 M3. per maand verbruikt, slechts ƒ 0,25 per M3. in rekening wordt gebracht. Zelfs kan de gemeenteraad een nog lageren waterprijs daartoe vaststellen.

Om het verleenen van een reductie bij groote waterafname te verdedigen, wordt vaak het argument aangevoerd, dat b.v. aan afnemers van groote hoeveelheden electrische energie door een electriciteitsbedrijf eveneens een lageren eenheidsprijs wordt bere-kend dan aan verbruikers van kleine hoeveelheden. Deze verge-lijking gaat echter eenigszins mank.

Een electrische centrale moet een zoodanige capaciteit bezitten, dat 's avonds en des nachts de benoodigde energie voor

verlichtings-doeleinden kan geleverd worden. De belastingspitsen zullen zich hier te lande waarschijnlijk tusschen 7 en 10 uur 's namiddags vertoonen. Buiten deze uren, maar vooral over dag, wanneer er geen of zeer weinig vraag naar kunstlicht bestaat, zal een overvloed van energie aan de centrale beschikbaar zijn. Deze energie, die verloren zou gaan, wordt ten voordeele van het electriciteitsbedrijf tegen een gereduceerden prijs voor krachtdoeleinden afgeleverd.

WATERLEIDINÜTARIEVEN. gl In dergelijke stroomleveringscontracten wordt dan ook vaak de

clausule opgenomen, dat de stroomafname slechts gedurende de daguren zal plaats hebben, of ook wel, dat de levering uitgesloten zal zijn in de avonduren, waarin de topbelasting van de centrale zich voordoet. Indien de mogelijkheid bestond om de eventueel onverbruikte energie economisch te accumuleeren, zou van eenige reductie van den stroomprijs waarschijnlijk geen sprake zijn. In de Scandinavische landen bestaan waterkrachtcentrales van enorme capaciteiten, die de opgewekte electriciteit tegen uiterst geringen prijs aan chemische industrieën aldaar afstaan. Deze fabrieken hebben voor hun bedrijf groote hoeveelheden stroom noodig, doch kunnen slechts rendeeren, indien de kracht zeer goedkoop' is te betrekken. Als contraprestatie verbinden deze ondernemingen zich de stroom slechts af te nemen, in tijd, dat de krachtcentrale over een overmaat aan energie beschikt, en zijn vaak weken-, soms maandenlang van stroomlevering uitgesloten. Ook de leverancier van de si-oom is op deze wijze gebaat bij de aflevering tegen een verlaagden prijs.

Geheel anders is dit bij een waterbedrijf; hierbij kan geen sprake zijn van eenigen tegendienst van de zijde van den afnemer in het groot. Dit zou mogelijk zijn door b.v. het water 's nachts af te nemen, waardoor op de aanlegkosten van het verzamelreservoir en de buisleidingen zou kunnen bespaard worden, doch dit zal in

^en regel practisch niet mogelijk blijken.

Indien het geval zich zou voordoen, dat een grootere omzet van het water tegen een lageren prijs voor het bedrijf finantieel voor-deel zou opleveren, zal het meer te verdedigen zijn om de tarieven voor het drinkwater te verlagen, en niet alleen voor doeleinden, waar veelal met het gebruik van put- of rivierwater kan worden genoegen genomen.

Er is dan ook geen gegronde reden aan te voeren om voor het Waterverbruik in perceelen, die geen woonhuizen zijn, een lageren Prijs te berekenen. Eerder zou dat water zelfs duurder verkocht moeten worden. Ter vereenvoudiging van het administratieve werk, en om te voorkomen dat het gebruik van leidingwater in sommige fabrieken van consumptie-artikelen (b.v. ijs- en

limonadefabrie-ken) en in hotels e.d. te veel beperkt zou worden, zal het

aan-beveling verdienen ook voor deze doeleinden denzelfden uniformen prijs voor het water in te voeren als vooir het huishoudelijk ver-bruik, doch uitsluitend te berekenen per afgeleverd M3..

Er bestaan echter gevallen, waarbij wel aanleiding bestaat om aan afnemers van, groote waterhoeveelheden een reductie op den waterprijs te verleenen. Het kan voorkomen, dat een havengebied, een suikeronderneming, het woningcomplex van een spoorweg-bedrijf, e.d. in de verzorgingssfeer van een stedelijke watervoor-ziening is opgenomen. Indien de distributieleidingen binnen die emplacementen op kosten van het waterbedrijf zijn aangelegd, zal elk uit dat leidingnet te bedienen perceel op dezelfde wijze be-handeld moeten worden als de overige aansluitingen in het ver-zorgingsgebied. Van eenige reductie zal zelfs geen sprake mogen zijn, indien een onderneming al het benoodigde water op een bepaald punt van de hoofdbuis ingemeten wenscht te ontvangen om het eventueel gratis of tegen een verlaagd tarief aan de geëm-ployeerden te verstrekken. Ook in dit geval dienen de onkosten van het waterbedrijf door de waterverbruikers gezamenlijk ge-dragen te worden, zoodat er geen reden bestaat om den afnemer van een groote massa een verminderde prijs in rekening te brengen.

Indien een dergelijke waterafgifte in hoofdzaak een woningempla-cement betreft, dan zal bovendien een minimum te verbruiken waterhoeveelheid bedongen moeten worden.

Anders wordt dit, indien het leidingnet voor een emplacement door een onderneming zelf wordt aangelegd en onderhouden. Hier-door daalt voor het waterbedrijf de kostprijs voor het water, zoodat dit een argument kan zijn om den verkoopprijs van het water aan de onderneming te verminderen met êen bedrag, overeenkomende met de gecalculeerde besparing in den kostprijs.

Bij de invoering van de bovengenoemde tarieven is het noodig, dat voor iedere aansluiting aan de hoofdhuizen een watermeter geplaatst wordt. Dit levert wel eenige bezwaren op. In de eerste plaats zijn deze instrumenten niet goedkoop en is de levensduur ervan bepeirkt. Bovendien moeten ze ter bescherming opgesteld worden in daartoe te vervaardigen betonnen of houten bakken of doozen. De watermeters worden in den regel door het bedrijf aangeschaft en aan de verbruikers in huur afgestaan. De

huur-WATERLEIDINGTARIEVEN 93 prijzen moeten erop berekend zijn, dat daaruit de afschrijving en het onderhoud van die apparaten te bekostigen is.

De vraag is wel eens gesteld of het billijk is den waterafnemers de kosten van de meettoestellen te doen dragen, aangezien geen enkelen koopman de meetwerktuigen aan zijn klanten in rekening brengt. Hiertegen is evenwel aan te voeren, dat geen enkele han-delaar voor eiken afnemer een afzonderlijk meetapparaat noodig heeft, en bovendien vormen de kosten voor de meet- en weegtoe-stellen een onderdeel van zijn bedrijfskosten, die hij wel degelijk op de klanten verhaalt.

Aan het denkbeeld om den aanschaf van de watermeters door de aangeslotenen te doen geschieden is het bezwaar verbonden, dat mogelijk minderwaardige en derhalve ongevoelige instrumenten gekocht worden. Dit is echter te ondervangen, indien van directie-wege enkele fabrieksmerken worden voorgeschreven, die gebezigd mogen worden. Doch de periodieke keuring en schoonmaak en eventueele reparaties van de watermeters maken het noodig, dat deze instrumenten vaak voor langeren of korten duur door anderen moeten worden vervangen. Meestal worden in dergelijke gevallen de uitgenomen meters voodoopig in reserve gehouden. Dit alles zou moeilijkheden met zich brengen, indien de toestellen het eigen-dom waren van de verbruikers.

De onderstaande tarieven geven een denkbeeld van de gevorderde huurprijzen voor de watermeters.

Watermeterhuur per maand in gld.

Wijdte van den

1) Voor huurwaarden van de aangesloten perceelen lager dan / 30.—

Per maand bedraagt de meterhuur / 0.20; voor hoogere huurwaarden ƒ 0.40.

In den regel zullen de huurprijzen voor den watermeter meer drukken op de verbruikers van kleine waterhoeveelheden dan op de grootere afnemers. Wel zijn de meters van een kleineren diameter goedkooper in aanschaf dan de wijdere, doch dit prijsverschil kan nooit zioodanig zijn, dat de gecalculeerde huurprijs voor iederen meter in verhouding staat tot de waterafname. Hier komt nog bij, dat de wijdte van het meetapparaat niet afhankelijk wordt gesteld /an het waterverbruik, doch van het aantal aftapkranen en toestellen, dat in de huisleiding is aangebracht. Eenig verband zal er uiteraard wel bestaan tusschen het aantal kranen en de klasse, waarin een woning ingedeeld is; een perceelleiding voor een ruime woning zal doorgaans van meer kranen voorzien zijn dan die voor een klein huis.

Door de gevorderde huur voor de watermeters woedt feitelijk de waterprijs verhoogd. Om deze verhooging door alle aangeslote-nen in dezelfde mate te doen dragen, zou het noodig zijn om den huurprijs van de meettoestellen voor de verschillende woninggroe-pen vast te stellen in verhouding tot het verplichte waterverbruik.

Aangezien het aantal meters van iedere wijdte voortdurend wijzi-gingen ondergaat, zal een omslachtige administratie noodig zijn om te voorkomen, dat het bedrijf op de watermeterrekening verlies zal leiden. De onbillijkheid zou daardoor echter niet opgeheven worden, omdat degenen, die meer water verbruiken den normaliter is toe-gestaan, deze verhouding weder verstoren.

Om aan de bezwaren en tevens aan de kosten van de watermeters te ontkomen, gebeurt het weleens, dat voor de waterlevering voor huishoudelijke doeleinden geen meettoestellen gebezigd worden, en het waterverbruik slechts volgens het abonnement in rekening wordt gebracht. In Nederland komt deze methode van waterlevering vee!

voor; hier te lande is ze minder in zwang. Het behoeft geen betoog, dat bij een waterstrekking a discretion de vermorsing van het water in de hand gewerkt wordt. In een Hollandsche woning en bij de aldaar heerschende toestanden zal minder gelegenheid bestaan het water in groote hoeveelheden onbenut te doen wegvloeien dan in een

Indische woning, zoodat de ongecontroleerde waterafgifte daar practisch weinig bezwaren oplevert. Er behoeft hier niet alleen ge-dacht te worden aan opzet van de bewoners om het water te

ver-WATERLEI Dl NGTARI EVEN 95 spillen; de Inlandsche bedienden b.v. laten gaarne een kraan langer open staan dan noodig is, indien dit hen eenig gemak oplevert;

slechts bij strenge controle zullen zij dat nalaten.

Voor de rendabiliteit van het bedrijf is het noodig dat het wa-terverlies tot de kleinste proporties beperkt blijft en is derhalve aan de metercontröle niet te ontkomen. De minst omslachtige methode is om de meetkosten vooir ieder instrument afzonderlijk te becijferen, en deze den verbruikers in den vorm van meterhuur in rekening te brengen. Ook hierbij is een regeling, die iedereen bevredigen zal, niet goed mogelijk.

Blijkens het bovenstaande zal een waterbedrijf in hygiënisch en finantieel opzicht de beste resultaten opleveren, indien:

Ie. er geen water kosteloos wordt afgeleverd,

2e. het water voor alle doeleinden tegen een uniformen prijs wordt verkocht, terwijl voor de bewoonde perceelen een minimum verbruik i.v.b. met de grootte ervan wordt vast-gesteld,

3e. de waterverkoop aan de bewoners van niet op de hoofd-buizen aangesloten perceelen plaats heeft door middel van automatische verkooptoestellen, die in een groot aan-tal in de volksbuurten worden opgesteld.

Soerabaia, April 1927.

door

Dr. H. M. HIRSCHFELD.

In het April-nummer van Koloniale Studiën werd een voordracht van Dr. J. H. BOEKE over „Het zakelijke en het persoonlijke element in de koloniale welvaartspolitiek" gepubliceerd. Deze voordracht was o.a. een onderwerp van discussie in de studiegroep Batavia van de Vereeniging voor Studie van Koloniaal Maatschappelijke vraagstukken. Bij deze discussie kwamen verschillende opmerkingen die gemaakt werden niet voldoende tot haar recht. Zoowel in dit verband, als met het oog op het groote belang, verbonden aan het door Dr- BOEKE aangesneden probleem, meen ik de aandacht te mogen vragen voor een aantal bedenkingen, die m.i. tegen zijn betoog kunnen worden ingebracht.

Ik zal daarbij de rede van Dr. BOEKE niet op den voet volgen, aangezien mijn bedenkingen minder gericht zijn tegen het histo-rische deel van het betoog, dan wel tegen den principiëelen grond-slag daarvan.

In de eerste plaats zou ik derhalve nader willen ingaan op de tegenstelling van de zakelijke en de persoonlijke welvaartspolitiek.

Aangezien hiermede het geheele betoog staat of valt, mocht men een scherpe definiëering van deze tegenstelling verwachten. Het eerste wat dan ook opvalt is, dat men een zoodanige definiëering niet aantreft. Men kan die tegenstelling, toegelicht door enkele

Aangezien hiermede het geheele betoog staat of valt, mocht men een scherpe definiëering van deze tegenstelling verwachten. Het eerste wat dan ook opvalt is, dat men een zoodanige definiëering niet aantreft. Men kan die tegenstelling, toegelicht door enkele