• No results found

Mensenrechtenverdragen

6. BESCHERMING IN HET HUIDIG INTERNATIONAAL RECHTSKADER

6.2. INTERNATIONALE VERDRAGEN

6.2.4. Mensenrechtenverdragen

a) Het BUPO- en ECOSOC-Verdrag

Een belangrijke bepaling relevant voor de bescherming van TK vinden we terug in artikel 27 van het BUPO-Verdrag224:

“Art. 27

In Staten waar zich etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden bevinden, mag aan personen die tot die minderheden behoren niet het recht worden ontzegd, in gemeenschap met de andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal te bedienen.”225

Vooral het recht om “hun eigen cultuur te beleven” is van belang voor de inheemse en lokale gemeenschappen die houders zijn van TK. De vraag is of dit recht ook bescherming kan bieden tegen de onrechtmatige toe-eigening van TK, aangezien op het eerste gezicht het recht om eigen cultuur te beleven in het kader van TK eerder relevant lijkt voor het behoud van TK. In dit kader leest men artikel 27 BUPO samen met het algemene artikel 1.2 vervat in hetzelfde verdrag dat stelt:

“Art. 1 (…)

222 Art. 3, tweede lid, Understanding on Rules and Procedures Governing the Settlement of Disputes 1994,

https://www.wto.org/english/docs_e/legal_e/28-dsu.pdf.

223 Art. 22 ibid; WTO, “Understanding The WTO: Settling Disputes”,

https://www.wto.org/english/thewto_e/whatis_e/tif_e/disp1_e.htm.

224 Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten van 19 december 1966 (hierna: BUPO-Verdrag). 225 Art. 27 BUPO-Verdrag

63 2. Alle volken kunnen ter verwezenlijking van hun doeleinden vrijelijk beschikken over hun natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen, evenwel onverminderd verplichtingen voortvloeiend uit internationale economische samenwerking, gegrondvest op het beginsel van wederzijds voordeel en op het internationale recht. Onder geen voorwaarde mogen een volk zijn bestaansmiddelen worden ontnomen.

(…)”226

Voor gemeenschappen die afhankelijk zijn van hun natuurlijke omgeving wordt verondersteld dat zowel de vaardigheden en kennis met betrekking tot dergelijke natuurlijke rijkdommen en deze rijkdommen an sich cruciaal te zijn voor hun genot van hun eigen cultuur. Inderdaad, samen gelezen in het licht van de bescherming van TK zeggen deze bepalingen dat voor zover het behoud van bepaalde natuurlijke rijkdommen cruciaal is om een minderheid van hun eigen cultuur te kunnen laten genieten, het behoud ervan een voorwaarde is om dit recht uit te oefenen.227

Hoewel artikel 27 van het BUPO-Verdrag geschreven is als een “negatief recht”, valt er een positieve verplichting tot het eerbiedigen van dit recht op het beleven van eigen cultuur, en dus de positieve verplichting tot bescherming van TK, in te lezen wanneer we dit artikel

samennemen met artikel 2.1 van het BUPO -Verdrag:228

“Art. 2 (…)

1. Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich de in dit Verdrag erkende rechten te eerbiedigen en deze aan eenieder die binnen zijn grondgebied verblijft en aan zijn rechtsmacht is onderworpen te verzekeren, zonder onderscheid van welke aard ook, zoals naar ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.

(…)”229

Gezien het toepassingsgebied van deze masterproef moet niet de bescherming van TK in de zin van het behoud ervan onderzocht worden, echter wel de bescherming van TK tegen diens onrechtmatige toe-eigening, specifiek door middel van intellectuele eigendomsrechten. Daarom stelt zich hier de vraag of deze mensenrechtelijke bepalingen met betrekking tot cultuur hier mogelijks ook in kunnen voorzien.

Voor het antwoord op die vraag moet artikel 15 van het ECOSOC-Verdrag230 erbij worden

betrokken:

226 Art. 1.2 BUPO-Verdrag

227 H. M. HAUGEN, “Traditional Knowledge and Human Rights”, J. World Intell. Prop. 2015, 672-673. 228 Ibid, 673.

229 Art. 2.1 BUPO-Verdrag

230 Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 19 december 1966 (hierna:

64 “Art. 15

1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van eenieder: a) Deel te nemen aan het culturele leven;

b) De voordelen te genieten van de wetenschappelijke vooruitgang en de toepassing daarvan;

c) De voordelen te genieten van de bescherming van de geestelijke en stoffelijke belangen voortvloeiende uit door hem verricht wetenschappelijk werk of uit een literair of artistiek werk waarvan hij de schepper is.

2. De door de Staten die partij zijn bij dit Verdrag te nemen maatregelen om tot de volledige verwezenlijking van dit recht te komen houden mede in die, welke noodzakelijk zijn voor het behoud, de ontwikkeling en de verbreiding van wetenschap en cultuur.

3. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich de vrijheid te eerbiedigen die onontbeerlijk is voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en scheppend werk.

4. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen de voordelen die de stimulering en ontwikkeling van internationale contacten en van samenwerking op wetenschappelijk en cultureel gebied met zich brengen.”

Punt 1 van dit artikel vestigt onder a) recht op deelname aan het culturele leven, gelijkaardig aan het recht op genot van het culturele leven vervat in artikel 27 van het BUPO-verdrag, waarnaast het onder c) het recht van de schepper vestigt op de voordelen uit het door haar verrichtte wetenschappelijk, literair of artistiek werk. De vestiging van beide rechten onder punt 1 van artikel 15 van het ECOSOC-Verdrag impliceert dat de reikwijdte ervan specifiek in de context van dit artikel begrepen moet worden, maar het moet evenwel geïnterpreteerd worden in het licht van de andere bepalingen van het verdrag. Punt 2 van dit artikel vestigt de positieve verplichting van staten tot bescherming van deze rechten.231

Onder artikel 15.1 c) van het ECOSOC-Verdrag kan het zich onrechtmatig toe-eigenen van TK zonder enige verdeling van de voordelen die uit het gebruik van deze kennis voorvloeien gezien worden als een schending van het recht van de schepper op het genot van de voordelen voortvloeiend uit haar werk. De positieve verplichting tot bescherming van het genot van de eigen cultuur afgeleid uit artikelen 1.2, 2.1 en 27 van het BUPO-Verdrag ondersteunt deze interpretatie.

Desalniettemin kan dergelijke bescherming niet worden afgelezen uit de alleenstaande voornoemde mensenrechtelijke bepalingen. Slechts samengenomen volgens de uiteengezette interpretatie valt de bescherming van TK tegen onrechtmatige toe-eigening af te leiden en dat de inheemse en lokale gemeenschappen die houder zijn van TK, voordeel zouden moeten kunnen baten bij de bescherming van de belangen voortvloeiend uit hun TK, waardoor dusdanige bescherming van TK een internationale mensenrechtenverplichting inhoudt. Er valt

65 niettemin niet af te leiden uit de verdragen dat er een internationaalrechtelijke verplichting bestaat om te voorzien in een beschermingssysteem dat de bescherming tegen onrechtmatige toe-eigening verzekert.232

b) Andere relevante bepalingen in internationale mensenrechtelijke instrumenten

De internationale arbeidsorganisatie (International Labour Organisation, hierna: ILO) benadrukte ook de rechten van inheemse volkeren en de noodzaak van erkenning. In het ILO- Verdrag nr. 169, het tot op heden belangrijkste internationale rechtsverdrag dat de rechten van inheemse volken moet waarborgen, worden de aspiraties van deze volkeren erkend om controle uit te oefenen over hun eigen instellingen, levenswijzen en economische ontwikkeling, en om hun identiteit, talen en religies te behouden en te ontwikkelen binnen de structuur van de Staten waarin ze leven. Het verdrag bepaalt in haar tweede artikel dat de overheid verantwoordelijk om actie te ondernemen ter bevordering van de volledige verwezenlijking van de sociale, economische en culturele rechten van deze volkeren met betrekking tot hun sociale en culturele identiteit, hun gebruiken en tradities en hun instellingen.233

Andere relevante artikels van het verdrag zijn artikel 4.1, 5. a) en b), 7.1, 8.1 en 2, 13 en 15, welke regeringen verplichten een beleid te voeren bevorderlijk voor sociaaleconomische en culturele rechten, met inbegrip van religieuze, institutionele, gewoonterechtelijke, juridische en milieurechten, en de gemeenschapsgebaseerde industrie en traditionele praktijken van inheemse volkeren. Artikel 25 maakt de inheemse gezondheidszorg afhankelijk van het gemeenschapsmodel. Het ondersteunt een gezondheidsbeleid dat gebaseerd is op inheemse culturele omstandigheden: traditionele preventieve zorg, geneeswijzen en medicijnen, zonder de banden met andere niveaus van gezondheidszorg in gevaar te brengen. Evenzo is volgens het verdrag het bekrachtigde inheemse onderwijsmodel gebaseerd op hun geschiedenis, hun kennis en technologieën en hun waardesystemen. Over het algemeen bevat het ILO-verdrag nr. 169 dus veel ruime bepalingen voor de bevordering en bescherming van vrijwel alle aspecten van inheemse kennis op zowel beleidsmatig als ideologisch niveau.234 Echter gaat het hier

enkel over de bescherming van inheemse kennis, en valt daardoor TK gehouden door lokale gemeenschappen die niet inheems zijn buiten het toepassingsgebied van dit verdrag.