• No results found

Interactie van de bindende internationaalrechtelijke instrumenten

6. BESCHERMING IN HET HUIDIG INTERNATIONAAL RECHTSKADER

6.2. INTERNATIONALE VERDRAGEN

6.2.5. Interactie van de bindende internationaalrechtelijke instrumenten

Over het algemeen hebben de verschillende gebieden in het internationaal recht verschillende doelen, die niet per se met elkaar in overeenstemming zijn. Zo gaan de verdragen met betrekking tot biodiversiteit voornamelijk om het behoud en de bescherming ervan, en de mensenrechtenverdragen om de mensenrechtelijke kwesties. De instrumenten inzake

232 Ibid, 675.

233 Art. 2 ILO-Verdrag nr. 169.

234 C. OGUAMANAM, International Law and Indigenous Knowledge, Intellectual Property, Plant Biodiversity,

66 intellectuele eigendomsrechten, met TRIPS in de hoofdrol, geven prioriteit aan de conventionele doeleinden van deze intellectuele eigendomsrechten.235

De vraag die zich stelt is hoe de verdragen met de verschillende invalshoeken en doelstellingen zich met elkaar verhouden ten opzichte van de bescherming tegen de onrechtmatige toe- eigening van TK. Aangezien de biodiversiteitsverdragen en mensenrechtenverdragen goed op elkaar afgestemd zijn en bijgevolg de verhouding tussen deze instrumenten geen problemen biedt, is een evaluatie van hun overeenstemming hier niet aan de orde. Dit stuk handelt eerst over de verhouding tussen de biodiversiteitsverdragen en TRIPS, waarna de verhouding tussen de bindende mensenrechtenverdragen en TRIPS wordt geëvalueerd.

a) Biodiversiteit en intellectuele eigendomsrechten

De interactie tussen het Biodiversiteitsverdrag en TRIPS inzake TK ligt moeilijk door hun tegenovergestelde invalshoeken. Terwijl de TRIPS-overeenkomst vereist dat staten exclusieve private rechten verlenen op biologische rijkdommen, en verwante TK, bevestigt het Biodiversiteitsverdrag daarentegen de soevereine rechten van staten op deze biologische rijkdommen en TK.236

Wanneer de inhoud van beide instrumenten geanalyseerd wordt, zoals hierboven is gebeurd, en we deze naast elkaar leggen, blijkt springt een potentieel conflict tussen de TRIPS- overeenkomst en het Biodiversiteitsverdrag in het oog, met name tussen artikel 27 TRIPS, dat de minimumvereisten van octrooieerbaarheid internationaal vastlegt welke vereisten het vestigen van octrooien op TK toelaat, en artikel 8(j) juncto artikel 15 Biodiversiteitsverdrag, dat lidstaten verplicht om nationale initiatieven op te zetten met betrekking tot de bescherming van TK, zelfs als het duidelijk is dat dergelijke nationale initiatieven internationale gevolgen zouden hebben.

Hoewel TRIPS een internationaal instrument is, worden intellectuele eigendomsrechten uiteindelijk op nationaal niveau uitgegeven, waardoor voor zover de wetten van een staat inzake intellectuele eigendomsrechten voldoen aan de minimumnormen die door TRIPS zijn vastgesteld, het dus aannemelijk is dat er geen inherent conflict bestaat met het Biodiversiteitsverdrag. Er zou echter een conflict kunnen ontstaan tussen artikel 27 van TRIPS en het Biodiversiteitsverdrag indien staten wetten uitvaardigen die afbreuk doen aan de reikwijdte van TRIPS. Maar zelfs in dat geval, gelet op artikel 1 TRIPS dat vereist dat lidstaten bij naleving van de bepalingen in de overeenkomst slechts een uitgebreidere bescherming kunnen toepassen wanneer dit niet in strijd is met de bepalingen in TRIPS237, en gezien het feit

dat de TRIPS-overeenkomst specifiek gericht is op intellectuele eigendom, lijkt het erop dat de

235 D. VARADARAJAN, “A Trade Secret Approach to Protecting Traditional Knowledge”, Yale J. Int'l L. 2011,

391.

236 C. J. S. PICART en M. FOX, “Beyond Unbridled Optimism and Fear: Indigenous Peoples, Intellectual

Property, Human Rights and the Globalisation of Traditional Knowledge and Expressions of Folklore: Part II”, ICLR 2014, 7-8.

67 bepalingen ervan voorrang zouden hebben op het Biodiversiteitsverdrag als er een conflict zou zijn over zaken zoals octrooieerbaarheid. Wat betreft kwesties die betrekking hebben op de bescherming van TK door middel van intellectuele eigendomsrechten, is artikel 8(j) van het Biodiversiteitsverdrag verenigbaar met artikel 27, specifiek lid 3, TRIPS aangezien TK niet onder de uitsluitingen van octrooieerbaarheid valt.238

De TRIPS-overeenkomst en het Biodiversiteitsverdrag zijn dus niet per se juridisch onverenigbaar sensu stricto, aangezien ze niet hetzelfde voorwerp en doel hebben. Staten hebben vervolgens de plicht om tegelijkertijd beide verdragen na te leven. Buiten het internationaal recht ligt de onverenigbaarheid van de twee instrumenten in de verschillende achterliggende perspectieven van de verdragen, die we gezien hebben in hoofdstuk 4 bij de bespreking van de ‘noord-zuid tegenstelling’.239

In internationale fora laait er een uitgebreide discussie over de kwestie van het herzien van de relatie tussen TRIPS en het Biodiversiteitsverdrag. De Raad van de WTO werd de taak opgedragen om de relatie tussen de twee instrumenten te onderzoeken, welk onderzoek gebaseerd is op argumenten van de WTO-lidstaten die voornamelijk twee verschillende visies opwerpen met betrekking tot de relatie tussen TRIPS en het Biodiversiteitsverdrag. De eerste visie, welke voornamelijk ondersteund wordt door industrielanden, houdt aan dat er geen conflict is tussen de twee instrumenten, dat ze elkaar ondersteunen en dat kwesties zoals de verplichting tot voorafgaande geïnformeerde toestemming en het delen van voordelen het beste kunnen worden geboden door middel van contractuele overeenkomsten tussen aanbieder en gebruiker, dit wordt de contract-gebaseerde benadering genoemd. De tweede visie, voornamelijk ondersteund door ontwikkelingslanden, geeft aan dat er een conflict bestaat tussen de twee instrumenten en dat er dringend behoefte is aan een verdragswijziging dat TRIPS compatibel maakt met de relevante bepalingen van het Biodiversiteitsverdrag, zoals deze omtrent het verstrekken van voorafgaande geïnformeerde toestemming en de billijke en eerlijke verdeling van voordelen.240

Een natuurlijk gegeven is dat de interactie tussen het Nagoya protocol, als verlengde van het Biodiversiteitsverdrag, met de TRIPS-overeenkomst ligt in lijn ligt met bovenstaande bevindingen over de relatie tussen het Biodiversiteitsverdrag en TRIPS.

b) Mensenrechten en intellectuele eigendomsrechten

238 Zie supra p. 55.; I. MGBEOJI, Global Biopiracy: Patents, Plants, and Indigenous Knowledge, Vancouver,

UBC Press, 2006, 128-129.

239 Zie supra p. 31-3; J. CURCI, The Protection of Biodiversity and Traditional Knowledge in International Law

of Intellectual Property, Cambridge, Cambridge University Press, 2010, 20.

240 U. S. MISILI, “Assessments on the TRIPS Agreement and the Convention on Biological Diversity”, YBHD

2020, 302-304; WTO Council for Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights, THE RELATIONSHIP BETWEEN THE TRIPS AGREEMENT AND THE CONVENTION ON BIOLOGICAL DIVERSITY: SUMMARY OF ISSUES RAISED AND POINTS MADE (8 februari 2006), IP/C/W/368/Rev.1.

68 De mensenrechtenbenadering van TK wijst op de voorrang van mensenrechtenverplichtingen boven andere bepalingen van economisch beleid of economische overeenkomsten. Maar het is onduidelijk wat deze voorrang in moet houden wanneer het gaat om het voorkomen of het gebruik maken van intellectuele eigendomsmechanismen om TK te beschermen. Internationale mensenrechten en internationale intellectuele eigendomsrechten hebben zich gedurende een groot deel van hun geschiedenis onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. Pas recent, door de uitbereiding van de mensenrechtenregimes en intellectuele eigendomsregimes, zijn ze met elkaar in aanraking gekomen. Met name in de jaren ’90 door de erkenning door VN- mensenrechteninstanties van de rechten van inheemse groepen op erkenning van en controle over hun cultuur, inclusief TK.241

De zogenaamde voorrang van mensenrechten botst inzake TK op het probleem van afdwinging. Het ILO-verdrag nr. 169 dat de juridische standaarden voor inheemse rechten vastlegt, slaagt er niet in de intellectuele eigendomsrechten van inheemse volkeren te beschermen. Daarbij is de Verklaring van de Verenigde Naties betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen van 13 september 2007 (hierna: VN Verklaring over de rechten van inheemse volkeren)242 niet bindend en dus niet internationaal

afdwingbaar.243 En het wel bindende BUPO-verdrag zwakt haar bepaling die het recht van

volken om vrij te beschikken over hun natuurlijke rijkdommen af door eraan toe te voegen dat dit “evenwel onverminderd verplichtingen voortvloeiend uit internationale economische samenwerking, gegrondvest op het beginsel van wederzijds voordeel en op het internationale recht” is.244

Wanneer de zwakke afdwingbaarheid van deze mensenrechteninstrumenten tegenover de sterke internationale afdwingbaarheid van TRIPS wordt geplaatst, kan men niet anders dan de gestelde voorrang van de internationale mensenrechtelijke verplichtingen in twijfel te trekken.