• No results found

4.3 Masjieach ben Jozef en Masjieach ben David

144 Ibidem, 33. 145 Ibidem, 23. 146 Handelingen, 22:3, 23:6, 23:8. 147 Johannes, 8:44. 148 A. Costerus, Historie, 23. 149 Ibidem, 24. 150 Ibidem, 28-29.

151 A. Costerus, Historie, 22-23; J. Buxtorf, Synagoga, 18. Zie Afbeelding 4. 152 S. G. Burnett, From Christian Hebraism to Jewish studies, 55, 66-67.

Het zal zowel toen als nu veel lezers verbazen dat het geloof in twee Messiassen onderdeel uitmaakt van het traditionele Jodendom. Deze leer stelt dat Messias ben Josef en Messias ben David op aarde komen voor het eind der tijden en dat beide een andere rol gaan vervullen. Zo zal Davidszoon bijvoorbeeld koning op aarde zijn en hopen Joden volgens Costerus dat onder zijn heerschappij andere volken (dan Joden/Israëlieten) onderworpen zullen worden of uitgeroeid. Het is duidelijk dat Costerus door deze leer te bespreken zijn christelijke lezers wilde afschikken en gewaar wil maken van de vijandigheid binnen het Jodendom.

Dit hoofdstuk maakt opnieuw duidelijk dat de invloed van Synagoga Judaica op

Historie aanzienlijk is evenals dat er ook veel gelijkenissen zijn met Ein Sermon.154 Een voorbeeld van een overeenkomst is in de stelling en omschrijving dat beide Mesjiechiem in de Joodse leer een vader en moeder hebben en niet gelijk zijn aan God.155 Of dat Jezus binnen het Jodendom is verworpen en weggezet als een tovenaar.156 Ook in de weerlegging van dergelijke uitspraken zijn er overeenkomsten met de tekst van Weidner. Zo sommen beide auteurs de verschillende kenmerken op die aan de Messias toebehoren en in het Oude Testament geprofeteerd zijn, zoals dat de Messias in Bethlehem geboren wordt,157 geen vader heeft158 en de grootste wonderen kan verrichten.159 Aangezien Jezus aan alle voorwaarden voldoet, concludeert Costerus evenals Weidner dat Joden tevergeefs blijven wachten.160 Ondanks de gewichtigheid van het onderwerp, stelt Costerus liever niet over de Joodse dwalingen rondom Christus te willen schrijven. Costerus meende namelijk dat de onheilige woorden die over Jezus en zijn ouders werden gezegd pijn deden en hij wilde zijn christelijke lezers dit verdriet besparen.161

Het hoofdstuk wordt beëindigd met een gebed waarin Costerus Joden Gods en onze vijanden noemt. Dergelijke uitingen wekken het vermoeden dat Costerus Joden haat of tenminste anti-Joodse sentimenten koestert.162 Dit vermoeden lijkt bovendien bevestigd te

154 A. Costerus, Historie, 57, 59-60; J. Buxtorf, Synagoga, 642, 669, 684; P. Weidner, Ein Sermon, 41. Zie Afbeelding 6, 7 en 8.

155 A. Costerus, Historie, 59-60; J. Buxtorf, Synagoga, 642; P. Weidner, Ein Sermon, 41. 156 A. Costerus, Historie, 107; P. Weidner, Ein Sermon (Wenen 1562), 27.

157 Micha 5:1-3.

158 A. Costerus, Historie, 61, 62, 109, 116; Jesaja 7:14.

159 A. Costerus, Historie, 116-117; P. Weidner, Ein Sermon, 42, 46- 47. 160 A. Costerus, Historie, 122.

161 Ibidem, 107.

worden door Costerus' gebruik van woorden als schandelijk, gruwelijk, lasterlijk, kwaad, leugens of fabels ter beschrijving van de Joodse leer.163 Ook de aanklacht dat Joden hopen dat niet-Joden onderworpen of uitgeroeid zullen worden, lijken gegrond in anti-Joodse sentimenten. Voordat er echter conclusies worden getrokken, is het ook belangrijk om melding te maken van voorbeelden die erop wijzen dat Costerus juist een eerlijke weergave lijkt te willen geven. Hij vertelt bijvoorbeeld dat christenen Joden hetzelfde lot toewensten met de wederkomst van Christus.164 Niet alleen de houding van Joden werd door Costerus kortom als vijandig gekarakteriseerd, ook die van christenen. Bovendien getuigen de woorden waarmee Costerus zijn gebed eindigt niet van een anti-Joodse houding. Hij

spreekt de hoop uit dat God het Joodse volk zal zegenen zodat zij de hemel mogen en zullen betreden.165

Al met al komt Costerus in dit hoofdstuk over als een gepassioneerd en sympathieke man. Zijn passie toont hij in zijn felle woorden alsook in zijn verdriet om de heiligschennis van zijn Verlosser binnen het Jodendom. Costerus' sympathie wordt onder meer zichtbaar in hoe hij zijn christelijke lezerspubliek benaderd. Hij wil hen namelijk behoeden voor verdriet door ze af te schermen van sommige Godslastering binnen het Joodse geloof. Tot slot geeft het tonen van empathie voor het Joodse volk in zijn gebeden ook blijk van een liefdevolle en sympathieke kant van Costerus.

§ 4.4. Self-fashioning

Het eerste traktaat eindigt met een vijftal argumenten waarmee Costerus de onjuistheid van het Jodendom probeert aan te tonen en tegelijk het christendom als waarheid wil presenteren. Costerus begint met de verdediging van het christendom en meent dat de al 1500 jaar beleden religie wegens ouderdom bestaansrecht had opgebouwd. Gods werk is immers oneindig en aangezien het christendom nooit verbroken is, concludeert Costerus dat zij niet het werk van mensen kan zijn.166 De tweede reden is de verwoeste Tempel, waardoor Joden hun ceremonieën niet kunnen uitvoeren. Daar de naleving van Joodse

163 A. Costerus, Historie, 122. 164 Ibidem, 78, 119, 244. 165 Ibidem, 114.

wetten een gewichtige taak is binnen het Jodendom, was volgens Costerus de verwoesting van de Tempel de straf van God omdat Joden Christus hadden verworpen. Het derde

argument is dat er sinds Jezus geen profeet meer was gekomen, terwijl Joden nog steeds op hun Messias wachten. Een vierde argument was dat Joden nooit zo lang gestraft waren. Na Egypte werd het Joodse volk ongeveer 400 jaar gestraft en na Babylon 70 jaar. Maar nu, schrijft Costerus, 1536 jaar en nog altijd niet verlost. De vijfde en laatste reden die Costerus geeft, is dat de wonderen die Jezus had verricht onmogelijk zouden zijn geweest zonder de hulp van God.167

Het eerste dat deze tekst aantoont, is de grote invloed van Weidner op het eerste traktaat van Historie. Alle vijf de argumenten komen namelijk rechtstreeks uit Ein

Sermon.168 Waarom Costerus deze argumenten overneemt, is logisch. In zijn eerste traktaat

wil Costerus het christendom immers laten prevaleren en het Jodendom weerleggen. Weidner heeft een soortgelijk doel. Hij wilde zijn Joodse broeders aan hun geloof laten twijfelen en ze tot Christus brengen. Deze tekst is bovendien zeer geschikt om de theorie van Greenblatt op toe te passen. In zijn boek stelt Greenblatt dat self-fashioning

onderwerping aan een absolute macht met zich meebrengt en (altijd) in relatie tot het vreemde of de ander staat, dat gezien wordt als onwaar en dat vaak offensief wordt benaderd.169 In deze passage wordt duidelijk dat de absolute macht in Costerus' geval het contraremonstrantse calvinisme is. Het Jodendom belichaamt de ander en wordt vaak offensief benaderd. Ook is de christelijke visie juist en de Joodse leer onwaar. Hiermee portretteert Costerus zichzelf aldus opnieuw als iemand die de zuivere leer kent en verdedigt en tegelijk als iemand die dwaalleren ontmaskert en ondermijnt.

De invloed van Buxtorf en Weidner op het eerste traktaat is evident. Het is echter

opmerkelijk dat in het artikel van Jaspers de naam Weidner niet wordt vermeld als bron voor Historie. Jaspers noemt wel de invloed van Buxtorf en Margaritha, maar hij heeft de invloed van Weidner niet gezien of erkend. Bestudering van het eerste traktaat heeft tevens duidelijk gemaakt dat de meeste literatuurverwijzingen, zoals de referentie naar HaNasi, vaak gekopieerd zijn uit Synagoga Judaica of Ein Sermon. Er zijn twee redenen te bedenken

167 A. Costerus, Historie, 123-125. 168 Zie Afbeelding 9.

die hier een uitleg aan geven. De eerste reden is dat Costerus in zijn overzetting de literatuurverwijzingen wilde meenemen zodat de lezer de bronnen eventueel kan opzoeken. Een tweede reden is dat Costerus zichzelf wilde presenteren als belezen en geleerd theoloog en met een veelheid aan referenties zijn bekwaamheid wilde

onderbouwen. Neem bijvoorbeeld het vijfde hoofdstuk 'Vande gheboorte ende besnijdenisse der Ioden' van het derde traktaat. In dit hoofdstuk zijn de meeste tekstfragmenten in Historie en Synagoga Judaica nagenoeg identiek.170 Het is daarom opvallend dat Costerus een literatuurverwijzing geeft die bij Buxtorf niet staat. De referentie is naar Elias Levita, de auteur van Tishbi. Dit is een autoritair en erkend woordenboek waarin ruim 700 woorden die in de Talmoed en Midrasj voorkomen, zijn vertaald en worden uitgelegd. Ook in dit voorbeeld was de referentie allicht ter legitimatie van de informatie, maar kan evengoed getuigen van opschepperij.

Kortom, Costerus komt over en presenteert zichzelf als een belezen persoon. Het is bovendien aannemelijk dat hij dit beeld alsook de inhoud van zijn boek met menig

literatuurverwijzingen probeert te versterken. Door een duidelijke tentoonstelling van zijn emoties lijkt Costerus bovendien hartstochtelijk en soms sympathiek. Het is echter

mogelijk dat Costerus' sympathie schijn blijkt en dat hij liefde voor naasten en vijanden alleen toont om zijn christelijkheid te demonstreren. Tot slot is het evident dat Costerus overkomt en wil overkomen als iemand die voor de zuivere leer strijdt en deze waarborgt.

5. Het tweede Traktaat

van hunnen Godts-dienst / Ceremonien [...] Sabbath-daghen, Paesch-daghen, ende andere hunne Feest- daghen.

In het tweede traktaat staat een gedetailleerde beschrijving van de gebruiken en rituelen rondom de Joodse feestdagen. Costerus bespreekt onder meer de inhoud van verschillende gebeden alsook de ceremoniën en verwijst daarbij expliciet naar de aanwezigheid van wat hij ziet als superstitie in de Joodse mentaliteit en handelswijze en vijandigheid binnen het Joodse geloof. In dit hoofdstuk staat Costerus' brongebruik centraal. Er wordt tevens gekeken naar wat er wordt gezegd en wat niet, hoe het wordt gebracht en waar komt het vandaan.