• No results found

Sabbat wordt volgens Costerus afgesloten met liederen waarin christenen worden vervloekt. In deze zangstukken wordt God verzocht alle rijkdommen van christenen en andere volken aan het Joodse volk te overhandigen en wordt gebeden voor oorlog onder de christenen en tegen de christelijke overheid.194 In zowel het tweede als het derde traktaat wordt de vijandigheid in de Joodse gebeden regelmatig herhaald en benadrukt. In eerste instantie lijken dit absurde beweringen en lijkt het beschrijvende karakter van Historie in

188 A. Costerus, Historie, 3-4 (128-129); J. Buxtorf, Synagoga, 320-321.

189 Nagels: http://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/3421153/jewish/Why-Do-Jews-Cut-Their- Fingernails-Out-of-Order.htm#footnote20a3421153; Y. Elman, 'Middle Persian Culture and Babylonian Sages: Accommodation and resistance in the Shaping of Rabbinic Legal Tradition' in: ed. C. E. Fonrobert, M. S. J. Fonrobert ed., The Cambridge companion to the Talmud and rabbinic literature (Cambridge 2007) 165-197, 173; Messen slijpen: https://www.shemayisrael.com/parsha/ostroff/archives/shabbos4_15.htm#_ftn2; Wassen: http://www.myjewishlearning.com/article/ask-the-expert-shower-on-shabbat/

190 A. Costerus, Historie, 2-3 (127-128); J. Buxtorf, Synagoga, 317,319, 322. 191 A. Costerus, Historie, 13-15 (138-140); J. Buxtorf, Synagoga, 352-356. 192 G. J. Jaspers, 'Schets van Abraham Costerus', 48.

193 Zie Afbeelding 16 en 17.

een betoog te veranderen. Waarom zegt Costerus zoiets? Getuigt zijn retoriek van anti- Joodse sentimenten en wat zeggen zijn bronnen? In deze paragraaf worden de gebeden inhoudelijk besproken. De analyse heeft twee doelen. Ten eerste om te achterhalen in hoeverre de retoriek in Historie afkomstig is uit andere bronnen en ten tweede om de beweringen op waarheid te toetsen.

Volgens Costerus zouden Joden onder andere voor verlossing, onderdrukking, vernietiging en de rijkdommen van hun vijanden bidden alsook voor macht en heerschappij over niet-Joden. Costerus stelt bijvoorbeeld dat Joden elke dag - 's ochtend en 's avond - God vragen of Hij hen wil bevrijden van christenen. Zij danken tevens God dat zij Joden zijn en Hij van hen geen heidenen heeft gemaakt en bidden dat Hij hun vijanden zal straffen.195 Zij vragen God al hun vijanden uit te roeien of tot slaaf te maken en bidden voor de

vernietiging van het christelijke koninkrijk. Costerus meent bovendien dat ook wanneer het niet expliciet is aangegeven de gebeden specifiek tegen christenen gericht zijn.196 De

genoemde voorbeelden komen uit het derde traktaat gericht op het dagelijkse leven, maar dezelfde beweringen staan ook in het tweede deel waarin de feestdagen besproken worden. Aangezien de jaarlijkse, wekelijkse en dagelijkse gebeden inhoudelijk en thematisch

overeenkomen, is herhaling vanzelfsprekend. Het is daarentegen ook denkbaar dat herhaling opzettelijk werd toegepast zodat de lezer niet zou vergeten hoe vijandig de Joodse gebeden waren. Ofwel, 'wat men tweemaal herhaald heeft, blijft in de herinnering.'

De vraag resteert of dezelfde uitspraken door Buxtorf en Margaritha zijn gedaan. Te beginnen met Buxtorf. In hoofdstuk vijf en zes van Synagoga Iudaica bespreekt hij het Joodse ochtend, middag- en avondgebed en vertelt hij dat God door Joden wordt geprezen dat Hij hen anders dan andere volken heeft gemaakt,197 dat er dank wordt betuigd dat zij geen christenen of slaven zijn,198 dat er liederen gezongen worden met daarin het verzoek het christelijke rijk te vernietigen en dat er gebeden wordt voor de verlossing van de

heidenen, ofwel christenen.199 De overeenkomsten inzake de inhoud van de Joodse gebeden zijn kortom evident. Daarnaast zijn er gelijkenissen tussen beide boeken aan te wijzen die

195 A. Costerus, Historie, 97 (222). 196 Ibidem, 87 (212).

197 J. Buxtorf, Synagoga, 233. 198 A. Costerus, Historie, 87 (212).

de Joodse vijandigheid beargumenteren en die losstaan van het gebed. Bijvoorbeeld in hun afkeuring van de venijnige houding van Joden tegen omgedoopte Joden, of dat beide

auteurs beweren dat Joden vanaf jongs af aan worden opgevoed om christenen te haten.200 De invloed van de 'apostaat' op het werk en perspectief van Costerus en Buxtorf is evenzeer onmiskenbaar door bijvoorbeeld gelijksoortig fel taalgebruik evenals veelvuldige

literatuurverwijzingen. Daarnaast tonen tekstuele overeenkomsten dat het boek van Margaritha is gebruikt voor informatie over de inhoud van de Joodse gebeden. De tweede helft van Iuden Glaub is namelijk een opsomming van vertalingen hiervan.201

Behalve dat het relevant is om aan te tonen dat Costerus' informatie op bronnen berust, is het tenminste even belangrijk te achterhalen of de informatie klopt. Indien er namelijk onwaarheden worden verkondigd en de objectiviteit van zijn bronnen onverdedigbaar blijkt, wordt het moeilijk beschuldigingen van anti-Joodse sentimenten te weerleggen en zou beargumenteerd kunnen worden dat Costerus een duidelijke agenda voor ogen had. Daarom worden hieronder Costerus' uitspraken inzake de inhoud van de Joodse gebeden via secundaire literatuur onderzocht.

De vraag of Historie een anti-Joods boek is, zou door R. Langer waarschijnlijk worden ontkent. Langer argumenteert namelijk dat christenen wel degelijk werden vervloekt in Joodse gebeden en dit betekent dat Costerus' uitspraken aldus niet gedreven waren door irrationele haat maar door objectieve werkelijkheid. Volgens Langer is een algemene onwetendheid over de vijandige teksten ontstaan omdat de gebeden door de eeuwen heen zijn veranderd. In haar boek Cursing the Christians wordt op basis van originele manuscripten aangetoond dat er doelbewust gecensureerd werd in de Joodse gebedenboeken. Beledigende en kwalijke uitlatingen richting het christendom en diens aanhangers hadden tot inhoudelijke inspectie en aanpassingen geleid.202 Lege ruimtes bewijzen eveneens de toepassing van censuur. Het neutraliseren van teksten werd soms namelijk gerealiseerd door woorden zonder alternatief te verwijderen.203 Het is

vanzelfsprekend dat deze taak door christenen volbracht werd en zoals reeds bekend was

200 A. Costerus, Historie, 113 (238); J. Buxtorf, Synagoga, 67, 156. Afbeelding 19. 201 Zie Afbeelding 20.

202 R. Langer, Cursing the Christians? A history of the birkat haminim (Oxford 2012), 3; J. Buxtorf, Synagoga, 233.

ook Buxtorf hiermee geoccupeerd.204

Uit de analyse van Langer kan aldus geconcludeerd worden dat in sommige gebeden deels vijandige teksten tegenover christenen ooit aanwezig waren. Een voorbeeld is het twaalfde gebed van het Achttiengebed (Sjemone Esre) genaamd Birkat HaMinim, dat de vervloeking van ketters behelst.205 Het is verplicht deze bede elke werkdag vijf keer te reciteren, privé en in stilte. Daarnaast werd dit gebed op Sabbat en andere feestdagen hardop voorgedragen door een voorzanger in de synagoge.206 De afbeelding hieronder komt uit Cursing the Christians en toont de inhoud van het gebed.

207

Er is in de tekst geen 'Birkat' of vervloeking expliciet tegen christenen. Het gebed is een algemene vervloeking tegen verschillende soorten (= minim) mensen die buiten het rabbijnse Jodendom vielen.208 Maar in vroegmoderne discours was de gangbare verklaring dat christenen het object van het gebed vormden.209 Afvalligen (i.e. Joodse christenen), geboren christenen alsook christelijke autoriteiten, kerken en overheden, werden onder 'minim' geschaard en onder vijanden werden christelijke vervolgers begrepen.210 Langer bevestigt deze interpretatie bovendien en stelt dat christenen en christelijke overheden inderdaad het objectief vormden.211 Naast het Achttiengebed is er een middag en avond

204 Ibidem, 66.

205 R. Langer, Cursing the Christians, 3, 5; J. Buxtorf, Synagoga, 227-229. 206 R. Langer, Cursing the Christians, 4.

207 Ibidem, 5. 208 Ibidem, 4.

209 'die Christen / welche sie auch Minim / nennen' in: J. Buxtorf, Synagoga, 228. 210 R. Langer, Cursing the Christians, 5.

gebed genaamd Aleenoe waarin Joden God danken dat zij anders zijn dan andere volken.212 Evenals de vervloekingen is dit gebed volgens Langer een uiting van een vrijwillige

separatie tussen Joden en niet-Joden, ofwel een manier om sociale grenzen te construeren.213

In de kern was de aanklacht dat christenen en christelijke overheden in Joodse gebeden werden vervloekt kortom geen anti-Joodse propaganda, maar objectieve werkelijkheid. Langer concludeert dat in heel Europa sommige Joodse gebeden als

antichristelijk werd gezien en dit perspectief werd vaak door bekeerde Joden bevestigd.214 De invloed van Margaritha op Buxtorf en Costerus illustreert dit. Volgens Langer werden dergelijke uitspraken en vervloekingen pas schaamtevol en onwenselijk geacht, toen de Verlichting ieder mens gelijkstelde. Vanaf dat moment kreeg 'minim' een abstracte betekenis en refereert enkel naar ethische wezens.215

§ 5.4. Brongebruik

In dit traktaat is de literatuur die Costerus heeft gebruikt zichtbaar gemaakt en bestudeerd. Ten behoeve van een adequate analyse is allereerst gekeken naar welke boeken het meest zijn aangehaald. Daarnaast is Costerus' selectie van bronnen alsook de inhoudelijke selectie van bepaalde tekstpassages behandeld en tenslotte is nader onderzoek gedaan naar de schijnend anti-Joodse uitspraken in Historie.

Volgens Jaspers is het tweede traktaat grotendeels door Margaritha beïnvloed.216 Deze conclusie is echter onjuist. Jaspers' vergissing is verklaarbaar. De ondertitels van het tweede traktaat en Iuden Glaub zijn bijna identiek en bovendien staan er regelmatig

verwijzingen naar Margaritha in het tweede deel. De referenties tonen echter juist de grote invloed van Buxtorf. Volledige vertalingen waren vaak inclusief literatuurverwijzingen.217 Aangezien Buxtorf geregeld gebruik heeft gemaakt van Iuden Glaub, staan in Synagoga

212 A. Costerus, Historie, 88 (213); 'Alenu leschabbeach' in: J. Buxtorf, Synagoga, 233; R. Langer, Cursing the

Christians, 4.

213 R. Langer, Cursing the Christian, 5. 214 Ibidem, 8.

215 Ibidem, 9.

216 G. J. Jaspers, 'Schets van Abraham Costerus', 47. 217 Zie Afbeelding 21.

Judaica dezelfde referenties. Hierdoor lijkt het net of Costerus zijn informatie direct uit

Margaritha haalt. Maar dit is slechts enkele keren het geval. De invloed van Margaritha is vooral indirect geweest. Desalniettemin is het zeker dat Costerus het werk van Margaritha heeft gelezen, aangezien een direct gebruik aan de hand van voorbeelden kan worden aangetoond. Tevens kan worden beargumenteerd dat overeenkomsten in woordgebruik en doorgaans felle stijl de invloed van Iuden Glaub betuigen. Tenslotte kan worden betoogd dat het fonetisch Hebreeuws in Historie bewijs levert aan een directe invloed. Costerus wijkt immers af van het fonetisch Hebreeuws in Synagoga Judaica en in Iuden Glaub worden gebruikte termen met Hebreeuwse letters aangegeven.

Desalniettemin is Synagoga Judaica duidelijk Costerus' meest gebruikte bron en de rode draad die alle delen van Historie aan elkaar rijgt. Terwijl het effect van Weidner en Margaritha eigenlijk alleen in het eerste en soms tweede traktaat zichtbaar is, is Buxtorfs autoriteit in alle drie de delen waarneembaar. In het laatste deel zijn helemaal geen voorbeelden van direct gebruik van andere bronnen dan Synagoga Judaica. Er zijn wel inhoudelijke overeenkomsten met Iuden Glaub, maar er is een zichtbaar verschil in de formulering. Met Synagoga Judaica is er sprake van zowel inhoudelijke als tekstuele

overeenkomsten. Daarnaast komen sommige teksten in Historie niet voor in Iuden Glaub en zijn wel door Buxtorf beschreven.218 Een voorbeeld is de beschrijving van de poorten van de hemel.219 Een ander voorbeeld is de uitvoerige toelichting van de manier waarop Joden zich aankleden.220 Een derde voorbeeld waar Historie en Synagoga Judaica vrijwel identieke beschrijvingen geven, is de uitleg over Lilith, een vrouwelijke demon uit de Joodse mythologie, en haar rol in het Jodendom tijdens de bevalling.221 Het laatste voorbeeld betreft de beschrijving van de traditioneel Joodse besnijdenis. De overeenkomsten tussen

Historie en Synagoga Judaica zijn evident.222 Hoewel de invloed van Margaritha zichtbaar minder is, betoogt Jaspers dat Costerus' beschrijving van de Joodse besnijdenis gebaseerd is op Iuden Glaub en stelt nota bene dat Costerus een uitgebreidere versie geeft dan de 'apostaat'.223 Dit is echter een verkeerde conclusie. Het lijkt alsof Jaspers de onmiskenbare

218 Zie Afbeelding 22.

219 A. Costerus, Historie, 81 (206); J. Buxtorf, Synagoga, 170. 220 A. Costerus, Historie, 82 (207); J. Buxtorf, Synagoga, 172.

221 A. Costerus, Historie, 104-105 (229-230); J. Buxtorf, Synagoga, 100-104.

222 A. Costerus, Historie, 109-110 (234-235); J. Buxtorf, Synagoga, 118. Zie Afbeelding 23. 223 G. J. Jaspers, 'Schets van Abraham Costerus', 49.

gelijkenissen met Synagoga Judaica over het hoofd heeft gezien. Costerus' uitvoerige behandeling die volgens Jaspers bij Margaritha ontbreekt, is namelijk afkomstig van Buxtorf.

Tot slot wil ik betogen dat Costerus' bronnen van een zekere mate van objectiviteit getuigen wegens het verschaffen van feitelijke en waarheidsgetrouwe informatie. Hiermee wil ik niet beweren dat er geen subjectieve uitspraken te vinden zijn. Er zijn immers wel degelijk passages waarin verschillende meningen van de auteurs duidelijk naar voren komen. Gezien de tijd waarin en het doel waarmee de boeken geschreven zijn, is de polemische schrijfstijl echter verklaarbaar en doet bovendien geen afbraak van de objectiviteit van de informatie.224 In tegenstelling tot Jasper - die Costerus beticht van bediening van gekleurde bronnen,225 ben ik van mening dat Costerus zich hier niet van bewust is geweest. Hij dacht waarschijnlijk dat zijn bronnen een neutrale beschrijving van het Jodendom weergaven, gezien de status van Buxtorf in de academische wereld en in de Republiek evenals het gegeven dat Margaritha de zoon was van een Joodse rabbijn.226 Tot slot, wat betreft de schijnend anti-Joodse uitspraken inzake het gebed, is het plausibel dat er geen sprake was van een agenda maar slechts van kennisgeving van de vijandigheid tegenover christenen.

224 Ibidem, 31. 225 Ibidem, 44.

6. Het derde Traktaat

van hun daechlijcx leven / manieren / ende ghewoonten [...]

In tegenstelling tot de feestelijke rituelen en gebeden beschreven in het tweede traktaat, is dit deel gericht op de gebruiken van het alledaagse leven die geen verbintenis hebben met sacrale aangelegenheden. Met oog voor detail worden verschillende profane thema's uit het Joodse leven behandeld. Zo beschrijft Costerus bijvoorbeeld hoe Joden zich wassen,227 de manier waarop zij zich aankleden228 en welke kledingdracht zij hebben.229 Andere

hoofdstukken bespreken de spijswetten in het Jodendom en geven kennis van het scheiden van zuivel en vlees230 alsook van de rituele slacht.231 Aan liefde, seks en huwelijk zijn tevens enkele hoofdstukken gewijd. Zo worden in het vierde hoofdstuk kenmerkende tradities van een Joodse bruiloft uiteengezet.232 Een volgend hoofdstuk bespreekt de gangbare procedure om te scheiden.233 Ook het begaan van overspel komt ter sprake in het hoofdstuk inzake boeten en strafoplegging.234 Na het huwelijksthema volgt een hoofdstuk over geboorte.235 In hetzelfde hoofdstuk wordt bovendien een uitgebreid verslag van de traditionele besnijdenis gegeven.236 Aansluitend wordt daarna de manier van opvoeden behandeld.237 Tenslotte eindigt het derde traktaat met de dood en bespreekt het de handelswijzen en omgang in de Joodse gemeenschap met betrekking tot het overlijden.238

In dit hoofdstuk wordt het laatste traktaat behandeld en wordt gekeken naar het beeld dat Costerus over Joden en het Jodendom schetst. Om dit te beantwoorden wordt een

227 A. Costerus, Historie, 83-84 (208-209). 228 Ibidem, 82 (207). 229 Ibidem, 85 (210). 230 Ibidem, 92 (217). 231 Ibidem, 118-119 (243-244). 232 Ibidem, 98-104 (223-229). 233 Ibidem, 120 (145). 234 Ibidem, 125-127 (250-252). 235 Ibidem, 104 (229). 236 Ibidem, 104-112 (229-237). 237 Ibidem, 112-116 (237-241). 238 Ibidem, 128-130 (253-255).

analyse gemaakt van de selectie, proportionaliteit en representatie die de predikant heeft gemaakt. Het is immers niet alleen belangrijk of informatie feitelijk is. Ook hoe, wat en wat niet gepresenteerd wordt, is doorslaggevend voor de beeldvorming. De vraag welk beeld Costerus heeft geschetst, waarom en vanuit welk perspectief worden in een later hoofdstuk beantwoord.