• No results found

Marijke keek verschrikt op van Ruut's brief. Dan sprong ze op

‘Helemaal niet mevrouw Vreese. Ik zat een brief te lezen. Terwijl ik de legerstede

van Uw man had moeten opschudden. Ik zal 't nu meteen gaan doen.’

‘Ja, Zuster Tonia zei me, dat U hier was. Ik hinder U toch niet, als ik even bij U

ga zitten.’

‘O, helemaal niet. Ik zal alleen de ramen dichtdoen. Anders krijgt U misschien te

pakken. En dat mag niet, zo pal voor de feestdagen. Heerlijk vindt U niet, drie

Kerstdagen!’

Ze woei het onderlaken over het bed, stopte het goed aan alle kanten in.

‘Waarom gaat U niet naar huis?’

Ze had bijna gezegd: ‘Omdat ik niet gemist kan worden.’ Maar dat klonk zo

onbescheiden. Ze zei: ‘Och, het zal nog al druk zijn, denk ik. En Zuster Betsy is nog

niet helemaal de oude.’ Ze stopte een deken in. ‘Maar ik vind het erg prettig hoor,

om hier Kerstmis te vieren.’

‘En hoe vinden ze het bij U thuis?’

‘Ja, niet gezellig. Maar ze zullen er zich bij moeten neerleggen. Weet U, Bep - dat

is ons meisje, we hebben haar al lang - schreef mij: ‘Een Kers zonder U is geen Kers.’

Ze lachte. ‘Ik voelde me gewoon gevleid. Zo iets van een gevierde diva! En 't is zo

grappig, Bep zegt altijd jij en jou tegen me, maar in haar brieven ben ik “U”.’ Ze

blies haar wangen op. ‘Ja, ja, ik denk, dat ik dat aan mijn pesisie te danken heb.’

Mevrouw Vreese lachte maar eens. Ze zag, hoe Marijke de sprei over het bed

vleide. ‘Nu nog even met de stofdoek overal bij langs. Hij is gister goed gedaan, ziet

U. De kamer, bedoel ik. En dan...’

‘Zuster Marijke, ik zou U zo graag wat willen vragen.’

Bijna had Marijke, op de gemoedelijke toon-van-thuis gezegd: ‘Vraag maar raak.’

Maar ze bedacht zich gelukkig intijds. Ze zei op de beschermende toon, die ook

Zuster Betsy tegenover de patiënten aannam: ‘En, wat is er dan, mevrouw Vreese?’

‘Komt U even bij mij zitten?’

Marijke dacht aan de blauwe kamer, waar ze nog bedden op moest maken, en

stoffen. En er was een sla'tje voor de lunch, waarvoor zij de mayonnaise moest

maken... ‘Ja, graag mevrouw,’ zei Marijke.

Toen barstte mevrouw Vreese opeens uit: ‘Ik word hier nooit, nooit beter!’

‘Maar mevrouw, U bent toch al zoveel beter geworden.’

‘Ja, dat zegt iedereen. Dat zegt Zuster Tonia. Dat zegt Zuster Betsy. Wat geeft me

dat?’ Ze sloeg met haar kleine handen op de leuningen van de stoel. ‘Ik weet toch

zeker zelf het allerbest...’

‘O, ben U hier!’ Het hoofd van Aafje om de hoek van de

deur. De intense verwondering in de stem, dat de Zuster, terwijl je hoofd omliep van

drukte maar op d'r dooie gemak met mevrouw Vreese zat te babbelen...’ Zuster Tonia

vraagt, of

Toen barstte Mevrouw Vreese opeens uit: Ik wordt hier nooit, nooit beter!

U er nog aan gedacht heeft de slager op te bellen. Of ze het vlees vandaag vroeger

brengen.’

‘O, Aafje, wat een uil. Dat heb ik helemaal vergeten. Ik zal direct...’

‘Nee, dan zal Zuster Tonia het wel doen.’ Mijlen van misprijzen in de stem, die toch

al zo misprijzend was. Het hoofd van Aafje verdween.

‘Mevrouw Vreese, het spijt me zo, maar ik heb nu geen tijd meer. Zal ik vanavond,

als U op Uw kamer bent, bij U komen? Ja, goed? Dan heb ik alle tijd.’

Mevrouw Vreese stond op. ‘Ja, dat is ook best.’ Ze keek triest naar buiten.

‘Dan ga ik nu als de wind stoffen. En ik zal een vaasje met hulst neerzetten. Voor

de gezelligheid.’

Mevrouw Vreese liep naar de deur. Och, Zuster Marijke zou haar ook niet

begrijpen. Hoe had ze kunnen aannemen, dat zo'n jong ding problemen begrijpen

zou, die haar eigen man niet aanvoelde. Hoewel juffrouw Kramer gezegd had: ‘Dat

kleine Zustertje heeft twee grote deugden: ‘geduld en mededogen.’ ‘Geduld en

mededogen,’ dacht ze, terwijl ze stil naar beneden liep...

En Marijke huppelde van de gele naar de blauwe kamer. Op de bovenhal kwam

ze Jan van Altenburg tegen, die de hele Kerstvacantie op ‘Bosweelde’ doorbracht.

Hij was stil en vrij gereserveerd. Zijn ogen keken wat afwerend en trots door zijn

bril, wat Marijke een absolute prestatie vond. Zij zou nooit trots en afwerend door

een uilebril kunnen kijken... Ze vond hem een echte toekomstige geschiedenisleraar,

o nee, doctor!!! Hij zou zeker niet met zich laten sollen! Marijke had soms opeens

zo'n zin om hem een beetje te plagen. Maar ze durfde toch niet goed. En bovendien

kwam het ook eigenlijk niet te pas van Zuster Marijke!

Hij had een paar dikke boeken onder zijn arm. Daar moest ze wat van zeggen.

‘Studeert U nog in de vacantie, mijnheer van Altenburg?’ Ze zwaaide met de

stofdoek, alsof ze tegen iemand wuifde.

‘Ja,zeker.’

‘Puur voor Uw genoegen?’

‘Als U 't zo noemen wilt, jà Zuster.’

Marijke deed, alsof ze hem ontsteld aankeek. Ja, trotse blauwe ogen had hij. En

ze wist opeens zeker, dat, als hij zijn haar niet zo glad achteroverschuierde, het dan

zou gaan krullen. O

snoezig! Jan met de krulletjes. Marijke proestte bijna. Ze beet op haar onderlip.

‘Vindt U dat zo iets bijzonders, Zuster?’

Marijke was al weer vergeten, waarover het gesprek gegaan had.

‘Wat moet ik bijzonder vinden?’ vroeg ze onschuldig.

‘Dat ik in de vacantie studeer.’

‘Ja natuurlijk. Ik vond het altijd al een bezoeking om te studeren, wanneer het

gè`en vacantie was.’

Hij keek haar aan. Echt toekomstige-leraarsachtig, vond Marijke. Dan haalde hij

zijn schouders licht op.

‘Hij denkt natuurlijk, dat ik alleen maar de zevende klas gehad heb of misschien

een avondschool,’ dacht Marijke wraakgierig. Enfin, hij kon denken wat hij wilde,

het kon haar niets schelen!

Hij liep de trap af. Marijke ging naar de blauwe kamer. In de zak van haar schort

ritselde de brief van Ruut...

's Avonds - het was laat geworden - sloop Marijke naar de kamer van Mevrouw

Vreese. Ze voelde zich een beetje een samenzweerder. Ze had haar kimono dicht om

zich heen getrokken. Stel je voor, dat ze Jan tegenkwam... Ze sloop voorbij zijn

kamer. Hij had nog licht op. Zat zeker nog te studeren. O. braaffff!!!!

‘Ja,’ riep mevrouw Vreese zacht op haar klop.

Ze was al uitgekleed maar ze zat in dè grote stoel, die elke slaapkamer rijk was.

Ze was ook in een fleurige kimono gewikkeld, en de verwarming brandde. Gelukkig!

Marijke was moe, Marijke was koud.

‘Prettig, dat U er bent.’ Mevrouw Vreese had zo'n gevoel, dat ze nu niets te vertellen

had. ‘Trekt U Uw stoel een beetje bij, Zuster?’

‘Ja, graag.’ Marijke wachtte even. Dan zei ze: ‘Ik vind, dat U er zoveel beter gaat

uitzien.’

Mevrouw Vreese voelde haar wangen. ‘Ik ben nu warm. Maar zegt U nu eens

eerlijk Zuster, maar heel eerlijk, hoe vind U, dat ik er overigens uitzie.’