• No results found

1966-1985: ‘Tegen de germanistische monocultuur’

2. De maatschappelijke context is veranderd

De dalende bezoekersaantallen van het Genootschap moeten in eerste instantie binnen de algemene maatschappelijke context geplaatst worden. Na de relatief stabiele naoorlogse jaren van wederopbouw, werden vanaf 1965 de Nederlands-Duitse culturele betrekkingen opgeschud door hernieuwde aandacht voor het oorlogsverleden. Er zijn verschillende aanleidingen tot deze veranderingen in het publieke debat. Een belangrijke factor was het opgroeien van de naoorlogse generatie, die vanaf ongeveer 1965 volwassen begon te worden en politiek bewustzijn ontwikkelde. Deze generatie was in staat om met meer distantie naar de oorlog te

60 Archief van het Genootschap Nederland-Duitsland, ‘Notulen van de Hoofdbestuursvergadering op donderdag

1 april 1971’, 1971, inventarisnr. 4.

61 Archief van het Genootschap Nederland-Duitsland, ‘Resultatenrekening 1973/1974’, 1974, inventarisnr. 4. 62 Archief van het Genootschap Nederland-Duitsland, ‘Notulen van de Hoofdbestuursvergadering op donderdag

4 maart 1976’, 1976, inventarisnr. 6.

63 Archief van het Genootschap Nederland-Duitsland, ‘Betr.: Financiële positie van het Genootschap’, 1978,

32

kijken, en ging kritische vragen stellen aan haar ouders. Dit hing samen met het feit dat de fase van wederopbouw ten einde was. Hierdoor ontstond meer ruimte voor dit soort vragen, die voorheen onderbelicht bleven.

Tegelijkertijd woedde ook in Duitsland de discussie aangaande de omgang met het oorlogsverleden op. Deze werd onder andere aangewakkerd door de grootschalige Auschwitzprocessen in Frankfurt (1963-1965) en de Bondsdagdebatten over de verjaring van moord (1965-1969). Deze laatsten hadden belangrijke implicaties voor verdere berechting van oorlogsmisdadigers: wanneer de wet ongewijzigd bleef, zouden veel onopgeloste misdrijven onder het naziregime verjaren, waardoor misdadigers vrijuit konden gaan. Beide gebeurtenissen werden uitvoerig besproken in het Duitse publieke debat en vormden sleutelmomenten in de Duitse Vergangenheitsbewältigung, het proces van de maatschappelijke verwerking van het recente verleden, waarbij kritische zelfreflectie onontbeerlijk was.

Het thema waaide vanuit Duitsland over naar Nederland, waar door figuren als Han Lammers, redacteur van de Groene Amsterdammer, en Jacques Pressers, auteur van het boek

De ondergang over de joden in Nederland, het traditionele beeld van Nederland als verzetsland,

dat door historici als Lou de Jong werd gepresenteerd, werd tegengesproken. Er werd dus niet alleen gekeken naar de Duitse misdaden onder het nationaalsocialisme, maar ook de Nederlandse onschuld werd in twijfel getrokken.64 In Nederland vond daarom eveneens kritische zelfreflectie plaats: het idee van Nederland als “klein-maar-dapper”, zoals historicus Friso Wielenga het heersende zelfbeeld tot 1965 noemt, werd onderuitgehaald doordat er aandacht kwam voor Nederlandse collaboratie.65

Toch bleef de emotie in Nederland nog een sterke factor in het publieke debat. Dat er nog veel latente gevoeligheden ten aanzien van Duitsland en de Tweede Wereldoorlog aanwezig waren, bleek eens te meer toen in 1965 aangekondigd werd dat prinses Beatrix zich had verloofd met de Duitser Claus van Amsberg. Dit was voor velen een doorn in het oog.66 De voormalige vijand werd nu verwelkomd in het koninklijk huis, dat tijdens de oorlogsjaren juist diende als een baken van patriottisme. Claus werd in de Nederlandse media vaak geconfronteerd met deze spanning.67 Ook in de politiek lag het huwelijk gevoelig. Voornamelijk links Nederland tekende bezwaar aan, maar kwam in de onderbouwing hiervan niet veel verder dan emotionele argumenten omtrent Claus’ nationaliteit. Anderen, die de

64 James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam, 1995) p. 67-68. 65 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, p. 307.

66 Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, p. 156. 67 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, p. 323-325.

33

moeite namen om onderzoek te doen naar Claus’ politieke handelen tijdens en na het naziregime, kwamen tot de conclusie dat hij een onberispelijk verleden had gehad. Niet alleen zou hij gedurende de oorlogsjaren geen enkel schot in Duitse dienst hebben gelost, ook had hij zich na de oorlog ingezet voor de verbetering van de Duits-Israëlitische betrekkingen. Deze resultaten deden de gemoederen enigszins bedaren.

Er moet in deze context echter opgepast worden voor generalisering. Hoewel er veel ophef ontstond rondom de verloving tussen Beatrix en Claus, werd hun huwelijk door een groot deel van de Nederlandse bevolking positief beoordeeld, zo schrijft Wielenga. De tegenstand kreeg simpelweg meer aandacht van de media: “Precies als in de algemene beeldvorming over Duitsland en de Duitsers was het een spraakmakende kritische minderheid die de toon zette en veel meer aandacht opeiste dan de positiever gestemde meerderheid.”68

Dat de verhoudingen niet zo slecht waren als ze soms leken, bleek ook uit de politieke toenadering die rond 1970 werd gezocht. Met het aantreden van Gustav Heinemann, die tijdens de oorlog in het kerkelijk verzet actief was, als president van Duitsland, werd de tijd rijp voor een officieel staatsbezoek. Daarom werd Heinemann uitgenodigd om in 1969 naar Nederland te komen, waar hij een krans legde bij het monument op de Dam, bij de Hollandsche Schouwburg en de heropgebouwde Laurenskerk in Rotterdam bezocht. Dit gebaar werd in 1971 beantwoord, toen Juliana een bezoek bracht aan Duitsland. Hiermee kreeg de onderkoelde politieke relatie een grote positieve impuls.

Te midden van de reuring in het publieke debat over Duitsland en de Tweede Wereldoorlog bleef het Genootschap in eerste instantie vastzitten in zijn oude regelmaat: het organiseren van lezingen over kunst en cultuur. Terwijl de maatschappij dus kritischer werd en Duitsland gevoeliger lag dan in de jaren vijftig, reageerde het Genootschap niet op deze veranderende maatschappelijke verhoudingen. Hierdoor ontstond de situatie dat het repertoire van het Genootschap niet meer aansloot bij de toon van het publieke debat. Er was vraag ontstaan naar politieke duiding, waar het Genootschap in eerste instantie niet aan voldeed. Hoewel een direct causaal verband moeilijk aan te tonen is, moet deze context als een veelzeggende achtergrond tegen de problemen van het Genootschap gezien worden.