• No results found

luchtkwaliteit en gezondheid 1 Signalen

In document Milieubalans 2008 (pagina 171-174)

ontwikkelingen en milieu

NH 3 -emissie in en buiten zones rond gevoelige natuur

5 Milieukwaliteit van de stedelijke leefomgeving

5.3 luchtkwaliteit en gezondheid 1 Signalen

Roetfractie in fijn stof belangrijk voor voor gezondheid

Fijn stof bestaat uit een complex mengsel van stofdeeltjes van verschillende grootte en chemische samenstelling. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gaat ervan uit dat in het heterogene fijnstofmengsel niet elke component gezondheidskundig even belangrijk is (WHO, 2006). Zeezout-, sulfaat- en nitraatfracties zijn waarschijnlijk minder schade- lijk. Aan het roetdeel uit verbrandingsprocessen, waar verkeersemissies in de stedelijke omgeving een belangrijk aandeel in hebben, wordt wél een belangrijke rol toegedicht. Juist déze fractie lijkt in staat hart- en longaandoeningen te verergeren. Maatregelen die erop gericht zijn de roetfractie structureel terug te dringen door de directe uitstoot van fijn stof van verbrandingsprocessen te beperken, lijken dan ook het meest doelmatig om de gezondheid te beschermen (MNP, 2006).

Verkeersemissies beïnvloeden de gezondheid

Onderzoek wijst uit dat wonen in de nabijheid van drukke verkeerswegen schadelijk is voor de gezondheid (Gezondheidsraad, 2008). Dichtbij de weg neemt de directe lokale verkeersbijdrage aan de concentratie fijn stof relatief snel af met de afstand tot de weg tot aan de stadsachtergrondconcentratie. Het is niet mogelijk een ‘gezonde’ afstand vanaf de weg vast te stellen. Voor bepaalde bestanddelen van het luchtverontreinigingsmengsel is de invloed van het verkeer tot op ongeveer een kilometer soms nog waarneembaar. 5.3.2 beleidsschets

Geen nieuwe kwetsbare groepen vlak langs de snelweg

De ministerraad wil kwetsbare groepen zoveel als mogelijk beschermen tegen gezond- heidseffecten van luchtverontreiniging door verkeersemissies. In een besluit wordt aangegeven dat nieuwe zogenoemde gevoelige bestemmingen zoals scholen, kinder- dagverblijven en bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen, voortaan niet meer zullen worden gebouwd binnen 300 meter vanaf de rijksweg en 50 meter vanaf de provinciale weg, als daar grenswaarden voor PM10 of NO2 worden overschreden. Vooruitlopend op

het inwerking treden van dit besluit worden gemeenten opgeroepen om terughoudend te zijn met het bouwen van gevoelige bestemmingen langs wegen.

5.3.3 beleidsprestaties

Succesvol fijnstofbeleid verbetert luchtkwaliteit

Succesvol beleid heeft de luchtkwaliteit voor fijn stof in de afgelopen jaren en decennia sterk verbeterd. De concentratie PM10 is in de periode 1992-2003 gemiddeld over Neder- land met circa 25% gedaald. De concentratie Zwarte Rook (een maat voor roet) is in die jaren afgenomen met 30-40% (TNO, 2006; Fischer et al., 2005). De vraag of het fijnstof- beleid ook de gezondheidsrisico’s heeft verminderd, is lastig te beantwoorden omdat er nog weinig inzicht is in de voor gezondheidseffecten meest belangrijke fijnstoffractie(s). Een nieuwe wetenschappelijke aanwijzing dat de roetfractie een oorzakelijk verband heeft met gezondheidseffecten komt uit trendanalyse (Fischer, 2005; Fischer et al., 2005). Het is daardoor aannemelijker geworden dat minder roet tot minder gezondheids- effecten leidt, en dat het beleid zich dus vooral op de roetfractie van fijn stof zou moeten richten om de gezondheid te verbeteren.

De ontwikkeling van de luchtkwaliteit in de stedelijke omgeving en de landelijke verde- ling wordt behandeld in hoofdstuk 3 (Luchtverontreiniging).

1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 -1 0 1 2 3 jaar Gemiddeld

Door verandering fijnstofconcentratie

Toename levensverwachting Gezondheidseffecten door PM10 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 0 100 200 300

400 duizend levensjaar per jaar

Berekend Onzekerheid

Verloren levensjaren Nederlandse bevolking

Figuur 5.3.2 De levensverwachting in Nederland is tussen 1995 en 2006 met circa 2,3 jaar toegenomen (Meerding et al., 2007). Naar schatting is circa 20% hiervan toe te schrijven aan verbetering van de luchtkwaliteit, in casu fijn stof (PM10). Andere oorzaken voor de toename

zijn verbetering van gezondheidszorg en leefstijl e.d. Het aan fijnstofblootstelling toe te schrijven verlies aan levensjaren neemt af.

Milieukwaliteit van de stedelijke leefomgeving 5

Gevolgen milieuverontreiniging vaak uitgedrukt in aantallen doden per jaar

Veelvuldig wordt het gezondheidsverlies door bloot - stelling aan milieuverontreiniging uitgedrukt in jaarlijkse aantallen doden. Zo meldde de Wereld- gezondheidsorganisatie vorig jaar dat er in Nederland jaarlijks 20.000 doden vallen als gevolg van milieuveront- reiniging (WHO, 2007). Hierbij moet wel bedacht worden dat uiteindelijk iedereen overlijdt – ook in een ‘schone’ omgeving. De sterfte door milieuverontreiniging is daarom geen extra sterfte maar voortijdige sterfte.

Vaak geen eenduidige relatie tussen sterfgeval en risicofactor

De meeste Nederlanders sterven pas op behoorlijk hoge leeftijd aan één of soms meer chronische aandoeningen. Die aandoeningen worden door een groot aantal factoren veroorzaakt, waaronder aangeboren zwakten en allerlei min of meer natuurlijke verouderingsprocessen (De Hollander et al., 2006). Een direct en eenduidig verband tussen een individueel sterfgeval en een risicofactor is vaak niet vast te stellen. De rekensommen om sterfgeval- len aan risicofactoren toe te wijzen, kunnen niet zo goed omgaan met verschillende oorzaken van ziekte en sterfte, laat staan met de wisselwerking daartussen. Zo zou de

som van het aantal aan verschillende risicofactoren toe te schrijven doden een misleidend beeld kunnen geven.

Aantasting van weerstand tegen ziekte en sterfte door risicofactoren

Wellicht moet anders tegen milieu- en andere risicofacto- ren voor sterfte aangekeken worden. Dit wordt duidelijk als het begrip weerstand geïntroduceerd wordt. Ieder mens ontwikkelt na de geboorte weerstand tegen ziekte en sterfte. Na verloop van tijd neemt die weerstand af door risicofactoren zoals leefgewoonten, erfelijke gevoe- ligheid en milieufactoren. Als de weerstand daalt tot bene- den het niveau dat nog met het leven te verenigen is, dan sterven mensen, soms als gevolg van een kortdurende crisis, bijvoorbeeld een (voedsel)infectie, een hittegolf of een episode van hoge luchtverontreiniging (figuur 5.3.3).

Beleid kan sterfte door milieufactoren niet voorkomen, maar wel uitstellen

Dit begrip over invloeden op de gezondheid heeft consequenties voor de boodschap die uitgedragen wordt. Aantallen doden zeggen niet veel, tenzij in tijden van oorlog en cholera of in het verkeer. Het is wellicht beter om aansluiting te zoeken bij het ‘je echte leeftijd’-concept, een populaire maat bij communicatie over (ongezonde) Gezondheidsmaten: Aantallen doden of verloren levensjaren?

Leeftijd Weerstand

Geen luchtverontreiniging Continue blootstelling aan luchtverontreiniging Kritische grens voor overleving

Gezondheidsconditie als functie van leeftijd

Piekblootstelling met herstel Piekblootstelling met sterfte Afname levensverwachting

Figuur 5.3.3 Met luchtverontreiniging als voorbeeld, is in deze figuur (gebaseerd op Rabl, 2006) de gezondheidsconditie (‘weerstand’) van een gemiddelde persoon geschetst als functie van de leeftijd. De uiteindelijke overschrijding van de kritische grens voor over- leving resulteert in sterfte die door toedoen van luchtverontreiniging eerder plaatsvindt, gekoppeld aan een afgenomen levensverwachting.

Afname fijn stof draagt vermoedelijk bij aan toename levensverwachting

Sinds de jaren vijftig is de algemene levensverwachting van de Nederlandse bevolking toegenomen met meer dan zeven jaar. Verbetering van de medische zorg heeft hier flink aan bijgedragen (Meerding et al., 2007). Uit CBS-gegevens kan worden afgeleid dat de levensverwachting in de periode 1995-2006 met circa 2,3 jaar is toegenomen. Circa 20% hiervan kan worden toegeschreven aan de verbetering van de luchtkwaliteit, in dit geval de afname van fijn stof (Figuur 5.3.2). Hierbij is aangenomen dat resultaten van Ameri- kaanse studies naar de gevolgen van langdurige blootstelling aan fijn stof geldig zijn voor Nederland (MNP, 2005a).

5.4 Externe veiligheid

In document Milieubalans 2008 (pagina 171-174)