• No results found

Emissies per thema per sector of doelgroep

In document Milieubalans 2008 (pagina 189-194)

ontwikkelingen en milieu

bijlage 1 Emissies per thema per sector of doelgroep

Bijlage 1 Emissies per thema per

sector of doelgroep

Deze bijlage bevat de vastgestelde emissiecijfers uit de EmissieRegistratie (ER), ronde 2008. De ER bestaat uit een samenwerkingsverband van een aantal onderzoeksinstel- lingen die jaarlijks gezamenlijk de nationale totaalemissies berekenen en vaststellen in opdracht van de Ministeries van VROM, VenW en LNV. De weergegeven tabellen bevatten de landelijke emissies over de jaren 1990, 1995, 2000, 2005, 2006 en voor- lopige cijfers over 2007. De verklaring van de belangrijkste verschillen tussen de voorlopige cijfers over 2007 en de 2006 cijfers zijn terug te vinden op de publieke site van de ER (www.emissieregistratie.nl). Ook worden via deze site en de site www.milieuennatuurcompendium.nl meer gedetailleerde cijfers beschikbaar gesteld.

Definities

De emissies naar lucht worden in de navolgende tabellen gepresenteerd volgens de indelingen die in het Nederlandse en internationale beleid worden gehanteerd. Voor de broeikasgassen betekent dit dat zowel de indeling naar nationale streefwaarde-sectoren wordt gepresenteerd als de indeling naar IPCC-sectoren die voor het Klimaatverdrag wordt gebruikt. Emissies van bunkers (lucht- en scheepvaart) en uit landgebruik en bossen worden wel gepresenteerd, maar tellen niet mee voor nationale of internationale verplichtingen. Voor verzuring en grootschalige luchtverontreiniging wordt de indeling naar NEC-sectoren gebruikt. De emissies van zeescheepvaart worden wel gepresenteerd, maar tellen niet mee voor de internationale verplichtingen.

Onzekerheden

In deze bijlage worden getalsmatige overzichten gepresenteerd van de onzekerheden in de emissies.

Wijzigingen broeikasgasemissies

Naar aanleiding van de review van het nationaal systeem broeikasgassen in 2007 is een aantal berekeningsmethoden aangepast. Het betreft de volgende wijzigingen:

N

1. 2O Public Electricity and Heat Production (cat. 1A1). In overleg tussen deskundi-

gen is de emissiefactor (EF) aangepast. Dit leidt tot een herberekening van de gehele reeks, met een toename van de N2O-emissies in het basisjaar met 11,48 kiloton

CO2-eq;

Glasproductie (cat. 2A7.1). Betere (bedrijfs)meetgegevens – er is drie jaar gemeten – 2.

hebben geleid tot een bijstelling van de EF. Dit leidt tot een bijstelling van de gehele reeks. Voor de basisjaaremissies betreft het een daling van 33,65 kiloton CO2-eq;

Caprolactam-emissie (cat. 2B5). Op basis van betere inzichten in de productie en 3.

meetgegevens over 2003 en 2004 is de gehele tijdreeks vanaf 1990 gereconstrueerd. De basisjaaremissies dalen hierdoor met 473,57 kiloton CO2-eq;

Indirecte N

4. 2O-emissies (cat. 2G). Deze bron wordt als gevolg van de review niet

langer meegenomen. De basisjaaremissie wordt hierdoor naar beneden bijgesteld met omgerekend 935,04 kiloton CO-eq;

Landbouw, N

5. 2O (cat. 4B). Voor de categorie ‘4B. Manure Management’ is de

methode beter in overeenstemming gebracht met de IPCC Good Practice guidance. Voorheen werd de NH3-emissie in de berekening verdisconteerd. Effect op de basis-

jaaremissies is een stijging van 118,32 kiloton CO2-eq;

Sinks. De bijtelling voor sinks (basisjaar) is door het reviewteam verlaagd tot 39 6.

kiloton CO2-eq. Nederland heeft deze adjustment geaccepteerd. De wijzigingen in

methodiek leiden ook tot een wijziging in de berekening van de emissies uit sinks (categorie 5 van het CRF) in totaliteit in 1990. De totale sinksemissies stijgen met 275,45 kiloton CO2-eq.

Wijzigingen verkeersemissies

In de emissiereeksen voor de sector verkeer is dit jaar een aantal nieuwe inzichten verwerkt. Dit heeft geleid tot bijstelling van de emissiereeksen ten opzichte van de reeksen die vorig jaar zijn gerapporteerd:

1. De emissiereeksen voor de binnenvaart zijn aangepast op basis van nieuwe inzichten in de leeftijdopbouw van de motoren in de vloot en nieuwe NOx-emissiefactoren,

afkomstig uit een recent uitgevoerd meetprogramma. Door deze nieuwe inzichten zijn de NOx-emissies door de binnenvaart voor de reeks 1990-2006 10-20% lager dan

vorig jaar is gerapporteerd. Dit is een emissiereductie van 3-7 kiloton.

2. De emissiereeks voor PM10 door de zeescheepvaart is gewijzigd door toepassing van

nieuwe emissiefactoren, afkomstig uit een recent uitgevoerd meetprogramma. De PM10-emissies zijn voor de reeks 1990-2006 circa 20% lager dan vorig jaar is gerap-

porteerd. Dit is een emissiereductie van 1-1,5 kiloton.

3. De NMVOS-emissiereeks voor het wegverkeer is gewijzigd door toepassing van een geactualiseerde Europese methodiek voor de berekening van verdampingsemissies uit voertuigen. De NMVOS-verdampingsemissies zijn als gevolg hiervan circa 15-20% hoger dan vorig jaar. Voor 1990 betekent dit een toename van circa 6 kiloton, voor 2005 bedraagt de toename circa 0,8 kiloton.

Overzicht overige wijzigingen

Naast de bijstelling van de broeikasgas- en verkeersemissies zijn de overige belang- rijke wijzigingen in de door de ER toegepaste berekeningsmethodes samengevat in deze paragraaf:

1. De emissiereeksen van NMVOS door het gebruik van verf voor de doelgroepen Bouw, Consumenten, HDO en Overige industrie zijn herberekend omdat betere inzich- ten over de importcijfers beschikbaar zijn gekomen.

2. Methodiekwijzigingen belasting oppervlaktewater: A. Atmosferische depositie:

Voor atmosferische depositie heeft er in 2008 een herberekening plaatsgevonden. In voorgaande jaren werd voor de totale stikstofdepositie uitgegaan van alleen NOx, in de nieuwe berekeningen is de totale stikstofdepositie de som van NOx

en NH3. Voor de stikstofdepositie op de Nederlandse zoete oppervlaktewateren

heeft dit voor alle jaren geleid tot een hogere depositie. In 1990 is de depositie op zoet oppervlaktewater verdubbeld van 12 naar 24 kiloton. In 2005 van 10 naar 16 kiloton, een stijging van 61%. Ook voor depositie op het NCP heeft de herbereke- ning tot een forse toename van de stikstofdepositie geleid. Ten opzichte van de

bijlage 1 Emissies per thema per sector of doelgroep

cijfers van vorig jaar betekent dit een toename in 1990 van 50% (van 40 naar 60 kiloton) en in 2005 van 58% (van 29 naar 46 kiloton).

B. Landbouw

Voor de nutriënten vanuit de glastuinbouw heeft er een wijziging in de verdeling van de emissies over oppervlaktewater, bodem en riool plaatsgevonden In voor- gaande jaren werd er vanuit gegaan dat nutriënten vanuit de glastuinbouw direct geloosd werden op oppervlaktewater. De nieuwe methodiek gaat er vanuit dat er een deel op het oppervlaktewater en riool wordt geloosd en dat er een deel op de bodem terechtkomt. Tot 1995 wordt gerekend met 75% naar bodem en 25% naar oppervlaktewater. Vanaf 2000 gaat een deel van de lozingen op bodem naar riool. In 2005 en 2006 wordt een verdeling aangehouden van 25% naar oppervlaktewa- ter, 25% naar bodem en 50% naar riool. Ten opzichte van voorgaande jaren is de uitspoeling van nutriënten vanuit de glastuinbouw naar oppervlaktewater met 75% afgenomen. Ten opzichte van de totale belasting vanuit de doelgroep landbouw is dit een afname van 4%.

Toegang tot emissiecijfers voor het publiek: EPER en Aarhus

In februari 2006 is het Pollutant Release and Transfer Register (PRTR) protocol onder het Aarhus Verdrag van kracht geworden. Het Verdrag regelt de toegankelijkheid van milieu- informatie voor de burger. De EU en de lidstaten zijn partij onder dit protocol. De imple- mentatie ervan op EU-niveau vindt plaats door middel van de Europese PRTR Verordening (E-PRTR). Nederland werkt momenteel aan het implementeren van wetgeving, waarmee de nationale uitwerking van deze Verordening wordt geregeld.

Belangrijke ontwikkeling is dat meer bedrijfstakken onder de Europese Verordening worden verplicht om hun emissies aan Europa te rapporteren dan op dit moment in de Nederlandse wetgeving (het Besluit Milieuverslaglegging onder de Wet milieubeheer) is vastgelegd. Daar staat tegenover dat per sector minder bedrijven onder de rapporta- geplicht zullen vallen, omdat de grenswaarden in een aantal gevallen hoger worden. Belangrijk is ook dat de Verordening de verplichting voor rapportages neerlegt bij de bedrijven zelf (op dit moment ligt die verplichting bij de overheid). De verplichting geldt vanaf 2009 (waarin gerapporteerd moet worden over 2007).

Regionaliseren van emissies

In het kader van regionaal en lokaal milieubeleid wordt de ER regelmatig gevraagd om emissiegegevens op regionaal of zelfs lokaal detailniveau te leveren (bijvoorbeeld voor fijn stof). Omdat de ER primair bedoeld is voor c.q. ingericht is op het berekenen van nationale emissies, is de onbetrouwbaarheid van de door de ER geleverde emissies op gedetailleerder niveau (waaronder provincies, gemeenten, waterbeheerders, 5×5 km) relatief groot. Ook deze cijfers zijn terug te vinden op de publieke site van de ER (www.emissieregistratie.nl). Om de kwaliteit van geregionaliseerde emissies te verbete- ren is in het 1e kwartaal van 2008 door TNO in samenwerking met het ‘Landelijk Overleg

Regionale Milieudiensten’ het project ‘Verbeteren emissieregistratie fijn stof en NOx

Prioritaire stoffen

Stoffen die vanwege hun gevaareigenschappen, emissie en/of mate van voorkomen in het milieu een meer dan verwaarloosbaar risico voor mens en/of milieu met zich meebren- gen of in het nabije verleden meebrachten vallen onder de categorie prioritaire stoffen. Eind 2006 heeft het ministerie van VROM een Voortgangsrapportage prioritaire stoffen (VROM, 2006) uitgebracht, waarin onder meer een herziene versie van de Nederlandse prioritaire-stoffenlijst is opgenomen. Naast de herziening van de Nederlandse prioritaire stoffenlijst is ook bekend geworden welke prioritaire stoffen Nederland in internationaal verband moet gaan rapporteren. Om deze redenen heeft de EmissieRegistratie (ER) beslo- ten om een nieuwe prioritaire stoffenlijst voor lucht op te stellen met daarop in totaal 49 stoffen (Peek, 2007).

Uit een nadere analyse van de ER bleek dat van de 49 stoffen er vier niet in de ER zijn opgenomen en dat de overige 45 stoffen wel in de ER zijn opgenomen, maar niet altijd volledig.

In 2008 zullen de vier ontbrekende stoffen in de ER opgenomen gaan worden en zullen de onvolledige emissiereeksen aangepast worden op basis van de meest recente inzich- ten. Uiteindelijk is het de bedoeling dat alle 49 stoffen uit de nieuwe ER-prioritaire-stof- fenlijst vanaf de ronde 2008/2009 volledig in de ER zijn opgenomen.

bijlage 1 Emissies per thema per sector of doelgroep

Tabel B1.1a De broeikasgasemissies (Mton CO2-eq) in 1990, 1995, 2000, 2005, 2006 en voorlopige 2007

cijfers voor Klimaatverandering per Streefwaardesector 1) volgens IPCC inclusief temperatuurcorrectie 2).

1990 1995 2000 2005 2006 2007 LUCHT Koolstofdioxide (CO2) Industrie- en energiesector 94 98 97 102 97 100 w.v. industrie en bouw 40 36 34 33 34 33 w.v. energiesector 42 50 52 56 52 55 w.v. raffinaderijen 11 12 12 12 12 12 Landbouw 9 9 8 7 8 7 Verkeer en vervoer 30 34 37 39 40 39 Gebouwde omgeving 30 31 30 28 29 28 w.v. consumenten 22 21 21 18 18 17 w.v. HDO 8 10 9 10 11 11 Subtotaal 163 171 172 176 173 174 w.v. temperatuurcorrectie 4,0 0,5 2,7 0,3 1,2 2,3 Overige broeikasgassen 3) 52 53 44 36 35 33 NATIONAAL TOTAAL Streefwaardesectoren 216 224 216 212 209 208

1) Voor de samenstelling van de streefwaarde-sectoren en de motivatie hiervoor wordt verwezen naar de VROM-brief aan de Tweede Kamer: ‘Herziening klimaatbeleid en sectorale streefwaarden voor CO2-emissieniveaus’ (VROM, 2004).

2) De Nederlandse overheid wil graag de invloed van het beleid op de CO2-emissie zien zonder de invloed van temperatuur-

effecten (zoals milde of koude winters) op het energiegebruik. Daarom worden de Nederlandse CO2-emissies gecorrigeerd

voor temperatuureffecten. Dit betreft correctie van aardgasgebruik voor ruimteverwarming ten gevolge van een verschil tussen de binnen- en de buitentemperatuur.

3) Deze emissies zijn exclusief de aangepaste CH4-emissie van gasmotorwarmtekracht. Dit zou een verhoging van de emissie

geven van 0,3 Mton CO2-eq in 2000 en 2005 en van 0,4 Mton CO2-eq in 2006.

Tabel B1.1b De CO2-emissie (Mton CO2-eq) in 1990, 1995, 2000, 2005, 2006 en voorlopige 2007 cijfers voor

Klimaatverandering van bronnen welke niet meetellen in het nationaal totaal Streefwaardesectoren.

CO2-emissie / bron 1990 1995 2000 2005 2006 2007

LUCHT

Koolstofdioxide (CO2)

Landgebruik en bos (LULUCF) 3 2 3 3 3 3

Internationale bunkers 39 43 52 65 67 62

w.v. scheepvaart 34 35 43 54 56 51

w.v. luchtvaart 5 8 10 11 11 11

Biomassa 6 6 8 10 10 9

Tabel B1.1d Onzekerheden in de jaarlijkse totale Nederlandse emissies en in de emissiestrend van broeikasgassen (95% betrouwbaarheidsinterval).

Stof Onzekerheid in

jaarlijkse emissies1) Trend in emissies1990-2006 trend 1990-2006Onzekerheid in 2)

CO2 ±3% +8% ±3%

CH4 ±25% -36% ±10%

N2O ±50% -15% ±16%

F-gassen ±50% -75% ±8%

CO2-equivalenten ±5% -3% ±3%

1) Eerste inschatting van de onzekerheden volgens de zogenaamde IPCC Tier 1-methodiek, gecorrigeerd voor mogelijke correlaties, zie Van der Maas et al. (2008).

2) Een onzekerheid van ±3 procentpunt op een trend van -1% betekent een range van -4% tot +2% in de emissietrend. Omdat dit binnen het interval ligt, is de afname niet statistisch significant.

Tabel B1.1c De broeikasgasemissies (Mton CO2-eq) in 1990, 1995, 2000, 2005, 2006 en voorlopige 2007

cijfers voor Klimaatverandering volgens IPCC 1).

Totalen per stof / sector Basisjaar 3) 1990 1995 2000 2005 2006 2007

Koolstofdioxide (CO2) 159 159 171 170 176 172 172 Overige broeikasgassen: Methaan (CH4) 2) 25 25 24 19 17 16 16 w.v. landbouw 11 11 10 9 9 9 9 w.v. afvalverwijdering 12 12 11 8 6 6 5 w.v. energiesector 2 2 2 1 1 1 1 Distikstofoxide (N2O) 20 20 21 19 17 17 15 w.v. landbouw 12 12 13 11 9 9 9 w.v. industrie 7 7 7 7 6 6 5 HFK’s 6,0 4,4 6,0 3,8 1,4 1,5 1,6 PFK’s 1,9 2,3 1,9 1,6 0,3 0,3 0,3 SF6 0,3 0,2 0,3 0,3 0,2 0,2 0,2

Totaal overige broeikasgassen 54 52 53 44 36 35 33

In document Milieubalans 2008 (pagina 189-194)