• No results found

5. Aandacht in de opleiding voor samenwerking en communicatie met ouders

4.1 Leerkrachten en ouders over de samenwerking en communicatie met elkaar

Als eerste is er aan de leerkrachten en ouders gevraagd naar hun mening over de verschillende soorten samenwerkingen: de formele, de pedagogische en de didactische samenwerking. Daarnaast is er gevraagd aan ouders en leerkrachten of zij vinden dat zij genoeg tijd hebben voor elkaar.

De meeste leerkrachten en ouders zijn zich bewust van het belang van een goede formele samenwerking, de samenwerking die gaat over de hulp die nodig is om alle

activiteiten binnen de school te realiseren. Vooral de leerkrachten die werken op scholen waar de ouders hoogopgeleid zijn, geven aan dat er op formeel gebied goed wordt samengewerkt met de ouders en de hoogopgeleide ouders ervaren dit zelf ook. Opmerkelijk is dat drie leerkrachten die werken op scholen waar de ouderpopulatie meer gemengd is, aangeven dat ouders minder betrokken zijn en ook geven zij aan minder behoefte te hebben aan een formele samenwerking met ouders.

Een specifieke vorm van samenwerking betreft de pedagogische samenwerking. Ouders geven aan dat ze deze vorm van samenwerking erg belangrijk vinden. De ouders voelen zich veilig genoeg om pedagogische kwesties met de leerkrachten te bespreken.

35

Tegelijkertijd geven de leerkrachten aan dat zij het aangaan van een pedagogische

samenwerking lastig vinden. Zo vertellen zij dat zij dit niet goed durven. Zij spreken ouders bijvoorbeeld niet aan op de omgang met hun kind. Leerkrachten voelen zich bij aanvang van hun baan niet competent genoeg om ouders over pedagogische zaken te benaderen. Hieronder een citaat waaruit blijkt dat leerkracht 3 ouders het wel wilt zeggen, maar niet weet hoe ze dit zou moeten doen.

Leerkracht 3: ‘Maar dat komt ook omdat ik dan niet zo goed weet hoe ik dat moet zeggen. Ik

zie soms weleens hoe ouders omgaan met hun kind. Dan heb ik wel het gevoel dat ik er dan wel iets van zou willen zeggen, maar dan weet ik gewoon niet hoe. Misschien als ik wat meer ervaring heb, dat ik dan wel weet hoe ik het moet zeggen.’

De didactische samenwerking is de laatste vorm van samenwerken die met ouders en leerkrachten is besproken. En net zoals bij de pedagogische samenwerking komen de

meningen van ouders en leerkrachten niet met elkaar overeen. Ouders geven aan dat zij de behoefte hebben aan een intensievere didactische samenwerking. Ze willen graag weten hoe ze hun kind met het schoolwerk kunnen helpen. Ouders voelen zich namelijk niet competent genoeg om hun kinderen goed te helpen bij hun schoolloopbaan. Ouders blijken behoefte te hebben aan meer informatie en zouden graag zien dat leerkrachten zelf meer initiatief tonen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het citaat hieronder.

Ouder 6: ‘Daar zou ik wel meer van willen van de school. Ze doen het wel op zekere hoogte.

Het zou wel fijner zijn als ze daar wat meer zelf mee komen. Dat het meer vanuit hun zelf komt. Dat je er niet zelf achteraan moet. Dus dat zou op zich wel fijn zijn.’

Leerkrachten daarentegen nemen niet het initiatief voor een didactische

samenwerking. Zij vinden dit vaak de eigen verantwoordelijkheid van de ouders en menen dat ouders zelf hier het initiatief in moeten nemen. De leerkrachten geven wel aan wanneer de leerresultaten van de kinderen achterblijven, maar vinden dat ouders daar dan zelf op moeten anticiperen. Zo geeft de leerkracht in onderstaand citaat aan dat hij ouders wel aanbiedt om hen te helpen, maar de ouders niet actief benaderd.

36

Leerkracht 6: ‘Als er kinderen zijn die extra moeten oefenen thuis bied ik vaak de

mogelijkheid aan ouders om een afspraak te maken waar we kunnen doornemen hoe je dat dan het beste kan doen. Daar wordt overigens weinig gebruik van gemaakt. Ik heb één keer gezeten met ouders.’

Het volgende punt waarover is gesproken met ouders en leerkrachten is de

hoeveelheid tijd die leerkrachten voor ouders hebben. Hier is een verschil te vinden tussen de leerkrachten die werken op scholen met voornamelijk hoogopgeleide ouders en leerkrachten die werken op scholen met een meer gemengde ouderpopulatie. De leerkrachten die werken op scholen met een meer gemengde ouderpopulatie geven aan dat zij vinden dat zij te weinig tijd hebben voor ouders. Hieronder volgt een citaat van een leerkracht die aangeeft dit lastig te vinden, omdat zij wel het belang hiervan inziet.

Leerkracht 7: ‘Nee, eigenlijk niet. ’s Ochtends komen ze altijd even tussendoor, ‘Mag ik wat

vragen?’. Dat vind ik dan allemaal prima, maar ik kan dan vaak niet om half 9 beginnen. Soms dan denk ik dat is niet zo erg, omdat ik het contact belangrijk vind, dus ja lastig.’

De leerkrachten die werken op scholen met voornamelijk hoogopgeleide ouders daarentegen vinden dat ze wel genoeg tijd hebben voor ouders.

Leerkracht 5: Ja, in principe wel. Er zijn natuurlijk ouders die iets meer zorg nodig hebben

dan andere ouders, maar ik heb niet het idee dat ik te veel tijd kwijt ben aan ouders, nee.

En de volgende leerkracht vindt zelfs dat hij niet meer tijd aan de ouders wilt besteden.

Leerkracht 4: Ik vind het wel een beetje de max de tijd die ik er in stop.

De hoogopgeleide ouders die zijn geïnterviewd laten een ander geluid horen. Zij vinden dat de leerkracht te weinig tijd voor hen heeft. Ouders zouden graag zien dat de leerkracht meer tijd voor hen vrijmaakt. Dit is vooral van belang voor de basisbehoefte van het hebben van een veilige relatie, omdat ondersteuning en beschikbaarheid hier een bijdrage aan kan leveren. Vooral het formele contact zou, volgens de ouders, frequenter mogen

37

voorkomen. Hieronder een citaat dat dit illustreert; de ouder zou meer formele contactmomenten willen.

Ouder 5: ‘Want op dit moment zie je die mensen 2x per jaar. En dat is 2x 10 minuten dus dat

is 20 minuten per jaar om over je kind te praten en dat is eigenlijk niet genoeg tijd. Er zouden meer van dit soort gesprekken moeten zijn.’

Uit de interviews blijkt dat leerkrachten en ouders verschillende opvattingen hebben over de samenwerking en communicatie met elkaar. Zo denken zij verschillend over de didactische en pedagogische samenwerking en over de tijd die de leerkracht heeft voor de ouders. Maar niet alleen zijn er verschillen tussen leerkrachten en ouders maar ook tussen leerkrachten onderling. Zo lijken leerkrachten die werken op scholen met een gemengde of laagopgeleide ouderpopulatie minder behoefte te hebben aan een formele samenwerking dan hun collega’s met een hoogopgeleide ouderpopulatie en vinden leerkrachten met een meer gemengde ouderpopulatie dat zij niet genoeg tijd hebben voor ouders, terwijl de leerkrachten die werken met een hoogopgeleide ouderpopulatie vinden dat zij wel genoeg tijd voor ouders hebben.