• No results found

5. Aandacht in de opleiding voor samenwerking en communicatie met ouders

4.4 Ervaren problemen in de onderlinge communicatie

In dit onderdeel wordt als eerste naar de problemen in de communicatie van specifieke situaties gevraagd om zo tot een dieper begrip te komen bij eventuele moeilijkheden. Zo is er gevraagd bij welk type gesprek de meeste problemen worden ervaren en of ouders het gevoel hebben dat zij zich kritisch kunnen opstellen zonder dat zij benadeeld worden. Ook is aan ouders en leerkrachten gevraagd of zij andere verwachtingen hebben van een kind. Aan de ouders is mede gevraagd of zij het gevoel hebben dat zij invloed kunnen uitoefenen en of ze leerkrachten als samenwerkingspartners zien. Verder wordt hier ingegaan op culturele en sociaaleconomische verschillen tussen ouders en leerkrachten, omdat deze verschillen tussen ouders en leerkrachten mogelijk voor problemen kunnen zorgen. Als laatste worden hier de drie basisbehoeften besproken, de behoefte aan een veilige relatie, de behoefte jezelf als competent te ervaren en de behoefte aan autonomie.

Leerkrachten geven aan dat zij de meeste problemen ervaren bij de 10-

minutengesprekken, slecht nieuws gesprekken en voortgangsgesprekken. De ondervonden problemen tijdens deze gesprekken gaan in de meeste gevallen om de didactische

samenwerking. Leerkrachten geven aan dat ouders het dan niet eens zijn met de resultaten van het kind en stellen de leerkracht daar verantwoordelijk voor. Zoals blijkt uit het volgende citaat.

Leerkracht 4: ‘Ik heb nu een meisje in mijn hoofd daar kwam het lezen maar niet bij in orde,

42

onveilige sfeer in mijn groep waardoor zij niet tot lezen kwam. En ik mij daar totaal niet bewust van was. En ik dacht aan wie ligt dit nou? Ik voelde mij wel persoonlijk aangevallen. Ik deed het niet goed. Het was de sfeer in mijn klas en ik zag het niet.’

Niet alleen op didactisch gebied worden problemen ondervonden bij dit soort gesprekken, maar ook op pedagogisch gebied. Leerkrachten vertellen dat ouders hun kind vaak anders zien dan de leerkracht. Leerkrachten geven aan dat ze de onenigheden op pedagogisch gebied lastiger vinden om mee om te gaan dan onenigheden op didactisch gebied.

Leerkracht 8:’Je kunt gewoon de schoolresultaten laten zien. Maar bij gedrag kan je het bijna

niet aantoonbaar maken, dat het kind zich op school niet goed gedraagt. Behalve dat het dan jouw woord is tegen de ouder. Dat is misschien wel minder tastbaarder dan zijn

schoolprestaties, snap je wat ik bedoel?’

Vooral de slechtnieuwsgesprekken worden door de leerkrachten als moeilijk ervaren. Aan de leerkrachten is gevraagd wat deze gesprekken nu precies zo lastig maakt. De meeste leerkrachten zijn van mening dat het voornamelijk de onvoorspelbaarheid van de reactie van ouders is. Zoals blijkt uit onderstaand citaat vinden startende leerkrachten het moeilijk zich daarop voor te bereiden.

Leerkracht 5: ‘Ik denk dat een slechtnieuwsgesprek altijd moeilijk is. Je moet het gewoon

goed voorbereiden. En soms weet je niet hoe ouders gaan reageren en dat is soms wel moeilijk.’

De ouders die zijn geïnterviewd geven aan dat ze geen moeilijkheden hebben

ondervonden bij de verschillende soorten gesprekken. Ouders ervaren echter wel problemen als zij zich kritisch opstellen. Deze problemen ervaren zij niet met de leerkracht, maar met de directie van de school, zo blijkt uit het citaat hieronder.

43

Ouder 2: ‘Dat gevoel dat kreeg ik doordat ik niet het idee had dat dat gewenst was welke

geluiden wij lieten horen. Ja, een directeur die heel erg sterk haar eigen plan trekt. Die heel goed weet wat ze wilt. Dat zijn eigenlijk mijn moeilijkste momenten op school.’

Andere problemen die door de leerkrachten worden ervaren zijn te hoge verwachtingen die ouders hebben van hun kind. Veel leerkrachten proberen deze hoge verwachtingen bij te sturen. De leerkrachten geven echter wel aan dat dit makkelijker is als het om didactische kwesties gaat. Hieronder vertelt een leerkracht op welke wijze hij te hoge verwachtingen probeert bij te sturen.

Leerkracht 4: ‘Wat ik gewoon soms doe is leerlijnen uitleggen. Dat ik dan laat zien waar ze

moeten zitten aan het einde van het schooljaar en dan uitleggen: hij beheerst nu dit en dit. Wat voor mij werkt is als de feiten er liggen. Kijk, hier is de informatie en daar kunnen wij niks aan veranderen.’

De ouders geven ook aan dat ze vaak hogere verwachtingen hebben dan de

leerkrachten. Zij denken vaak dat hun kind meer kan dan dat het kind bij de leerkracht laat zien. Veel ouders spreken de leerkrachten daar ook op aan:

Ouder 7: ‘Ik heb wel vaak het idee dat ik meer verwacht. Ik ben ambitieus en wil het beste

voor mijn kind. Mijn kind mag dan ook wel hard aangepakt worden. Soms heb ik het wel het idee dat de leerkrachten gewoon te soft zijn.’

Aan de ouders is tevens gevraagd of zij het gevoel hebben dat zij invloed kunnen uitoefenen op belangrijke zaken zoals bijvoorbeeld: kleuterverlenging, advies voor vervolgonderwijs, doubleren of verwijzing naar speciaal onderwijs. Opvallend is dat de ouders met een Nederlandse achtergrond wel het gevoel hebben dat zij invloed kunnen uitoefenen en de ouders met een andere achtergrond hebben dit niet, blijkens het volgende citaat:

44

Ouder 6: ‘Nee, dat gevoel heb ik dus helemaal niet. Als er grote zaken zijn dan zegt de school

vaak: Dat is nou eenmaal zo, daar kunnen we niks aan doen. Ik heb niet het idee dat ik daar nou veel invloed op heb’

Aan de ouders is gevraagd of zij leerkrachten als samenwerkingspartners zien. De ouders met een Nederlandse achtergrond zien dit wel op deze manier. Zij zijn van mening dat zij goed met de leerkracht zijn afgestemd om het kind verder te helpen. Maar de drie ouders met een andere achtergrond zien dit toch anders en merken daar niet veel van. Hier een ouder die vertelt dat ze niet het gevoel heeft samenwerkingspartners te zijn.

Ouder 6: ‘Dat we samenwerkingspartners zijn, dat zou idealiter zijn. Maar ik weet het

eigenlijk niet zo goed. Ze zeggen dan wel dat we samen moeten werken, maar in de praktijk merk ik er niet zo veel van.’

Een andere oorzaak voor problemen in de communicatie kunnen overige culturele en sociaaleconomische verschillen zijn die tussen de ouders en leerkrachten te vinden zijn. Aan leerkrachten is gevraagd of zij weleens taalproblemen met ouders hebben ervaren, omdat taalproblemen onderdeel kunnen zijn van een cultuurverschil en taalproblemen kunnen ervoor zorgen dat de leerkracht en de ouder elkaar niet begrijpen. Dit is bijna niet het geval. En de ouders hadden dit eveneens niet.

Sociaaleconomische verschillen worden zowel door leerkrachten als ouders ervaren. De leerkrachten geven aan dat ze dit bij hoogopgeleide ouders hebben, maar ook bij

laagopgeleide ouders. De leerkrachten hebben vaak het gevoel dat hoogopgeleide ouder het beter denken te weten en geven aan hier onzeker van te worden en dit kan een veilige relatie in de weg staan.

Veel van de ouders ervaren deze sociaaleconomische verschillen ook. In de interviews geven de drie Nederlandse moeders dit ook duidelijk aan. Zij denken meer te weten over de pedagogiek en de didactiek dan de leerkrachten. Twee van deze moeders hebben Pedagogiek gestudeerd en één Onderwijskunde en werken zij alle drie nog steeds binnen deze

vakgebieden. Deze ouders relativeren dit ook door te zeggen dat zij de klas en de kinderen niet zo goed kennen en in dat opzicht de leerkracht het beter weet.

45

De startende leerkrachten ervaren naar eigen zeggen ook problemen met de

laagopgeleide ouders. De leerkrachten hebben het gevoel dat deze ouders het schoolsysteem niet snappen. Dit kan voor onder andere onduidelijkheid zorgen wat tot misverstanden kan leiden en ook hier kan het, het hebben van een veilige relatie belemmeren. Hier een uitspraak die dit laat zien.

Leerkracht 3: ‘Nee, dan zie ik die ouders gewoon heel glazig kijken als ik ze dan iets uitleg

over de zorg of over rekenen. Ze zeggen dan wel: ‘ok, is goed’, maar dan heb je niet het gevoel van dat ze snappen dat extra zorg bijvoorbeeld een consequentie kan zijn voor het niveau van het kind. ‘

In dit onderzoek zijn geen laagopgeleide ouders geïnterviewd. Hier kan dan ook geen vergelijking worden gemaakt.

In de interviews is tevens gevraagd naar de drie basisbehoeften. Als eerste is er aan de leerkrachten en ouders is gevraagd of zij denken een veilige relatie met elkaar te hebben. Aan leerkrachten is daarom gevraagd of zij het gevoel hebben dat zij worden gesteund en

gerespecteerd door ouders. Leerkrachten vertellen dat dit soms het geval is, maar zeker niet altijd. Leerkrachten geven aan dat de reacties van ouders tijdens moeilijke gesprekken ervoor kunnen zorgen dat niet aan de basisbehoefte van een veilige relatie kan worden voldaan, zoals blijkt uit onderstaand citaat:

Leerkracht 7: ‘Ik had een rapport mee ingevuld en ouders kwamen op school. Maar die

ouders flipten helemaal uit. En de ouders waren helemaal boos. Ik dacht van echt: O jee. En die moeder was zelf ook helemaal emotioneel en die was opgestaan en weggelopen. Nou, dat is heel moeilijk. Want met die moeder daar had ik eerder dat jaar een heel leuk contact gehad. Een week later was dat helemaal omgeslagen. Ja en die moeder was echt boos dus die kwam niet meer op school als ik er was.’

Aan ouders is gevraagd naar de kwantiteit en de kwaliteit van het contact om een veilige relatie aan te duiden. Ouders vertellen hier niet altijd tevreden over te zijn. De ouders vinden dat leerkrachten te weinig tijd hebben om over hun kind te praten. Ouders willen vaker formele gesprekken, zoals uit het volgende citaat blijkt.

46

Ouder 5: ‘Ik vind die 10-minuten gesprekken zo 1x in het half jaar summier. Omdat dat echt

de gesprekken zijn waar je inhoudelijk veel uit zou kunnen halen en dat ontbreekt nog weleens.’

De ouders lijken tevreden te zijn over de informele contactmomenten. Ouders kunnen vaak voor schooltijd bij de leerkracht terecht en ook na schooltijd is er vaak tijd voor ouders. Hieronder vertelt een vader daarover:

Ouder 1: ‘En als je dan op school komt van 8.15 tot 8.30 is er altijd wel wat tijd. En je kunt de

leerkracht ook aanspreken. Je kan altijd even tussendoor.’

Voor wat betreft de basisbehoefte competentie is aan de leerkrachten gevraagd of zij de situatie in de klas met ouders onder controle hebben. De meeste leerkrachten denken van wel. Ook is gevraagd aan de leerkrachten of zij het gevoel hebben dat ouders het beter weten, waardoor zij onzeker zouden kunnen worden. De helft van de leerkrachten geeft aan dat zij dit gevoel inderdaad weleens hebben. Hieronder vertelt een leerkracht dat hij onzeker wordt van ouders die het beter denken te weten.

Leerkracht 6: ‘Ja, dat vind ik niet fijn. Onzeker wel ja. Ik moet de deskundige zijn zeg maar.

Dus ik vind dat geen fijn gevoel.’

Veel leerkrachten voelen zich tevens in verschillende situaties niet competent. Zo vinden startende leerkrachten het moeilijk om een didactische en pedagogische samenwerking aan te gaan en voelen zij zich ook niet competent genoeg om moeilijke gesprekken met ouders te voeren.

Aan ouders is ook gevraagd naar hun gevoel van competent zijn. De ouders gaven aan dat zij niet het gevoel hadden dat leerkrachten hun opvoeding bekritiseren of dat de

leerkrachten zich opstellen als de betere ouder. Op dat gebied voelen ouders zich competent. Maar ouders geven wel aan dat zij zich niet competent genoeg voelen om hun kinderen goed te helpen bij hun schoolloopbaan en daarom graag een betere didactische samenwerking willen.

47

Aan de leerkrachten is ook gevraagd naar de behoefte aan autonomie door te vragen of zij het gevoel hebben eigen beslissingen te kunnen nemen. Daarbij is het belangrijk dat zij op basis van eigen initiatieven kunnen handelen. Bijvoorbeeld bij het bepalen van het tijdstip van de lessen die worden gegeven, de inrichting van het klaslokaal of de wijze waarop een

leerling wordt gecorrigeerd. De leerkrachten geven aan dat zij het gevoel hebben hun eigen beslissingen te kunnen nemen.

Een andere vraag die hoort bij de basisbehoefte van autonomie gaat over het hebben van eigen taken en verantwoordelijkheden en of dat voor de andere partij duidelijk is. Zowel ouders als leerkrachten denken dat het voor de andere partij duidelijk is dat zij andere taken en verantwoordelijkheden hebben, zodat elke partij duidelijk heeft waarin zij eigen

beslissingen kunnen maken.

In dit laatste onderdeel is onderzocht waar de problemen liggen van leerkrachten en ouders met de betrekking tot de samenwerking met elkaar. De leerkrachten ervaren de meeste problemen bij de 10-minutengesprekken, slecht nieuws gesprekken en voortgangsgesprekken. Deze problemen gaan meestal over het ontbreken van een didactische samenwerking. Ook verloopt de pedagogische samenwerking niet altijd even goed. Andere ondervonden

problemen zijn het hebben van verschillende verwachtingen van ouders en leerkrachten, zoals ouders die denken dat hun kind meer kan dan wat de leerkrachten hun kind aanbieden. Ook worden sociaaleconomische verschillen tussen ouders en leerkracht genoemd als een

mogelijke oorzaak voor moeilijkheden. Aan de basisbehoeften van het hebben van een veilige relatie en competent zijn, lijken door zowel ouders als leerkrachten niet altijd te worden voldaan. Aan de basisbehoefte van autonomie lijkt dit wel het geval te zijn.

4.5 Aandacht in de opleiding voor samenwerking en communicatie met ouders

Leerkrachten blijken zich slecht voorbereid te voelen op het samenwerken met ouders (Amatea et al., 2013; Farrell & Collier, 2010). In dit onderzoek is daarom gevraagd naar de ervaringen van de startende leerkrachten wat betreft hun opleiding. De leerkrachten hebben niet allemaal dezelfde Pabo afgerond. Vijf leerkrachten hebben de Pabo aan de Hogeschool van Amsterdam, de HvA, afgerond. Twee leerkrachten de iPabo in Amsterdam en één leerkracht heeft de Pabo in Doetinchem afgerond.

De meeste leerkrachten die de Pabo in Amsterdam hebben afgerond geven aan dat er heel weinig aandacht is besteed aan het belang van een goede samenwerking met ouders.

48

Tevens zeggen deze leerkrachten dat er niet expliciet aandacht is gegeven aan de communicatie met ouders van uiteenlopende maatschappelijke en sociaal-culturele

achtergronden. Ook vertellen deze leerkrachten dat op de Pabo meer aandacht is besteed aan de gesprekstechniek dan aan de inhoud. Maar al deze leerkrachten zijn van mening dat in de praktijk het meest geleerd wordt en dat het voor een opleiding moeilijk is mensen hierin te trainen, zoals blijkt uit onderstaand citaat.

Leerkracht 6: ‘Dit is wel iets waar ik over nadenk hoor. In hoeverre je mensen hierin kunt

trainen. Als ik nu kijk hoeveel verschillende soorten ouders ik allemaal tegenkom, nu leer ik het. En ben ik met collega’s in gesprek over bepaalde ouders. En hoe zij dat zouden

aanpakken. Ik heb daar meer aan dan dat ik colleges krijg over standaard gesprek theorieën.’

Toch denkt het merendeel van deze vijf leerkrachten dat zij wel wat gemist hebben in de opleiding met betrekking tot de samenwerking met de ouders. Zij geven aan dat ze graag rollenspellen hadden willen doen met echte acteurs, omdat dit het dichtste bij de realiteit komt.

Leerkracht 8: ‘Ik denk dat je als Pabo die acteurs hebt en je kan zo’n situatie naspelen, dat

een student over een situatie vertelt wat die zelf niet weten wat hij zou moeten doen en als je zo’n situatie hebt die je bijna zelf hebt ervaren, en als je die dan zou moeten naspelen, dan denk ik dat je dan wel zinvol bezig bent als Pabo.’

De leerkrachten die de iPabo hebben afgerond zijn positiever over hun opleiding dan de leerkrachten die de Pabo aan de HvA hebben afgerond. De leerkrachten die van de iPabo af komen geven aan dat er genoeg aandacht is besteed aan een goede samenwerking met ouders. Zo vertellen zij dat er aandacht was voor de omgang met ouders van uiteenlopende

maatschappelijke en sociaal-culturele achtergronden. Dit in tegenstelling tot wat de leerkrachten van de HvA vertellen. Ook vertellen de leerkrachten van de iPabo dat zij wel rollenspellen met acteurs hebben gespeeld. Dit werd door deze leerkrachten als waardevol ervaren.

49

Leerkracht 3: ‘We hadden in het vierde jaar twee blokken waar dit aan de orde kwam. Dan

kwamen er acteurs en die speelden dan ouders. Dus die speelden dan boze ouders of hoogopgeleide ouders. Ik heb daar best wel veel aan gehad.’

De laatste leerkracht die is geïnterviewd is de leerkracht die de Pabo in Doetinchem heeft afgerond. Volgens haar werd er veel aandacht besteed aan de omgang met ouders. Ook werd er in Doetinchem aandacht besteed aan gesprekstechnieken en werd er gewerkt met acteurs. Vooral het laatste is iets waar deze leerkracht veel aan heeft gehad. Een aspect wat zij echt gemist heeft in haar opleiding is de omgang met ouders van uiteenlopende

maatschappelijke en sociaal-culturele achtergronden en heeft zij, blijkens het volgende citaat, daar hinder van ondervonden.

Leerkracht 2: ‘Nou ja, daar liep ik dus tegen aan. Bijvoorbeeld op een school in de Bijlmer

waar ik heb gewerkt. Toen liep ik er dus tegenaan dat ik er eigenlijk niet zoveel van wist.’

Samenvattend kan gesteld worden dat alle acht de leerkrachten zich slecht voorbereid voelen met betrekking tot de samenwerking met ouders. Zij vertellen dat de opleidingen weinig aandacht besteden aan de verschillende soorten samenwerkingen en aan de

verschillende soorten ouders. Zij geven wel aan dat de opleidingen aandacht besteed hebben aan gesprekstechnieken, maar de leerkrachten willen ook inhoudelijk meer weten over de samenwerking met ouders, zodat ze bij aanvang van hun baan als leerkracht beter weten hoe zij het beste de samenwerking met de verschillende soorten ouders aan moeten gaan. Zij voelen zich bij aanvang van hun baan niet competent genoeg om goed om te kunnen gaan met ouders. De leerkrachten realiseren zich dat het voor opleidingen moeilijk is om hun studenten goed voor te bereiden. Toch geven de leerkrachten van de verschillende opleidingen

verschillende suggesties voor een betere omgang met ouders. Deze suggesties worden meegenomen om later aanbevelingen voor de opleidingen te kunnen doen.

50