• No results found

5. Conclusie en discussie

5.3.2 Aanbevelingen scholen

Zoals hierboven, bij de laatste aanbeveling voor leerkrachten is beschreven, voelen startende leerkrachten zich niet competent en veilig genoeg om moeilijke gesprekken aan te gaan. Dit zijn twee van de drie basisbehoeften waaraan voldaan moet worden wil de

communicatie goed verlopen (Deci & Ryan, 2000). Leerkrachten voelen zich vaak niet serieus genomen door hoogopgeleide ouders en ervaren hierdoor spanningen (Amatea et al., 2012). Ook in dit onderzoek bleek dit het geval te zijn. Scholen kunnen daar op verschillende manieren bij helpen. Aan de leerkrachten is aan te raden om hulp te vragen, maar scholen zouden dit ook actief kunnen faciliteren. Zorg als school voor meer onderlinge intervisie en begeleiding binnen schoolteams ten aanzien van oudergesprekken. Het is belangrijk dat op de school een open cultuur heerst waarin starters bij collega’s kunnen aankloppen. Ook omdat uit eerder onderzoek blijkt dat startende leerkrachten die begeleiding krijgen minder snel met hun baan stoppen (Gaikhorst et al., 2014).

Een andere mogelijkheid voor scholen om de startende leerkrachten zich competenter en veiliger te laten voelen is de leerkrachten te stimuleren om een cursus of studiedag rondom dit thema te volgen. De leerkracht kan hier zelf om vragen, maar een school kan hier een actieve rol in spelen, door leerkrachten bijvoorbeeld vrij te stellen van bepaalde taakuren en hen in de plaats daarvan een cursus te laten volgen. De leerkrachten in dit onderzoek menen dat zij na het volgen van cursussen of studiedagen zich competenter voelen dan de

leerkrachten die dit niet gehad hebben. Het is dus een aanbeveling om startende leerkrachten iets dergelijks aan te bieden.

De volgende aanbeveling voor de scholen is dat de leerkrachten meer tijd moeten krijgen voor formeel contact met ouders. Ouders geven aan dat de formele gesprekken, waar écht wordt ingegaan op de leerresultaten, te weinig voorkomen. Weinig tijd kan een goede communicatie in de weg staan (Joshi, Eberly, Kenzal 2005). Ouders willen meer tijd om de leerkrachten te spreken over het leer- en ontwikkelproces. Alhoewel de meeste leerkrachten

61

uit dit onderzoek, die werken op scholen met hoogopgeleide ouders, vinden dat zij genoeg tijd hebben voor ouders. De leerkrachten die werken op scholen met een gemengde

ouderpopulatie of op scholen waar de ouderpopulatie voornamelijk laagopgeleid is vinden dit niet. Zij geven aan meer tijd te willen voor de ouders en deze aanbeveling zou dan ook het meeste gelden voor dit soort scholen. Veel van de ouders gaven aan dat er maar twee keer per schooljaar een formeel contactmoment is. Zo zijn er scholen waar dit ook vier keer per schooljaar is. Dit zou al een verbetering zijn. Anderzijds, is het van belang dat ouders, vanuit de school, wordt verteld dat leerkrachten simpelweg niet meer tijd hebben om zich meer bezig te moeten houden met het contact met ouders. Dit heeft te maken met het volgende punt.

Uit de interviews blijkt dat ouders en leerkrachten vaak niet weten wat de visie van de school is ten opzichte van de samenwerking met ouders. Een aanbeveling naar scholen toe is om een duidelijke visie rondom dit thema te ontwikkelen. In een dergelijke visie gaat het om de balans tussen de afstand en nabijheid van ouders en leerkrachten (Oostdam & De Vries, 2014). De afstand waar grenzen de noodzakelijke autonomie van leraar en ouders

beschermen, nabijheid waar het contact tussen mensen groeit bij erkenning, waardering en empathie. Ook is het goed om in deze visie duidelijk te zijn over de verschillende taken en verantwoordelijkheden die ouders en leerkrachten hebben. Zo weten ouders en leerkrachten bijvoorbeeld beter wat er van hen wordt verwacht met betrekking tot de communicatie én de tijd die de leerkracht voor ouders beschikbaar heeft. Dit zou weer voor meer zekerheid kunnen zorgen bij zowel ouder als leerkrachten, zij voelen zich dan competenter om een goede samenwerking aan te gaan en weten zij beter waar hun verantwoordelijkheden liggen, wat een positieve invloed kan hebben op de basisbehoefte aan autonomie.

Lesgeven in de grote steden kenmerkt zich door verschillende uitdagingen. Het omgaan met ouders met verschillende achtergronden is één van deze uitdagingen (Gaikhorst et al, 2014). Zo zijn er in de grote stad ouders met verschillende culturele achtergronden. Een aanbeveling voor scholen kan zijn deze groep ouders te helpen door betere voorlichting te geven over het Nederlandse schoolsysteem. Dit zou niet alleen aan te raden zijn voor ouders die niet in Nederland zijn geboren, maar ook voor de laagopgeleide ouders. Zo zou voor elk leerjaar twee bijeenkomsten kunnen worden georganiseerd, waar bijvoorbeeld de leerkracht vertelt wat er komend half jaar op het programma staat en wat er kan gebeuren als een kind uitvalt. Zoals eerder beschreven in het theoretisch kader is het daarbij van groot belang dat de leerkracht hier een multidimensionale of superdiverse bril op doet om alle verschillende

62

ouders daadwerkelijk te bereiken (Crul et al., 2013). Zo kan er rekening worden gehouden met uiteenlopende achtergrondkenmerken, zoals de opleiding van ouders, de thuistaal en de etnische-culturele context. Het gaat bij deze aanbeveling om betere voorlichting, omdat deze kan zorgen dat de communicatie tussen al deze groepen ouders en de leerkrachten verbeterd wordt, er wordt zo beter aan de cognitieve voorwaarde voldaan, omdat het onderwerp op deze wijze bij zowel de boodschapper als de zender bekend is (Pinto, 1990).

Een andere mogelijkheid die scholen hebben om met de diversiteit om te gaan, is om de diversiteitswijzer voor leerkrachten in te zetten (Fukking, R., Van Verseveld, M., Soeterik, I. & Van Mulligen, 2016). Het doel van deze wijzer gaat uit naar het omgaan met, het

inspelen op, gebruik maken van en de kennis en houding omtrent diversiteit. Deze wijzer focust zich op het stimuleren van de gebruiker in de reflectie op dit complexe onderwerp. Het beoogt de leerkrachten te helpen inzien dat het omgaan met diversiteit niet iets

vanzelfsprekend is, maar iets is waar bewust aan gewerkt moet worden. De diversiteitswijzer is er om een bijdrage te leveren aan het positief en kritisch inspelen op diversiteit in het onderwijs.

Het communiceren met al deze verschillende ouders die er te vinden zijn in de grote steden is voor scholen een uitdaging. Zo wordt ook het gebruik van nieuwe media toegepast (Mathijsen & De Vries, 2014). De school moet er dan wel achter zien te komen via welke media ouders vooral communiceren. Bepaalde ouders hebben bijvoorbeeld geen email, maar hebben wel een smartphone. Het kan dan voor scholen raadzaam zijn om gebruik te maken van een app waarmee je met ouders kan communiceren in plaats van, wat veel scholen doen, email te gebruiken.