• No results found

Stellingen

Hoe sterk bent u het eens of oneens met de volgende stellingen. U kunt antwoorden met: helemaal oneens(-2); eerder oneens(-1); noch eens, noch oneens (0); eerder eens(1) of helemaal eens(2). Gelieve per uitspraak een antwoord aan te kruisen.

nr stellingen -2 -1 0 1 2

6 Onze organisatie moet beter gaan presteren dan nu het geval is.

7 Directie en management moeten beschikken over private sector style of management om de bedrijfsresultaten te verbeteren.

8 De sturing (monitoring) van de organisatie / werkzaamheden is op basis van output / resultaten.

9 Bij sturing wordt gebruik gemaakt van benchmarking met het bedrijfsleven. 10 Directie, managers halen hun motivatie uit bedrijfsresultaten.

11 Steun in de omgeving (legitimiteit) heeft invloed op de keuzes van de directie en management bij het aanpassen van de organisatie. 12 De missie (strategische koers) heeft invloed op de keuzes van de directie en het management bij het aanpassen van de organisatie.

7. Corporaties bevinden zich thans in een transitie. Hoe heeft u zich voorbereid op deze transitie?

……… ……… 8. Welke veranderingen in de aansturing van de organisatie heeft de transitie teweeg gebracht voor SallandWonen?

……… ……… 9. Welke competenties en vaardigheden moet directie en management bezitten, om te kunnen sturen op een efficiënte, effectieve organisatie met voldoende legitimiteit (steun in de omgeving)?

……… ……… 10. Wie is eigenaar van de woningen van een woningcorporatie is vaak onderwerp van discussie. Wie is in uw ogen de eigenaar van de corporatie?

……… ………

69

11. Op welke wijze stuurt deze “eigenaar” (vraag 10) op efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit (steun in de omgeving)?

………

………

Waar blijkt dat uit? ……….

………

12. Aan wie legt de bestuurder/management verantwoording af over efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit? ………

………

13. De verantwoordingsstructuur bij corporaties, met Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Centraal Fonds, Ministerie BZK, Raad van Commissarissen en omgeving (stakeholders: gemeenten, zorginstellingen, huurders) kan als complex worden omschreven. Welke organisatie heeft de meeste invloed op de aansturing van de directie / het management? ………

………

Waaruit blijkt dat?...

………

14. Door de complexe structuur en het ontbreken van een echte eigenaar kan het effect optreden dat directie / management persoonlijke doelen nastreven. Wat zijn in uw ogen de belangrijkste doelen / resultaten die de directie en het management bij het uitoefenen van hun functie nastreven? ………

………

15. Wat zijn naar uw mening de bepalende factoren om beter te presteren op efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit (stakeholders: gemeenten, zorginstellingen, huurders)? ………

………

Kunt u ook voorbeelden geven?...

70

16. Welke vaardigheden, motivatie, sturing en controls gebruikt het management om de efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit (stakeholders: gemeenten, zorginstellingen, huurders) te vergroten?

……… ……… Kunt u ook aangeven in welke mate dit sturen door het management effect heeft? ……… ………

Organisatie – cutting costs

Stellingen

Hoe sterk bent u het eens of oneens met de volgende stellingen. U kunt antwoorden met: helemaal oneens(-2); eerder oneens(-1); noch eens, noch oneens (0); eerder eens(1) of helemaal eens(2). Gelieve per uitspraak een antwoord aan te kruisen.

nr stellingen -2 -1 0 1 2

13 Het management van onze organisatie zou wel wat beter mogen letten op het besparen van kosten.

14 De organisatie beschikt over kennis en vaardigheden (bijvoorbeeld lean, do more with less) om kosten te reduceren.

15 De organisatie maakt gebruik van marktmechanismen (outsourcing, aanbesteding) om de beste prijs in de markt te behalen.

16 Er zijn financiële middelen beschikbaar om effectiever te gaan werken.

17. Is de organisatiestructuur onlangs veranderd als gevolg van de veranderende omgeving?

Zo ja, op welke wijze is de structuur veranderd?

……… ………

Zo nee, welke aanpassing zou u wensen in de organisatiestructuur?

……… ………

71

18. In hoeverre is de organisatiestructuur naar uw mening nu effectief?

……… ……… 19. De bedrijfsresultaten bij corporaties staan onder druk. Hoe tracht u vanuit uw toezichthoudende rol de kosten van de organisatie te verlagen?

……… ……… Welke methodes om kosten te verlagen tracht u de organisatie mee te geven? ... ………

Organisatie – cultuur

Stellingen

Hoe sterk bent u het eens of oneens met de volgende stellingen. U kunt antwoorden met: helemaal oneens(-2); eerder oneens(-1); noch eens, noch oneens (0); eerder eens(1) of helemaal eens(2). Gelieve per uitspraak een antwoord aan te kruisen.

nr stellingen -2 -1 0 1 2

17 We zouden wat meer met elkaar moeten nadenken over de toekomst van onze organisatie.

18 Iedere medewerker kan bij ons meepraten over de toekomst van onze organisatie. 19 De organisatiecultuur staat open voor veranderingen.

20 De organisatiecultuur is een belemmering om de organisatie aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.

20. Hoe zou u de cultuur van uw corporatie omschrijven?

……… ……… 21. In welke mate heeft naar uw mening cultuur invloed op efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit (stakeholders: gemeenten, zorginstellingen, huurders) te vergroten?

……… ………

72

Kunt u ook toelichten waar dit verband uit blijkt?... ……… 22. Welke veranderingen in de organisatiecultuur zouden naar uw mening nog moeten plaatsvinden om efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit (stakeholders: gemeenten, zorginstellingen, huurders) te vergroten?

……… ………

Organisatie – dynamic capabilities

Stellingen

Hoe sterk bent u het eens of oneens met de volgende stellingen. U kunt antwoorden met: helemaal oneens(-2); eerder oneens(-1); noch eens, noch oneens (0); eerder eens(1) of helemaal eens(2). Gelieve per uitspraak een antwoord aan te kruisen.

nr stellingen -2 -1 0 1 2

21 Het management en directie verdeelt onderling de leiderschapsrollen, aansluitend bij ieders sterke en zwakke punten.

22 Onze organisatie kent een structuur die ruimte geeft aan innovatie. 23 Onze organisatie stuurt op omstandigheden die het lerend vermogen

van de organisatie en directie en management vergroten.

24 Onze organisatie is in staat zich snel succesvol aan te passen aan veranderende omstandigheden.

25 Sturen op het lerend vermogen van een organisatie heeft een positief effect op snel en succesvol aanpassen aan veranderende

omstandigheden.

23. Welke noodzaak ziet u om de organisatie aan te passen, zodat deze op een adequate wijze kan anticiperen op ontwikkelingen in de corporatiesector?

……… ……… 24. Woningcorporaties zitten thans in een transitie. Wie initieert en geeft leiding aan die verandering?

……… ………

73

25. Over welke vaardigheden moet het management en medewerkers beschikken om snel op veranderingen te kunnen inspelen?

………

………

26. In welke mate heeft het lerend vermogen om snel om veranderende omstandigheden in te spelen invloed een positieve invloed op efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit? ………

………

Zo ja, kunt u aangeven waaruit het verband blijkt tussen het lerend vermogen van een organisatie en de positieve invloed op efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit? ………

………

Afsluiting Heeft u nog aanvullingen, zaken die van belang kunnen zijn voor het onderzoek? ……… ……… ……… ……… ……… ……… ……… ……… ……… ………

74