• No results found

De laatste jaren van Jozef II: wedergeboorte van de reactie

Hoofdstuk 5: De ongewisse praktijk van de censuur

5.4 De laatste jaren van Jozef II: wedergeboorte van de reactie

Dat de censuurpraktijk in de latere jaren van het bewind van Jozef II strenger en, zoals blijkt uit het voorbeeld van Wucherer, een sterkere mate van willekeur vertoonde, was in niet onbelangrijke

168

Wangermann, From Joseph II to the Jacobin trials, 40. 169

Bernard, The limits of enlightenment, 58-59. 170

62

gerelateerd aan de gewijzigde politieke en internationale context in vergelijking met de eerste jaren van de alleenheerschappij van de keizer.

In 1780 was het rijk in vrede; er was geen oorlog met een buitenlandse macht, noch scheen dit waarschijnlijk voor de nabije toekomst. Ook binnenlands was er sprake van betrekkelijke stabiliteit, zonder dreigende rebellie. De omstandigheden waren daarmee gunstig genoeg om tot gedurfde hervormingen over te gaan, zoals de verruiming van de persvrijheid, inperking van adellijke en kerkelijke privileges en centralisering van de staatsstructuur.

In latere jaren, zeker vanaf 1787, was de situatie in het rijk een stuk minder rooskleurig. Jozef II stortte zich in dat jaar in een uitzichtloze oorlog met het Turkse Rijk, die zich twee jaar lang voortsleepte zonder noemenswaardige successen. In plaats daarvan resulteerde de oorlog in gigantische kostenposten, die de keizer noopte de belastingen te verhogen, wat grote weerstand en onrust opwekte. Daarnaast waren zijn pogingen tot centralisering stukgelopen op rebellie, met name in de Oostenrijkse Nederlanden (België) en Hongarije, twee gebieden die hun autonomie zeer koesterden.

Bovendien was de keizer erin geslaagd zowel de aristocratie, de geestelijkheid en de bourgeoisie van zich te vervreemden. In de eerste twee gevallen was dat ook niet verwonderlijk, gezien het feit dat vele van zijn hervormingen erop gericht waren de politieke macht en andere voorrechten van de aristocratie en de kerk zoveel mogelijk in te perken.

Hoewel de bourgeoisie aanvankelijk enthousiast was over de plannen van de keizer, raakte ook zij uiteindelijk teleurgesteld in zijn beleid. Voor velen gingen de hervormingen nog niet ver genoeg en bovendien bestond er ontstemming over de nogal despotische en arbitraire regeerstijl van de keizer171, welke zo in tegenspraak leek met de belangrijkste uitgangspunten van zijn programma.

De breed levende weerzin tegen de keizer, zowel bij de elite als bij het volk, was het Hof uiteraard niet ontgaan en was reden tot grote zorgen. Er was een niet geheel onterechte angst voor samenzweringen en potentiële opstanden. Deze onzekere situatie zorgde ervoor dat de persvrijheid nog verder onder druk kwam te staan, nu deze op grote schaal werd gebruikt om de keizer en zijn beleid op vaak luidruchtige wijze te aan te vallen.

Het was in deze context dat de keizer besloot om twee vliegen in een klap te slaan, met de invoering van een Stempelgebühr, een belasting van een halve of één Kreuzer172 per vel papier op alle kranten, tijdschriften en pamfletten, met uitzondering van de Wiener Zeitung. Deze verordening, goedgekeurd op 16 juli 1789, werd gerechtvaardigd met het argument dat de vrijheid die hij zijn onderdanen zo grootmoedig had verleend niet had geleid tot enige waardevolle geschriften, maar

171

Wangermann, From Joseph II to the Jacobin trials, 24-25.

172 Ongeveer gelijk aan één cent. In geval van publicatie zonder het stempel, ten teken dat men de belasting had betaald, zou een zware boete volgen.

63

tot een eindeloos gezwam welke tot schande was van de ontkiemende “nationale literatuur”. Hij claimde de inkomsten te gebruiken voor de creatie van een instituut dat schrijvers zou leren om betere en meer verlichte stukken te produceren.173

Zowel in de censuurcommissie als de Staatsrat was er sterke weerstand tegen deze belasting. Onder meer Sonnenfels en Van Swieten hielden de keizer voor dat deze maatregel de verspreiding van kennis en geleerdheid ernstig zou schaden en drukkerijen en boekhandels in grote problemen zou brengen. Bovendien zouden niet alleen veel nutteloze geschriften in het niets verdwijnen, ook veel nuttige boeken zouden niet meer verschijnen vanwege de hoge kosten die deze belasting met zich meebracht.174

De verordening slaagde erin om vele “krabbelaars”, de favoriete aanduiding van de keizer voor schrijvers van laag allooi, het zwijgen op te leggen. Een heel palet aan tijdschriften en kranten verdween van de ene op de andere dag van het toneel en het aantal gepubliceerde pamfletten nam drastisch af. Op financieel gebied was deze belasting een groot succes: het leverde de staat per jaar 24000 Dukaten aan inkomsten op, wat omgerekend naar de huidige koopkracht ongeveer 3 miljoen Euro is.175

Deze maatregel werd twee dagen na de bestorming van de Bastille afgekondigd. De Franse revolutie, die daarna in volle hevigheid losbarstte, zorgde ervoor dat de angst voor soortgelijke gebeurtenissen in Oostenrijk, zeker gezien de heersende onrust, plotseling als heel reëel werd ervaren. In diezelfde julimaand werd voor het eerst gedurende de regering van Jozef II een krant zonder omwegen uit de publicatie gehaald, de Wiener Bothe, vanwege de “erg ongepaste selectie van nieuwsberichten”.176 De exacte reden is niet bekend, maar de kans is groot dat deze krant het doelwit werd van de keizerlijke toorn vanwege berichtgeving over de Franse revolutie. Jozef II was bijzonder ontstemd over de ontwikkelingen in Frankrijk en had vileine bedreigingen geuit richting de revolutionairen.177

Onder invloed van Pergen, ondertussen opgewaardeerd tot een volwaardige minister van politie, perkte de keizer vlak voor zijn dood de persvrijheid nog verder in. In een Patent gepubliceerd op 20 januari 1790, werd het opnieuw verboden om geschriften te publiceren voor deze waren beoordeeld door de censuurcommissie. Voor elk clandestien gedrukt exemplaar werd een boete van 50 Dukaten in het vooruitzicht gesteld. In geval van herhaling zou de licentie van het betreffende

173

Beales, Joseph II. Against the World, 598-599. 174

Sashegyi, Zensur und Geistesfreiheit, 228-229. 175

http://www.aproposmozart.com/Braunbehrens,%20Mozart%20in%20Clavierland,260608.pdf, geraadpleegd 10 december 2009, 21.52.

176

Wangermann, From Joseph II to the Jacobin trials, 46 177

64

publicatiehuis worden ingetrokken.178 Daarnaast was het vanaf dat moment verboden boeken die op de Catalogus Librorum Prohibitorum stonden naar het buitenland te verhandelen.

Drie dagen later instrueerde Pergen alle gouverneurs van het rijk om de inhoud van alle in hun verschijnende kranten te controleren voor publicatie. Alle commentaren en nieuwsberichten die bij sommige mensen tot “verkeerde conclusies” zouden leiden of de “geest van rebellie” zouden zaaien, moesten worden geschrapt.179 Op deze manier werd een systeem van permanente krantencensuur ingevoerd, dat nog lang in stand zou blijven.

5.5 Besluit

Toen keizer Jozef II op 20 februari 1790 overleed, was er van de aanvankelijke ruimere persvrijheid weinig meer over. Hoewel in principe zijn opvattingen over de wenselijkheid van een zekere mate van persvrijheid niet veranderd waren, moest hij uiteindelijk ook inzien dat deze hervorming bepaald niet de effecten had gesorteerd waarop hij had gehoopt. Zijn verwachting dat door de vrijere disseminatie en discussie van ideeën een creatief proces zou ontstaan die zou resulteren in wetenschappelijke, technologische en economische dynamiek, was ijdel gebleken.

Het probleem was echter dat de keizer voortdurend op twee gedachten bleef hinken, waardoor de censuurpraktijk inconsistent was. Aan de ene kant articuleerde hij de wens dat de beoordeling van boeken en geschriften op een rationele wijze zou gebeuren, op basis van strikt te volgen regels, zodat het voor iedereen duidelijk zou zijn hoe de vork in de steel zat. Tegelijkertijd ondermijnde hij zelf de uitvoering van deze voornemens door regelmatig persoonlijk in te grijpen en dikwijls ook nog op dubieuze gronden beslissingen nam.

Voor de ontluikende publieke opinie was het moeilijk om deze signalen met elkaar te verzoenen. Te gemakkelijk was men er vanuit gegaan dat de censuurhervorming een eerste stap in de richting van volledige persvrijheid was, wat nooit de bedoeling is geweest. De aanvankelijke snelheid waarmee de hervorming gepaard ging suggereerde dit in hun ogen wel. Hierdoor waren ze al snel ontevreden over de blijvende beperkingen en de blijvende realiteit van een censuur die wel degelijk ingreep in zaken waarbij volgens de vitale belangen van het rijk in het geding waren, de godsdienst werd belasterd of ondermijnd en wanneer de goede normen en zeden in het geding waren.

178

Sashegyi, Zensur und Geistesfreiheit, 125. 179

65

Illustratie: dood van Keizer Joseph II, 20 februari 1790.

66

CONCLUSIE

Wat moet nu het eindoordeel zijn over de hervorming van de censuur door Jozef II, die door zoveel tegenstrijdigheden wordt gekenmerkt? De vraag stellen lijkt hem te beantwoorden, maar in dit geval is er niet één simpel antwoord te geven. Moet de verruiming van de persvrijheid worden beoordeeld aan de hand van de criteria die de keizer zelf stelde, of in het licht van de mate van persvrijheid die in de context van de laat achttiende eeuw gebruikelijk was?

Als wordt uitgegaan van de eerste interpretatie, dan kan moeilijk worden beweerd dat de censuurhervorming een groot succes was. Immers, de keizer had hiermee als doel de publieke opinie te gebruiken, of misschien moet wel worden gezegd misbruiken, om zijn andere hervormingen, zoals de inperking van de voorrechten van de katholieke kerk en de aristocratie, van het benodigde draagvlak te voorzien.

Hoewel er genoeg pamfletten zijn gepubliceerd die zijn beleid in deze kwesties ondersteunden, kwam er ook tegenspraak uit de richting van de groepen die werden geviseerd door deze hervormingen. Hieruit ontstond een levendig debat dat zich meer en meer onttrok aan de controle van het Hof. Dat was uiteraard door de keizer niet voorzien, die de foutieve idee koesterde dat van de pers een gewillige arm van de staat kon worden gemaakt.

Ook het andere doel van de keizer, om kennis en kunde te verspreiden onder het volk (Volksaufklärung), was in zijn ogen geen doorslaand succes. Auteurs van laag allooi maakten misbruik van de vrijheid die hij hen schonk door het land te overspoelen met pamfletten die alle literaire merites ontbeerden. Dit tot grote irritatie van de keizer, die op dit gebied (te) hoge verwachtingen had gekoesterd. Het was één van de belangrijkste redenen om in zijn latere jaren de censuur weer aan te scherpen.

Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat de keizer nooit een vrije pers in de moderne zin van het woord voor ogen had. Ideeën die te veel van de norm afweken bleven taboe. Daarbij moet worden gedacht aan agnostische of atheïstische denkbeelden, die vanuit de radicale verlichting waren komen overwaaien. Ook alle materiaal van moreel bedenkelijke aard, zoals pornografie, bleef verboden. Daarnaast was kritiek op de staat niet gewenst, hoewel persoonlijke kritiek de keizer niet deerde.

Een belangrijke constante in het beleid van de keizer was de raison d’état. Boven alles werd de censuurhervorming doorgevoerd om de staat sterker te maken, zowel in politiek, economisch als cultureel opzicht. Door beperkte persvrijheid toe te staan hoopte hij te zorgen voor de circulatie en

67

kruisbestuiving van nieuwe en innovatieve ideeën, de handel te bevorderen en de kennis van zijn onderdanen op te krikken. In zijn ogen was het rijk verzwakt door de strikte censuur onder zijn voorgangers, die elke dynamiek fnuikte.

Keren we terug bij het begin, de tweede interpretatie van de censuurhervorming, dan is het niet te ontkennen dat deze een grote vooruitgang betekende. Voorheen kenmerkte het Habsburgse Rijk zich door een bijzonder repressieve censuur, op het kleingeestige af. Dat er een bijna paranoïde angst was voor elke vorm van vrij literair verkeer blijkt wel uit het feit dat in 1777 de Catalogus

Librorum Prohibitorum zelf op de lijst van verboden boeken werd gezet, wat natuurlijk een absurde

maatregel was.

In vergelijking daarmee was nieuwe, beperkte persvrijheid onder Jozef II naar alle waarschijnlijkheid een verademing voor intellectuelen, auteurs, uitgevers en boekhandelaren, die nu eindelijk hun talenten konden benutten. De eerste aanzetten tot een echte publieke ruimte werden gezet, met opmerkelijk vrije discussies over de meest uiteenlopende onderwerpen, waarbij vooral de kerkhervormingen van de keizer veel aandacht kregen.

Zelfs kan de stelling worden verdedigd dat de censuurhervorming in feite meer succes had dan het Hof lief was. De discussies in de pamfletten begonnen steeds meer een eigen leven te leiden. Was het eerst vooral een discussie van staatslieden, ambtenaren en aantal hoge geestelijken onderling, later kwamen daar ook personen die geen directe banden hadden met de regering, kerk of ambtenarij. Het gevolg was een publieke ruimte waarin in toenemende mate vrij werd gediscussieerd.

Voor Jozef II was persvrijheid echter alleen wenselijk zolang deze correspondeerde met de belangen van de staat. Hiervoor waren zijn censuuredicten ontworpen, niet uit ideële overwegingen. In dat opzicht is het moeilijk vol te houden dat hij een paradigma was van een Verlicht heerser. Integendeel, zijn despotische en arbitraire methoden, opportunistische misbruik van sommige verlichte ideeën voor eigen gewin en zijn totale gebrek aan respect voor de schrijvers doen eerder denken aan een klassieke autocraat.

Daarom kan de stelling worden geponeerd dat hij in zijn doen en laten een typische leerling van Lodewijk XIV (1638-1715) was. Deze slaagde erin de macht van de adel en de kerk grotendeels te breken en probeerde een sterke centralistische staat te creëren. Jozef II heeft zelf gezegd dat de Gallicaanse kerk, welke compleet ondergeschikt was aan de staat, voor hem het ideaal was. Maar het essentiële probleem was dat hij een slechte kopie van de Zonnekoning was: hem ontbeerde het geduld, de tact, het inlevingsvermogen en de volharding een dergelijk program tot een goed einde te brengen.

In zijn laatste jaren, toen hij van alle kanten onder druk stond, kwam de beperkte persvrijheid dan ook weer onder druk te staan, hoewel daarbij moeten worden gezegd dat een

68

terugkeer naar de draconische censuur van voor 1780 nooit in overweging werd genomen. Echter, de invoering van een forse belasting op elk geschrift (Stempelgebühr) en de toenemende observatie van het literaire leven door de geheime politie, markeerden een duidelijke regressie in de censuurpolitiek. Deels ingegeven door desillusie met zijn eigen hervormingen, deels door de steeds labielere situatie in het rijk, waren de fundamenten gelegd voor het reactionaire beleid dat onder zijn opvolgers zou worden doorgevoerd.

69

BRONNEN en LITERATUUR

Bronnen

Alxinger, J.B. von, Sämmtliche poetische Schriften (Leipzig 1784).

Blumauer, Aloys, Beobachtungen über österreichs Aufklärung und Litteratur (Wenen 1782).

Briefe nach Göttingen über die neuesten Schriftsteller Wiens (Wenen 1781).

Gemmingen, Otto Freiherr von, Der Weltmann. Eine Wochenschrift. (Wenen: von Trattnerischen Lesekabinett, 1782).

Klueting, Harm, Der Josephinismus. Ausgewählte Quellen zur Geschichte der

theresianisch-josephinischen Reformen (Darmstadt 1995).

Pezzl, Johann, Skizze von Wien I-VI (Wenen 1786-1790).

Rautenstrauch, Johann, Joseph II. Ein Traum (Wenen 1781).

Richter, Joseph, Warum wird Kaiser Joseph von seinem Volke nicht geliebt? (Wenen 1787).

70 Literatuur

Beales, Derek, Joseph II. In the shadow of Maria Theresia, 1741-1780 (Cambridge 1987).

Beales, Derek, Joseph II. Against the World (Cambridge 2009).

Berkvens-Stevelinck, C.M.G., Le magasin de l’Univers. The Dutch republic as the centre of the

European book trade (Leiden 1992).

Bernard, Paul P., Jesuits and Jacobines (Chicago 1971).

Bernard, Paul P., The limits of enlightenment. Joseph II and the law (University of Illionois Press 1979).

Bernard, Paul P., From the Enlightenment to the Police State. The Public Life of Johann Anton Pergen (University of Illinois Press 1991).

Blanning, T.C.W., Joseph II (Longman 1994).

Bodi, Leslie, Tauwetter in Wien. Zur Prosa der Österreichischen Aufklärung (Frankfurt 1977).

Bradler-Rottmann, Elisabeth, Die Reformen Kaiser Josephs II. (Göppingen 1973).

Buchinger, Wilma en Konstanze Mittendorfer ed., Handbuch der historischen Buchbestände in

Österreich (Hildesheim 1994).

Deursen, A. Th. van, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en

Oldebarneveldt (3e druk; Franeker 1998).

De Vries, B.M.A., Van agrarische samenleving naar verzorgingsstaat (Groningen 2000).

Gnau, Hermann, Die Zensur unter Joseph II (Straatsburg 1910).

71

Haefs, Wilhelm en York-Gothart Mix, Zensur im Jahrhundert der Aufklärung. Geschichte, Theorie,

Praxis (Göttingen 2007).

Herzig, Arno, Der Zwang zum wahren Glauben. Rekatholisierung vom 16. Bis zum 18. Jahrhundert (Göttingen 2000)

Ingrao, Charles, The Habsburg Monarchy, 1618-1815 (Cambridge 2000).

Kann, Robert A., A History of the Habsburg Empire, 1526-1918 (Berkely 1974).

Klueting, Harm, Der Josephinismus. Ausgewählte Quellen zur Geschichte der

theresianisch-josephinischen Reformen (Darmstadt 1995).

Lea, Henry Charles, Chapters from the religious history of Spain connected with the Inquisition (New York 1967).

Lee, Stepen J., Aspects of European history, 1494-1789 (2e druk; Londen 1984).

Lutes Deal, Bama, The origin and performance history of Carl Maria von Weber’s Das Waldmädchen

(1800) (Tallahassee 2005).

Mitrofanov, Paul von, Joseph II. Seine politische und kulturelle Tätigkeit (Wenen 1910).

Palmer, Robert; Joel Colton; Lloyd Kramer, A history of the modern world (9e druk; New York 2002).

Plachta, Bodo, Damnatur – Toleratur – Admittitur. Studien und Dokumente zur literarischen Zensur im

18. Jahrhundert (Tübingen 1994).

Plachta, Bodo, Zensur (Stuttgart 2006).

Reinalter, Helmut (red.), Lexikon zum Aufgeklärten Absolutismus in Europa (Wenen 2005).

Rosenstrauch-Königsberg, Edith, Freimaurerei im Josephinischen Wien. Aloys Blumauers Weg vom

72

Rosenstrauch-Köningsberg, Edith, Zirkel und Zentrum. Aufsätze zur Aufklärung in Österreich am Ende

des 18. Jahrhunderts (Wenen 1992).

Sashegyi, Oskar, Zensur und Geistesfreiheit under Joseph II. Beitrag zur Kulturgeschichte der

Habsburgischen Länder (Budapest 1958).

Sorkin, David, The religious Enlightenment. Protestants, Jews and Catholics from London to Vienna (Princeton 2008).

Spielman, John P., The City and the Crown. Vienna and the Imperial Court, 1600-1740 (West Lafayette 1993).

Strasser, Kurt, Die Wiener Presse in der josephinischen Zeit (Wenen 1962).

Theeuwen, P.J.H.M., Pieter ’t Hoen en de Post van den Neder-Rhijn (1781-1787) (Nijmegen 2002).

Venturi, F., The end of the old regime in Europe, 1776-1789 (Princeton 1991).

Wandruszka, Adam, Gerard van Swieten und seine Zeit (Wenen 1973).

Wangermann, Ernst, From Joseph II to the Jacobin trials (2e druk; Oxford 1969).

Wangermann, Ernst, Die Waffen der Publizität. Zum funktionswandel der politischen literatur unter

Joseph II (Wenen 2004).

Weekhout, Ingrid, Boekencensuur in de Noordelijke Nederlanden. De vrijheid van drukpers in de

zeventiende eeuw (Den Haag 1998).

Wernigg, Ferdinand, ed., Bibliographie österreichischer Drucke während der “erweiterten

Pressfreiheit” (1781-1795) (Wenen 1973).

73

Zellwerker, E., Das Urbild des Sarastro. Ignaz van Born (Wenen 1953).

Zeman, H. (ed.), Die Österreichische Literatur. Ihr Profil an der Wende vom 18. zum 19. Jahrhundert

(1750-1830) (Graz 1979).

Tijdschriftartikelen

Beales, Derek, “The false Joseph II” The Historical Journal, XVIII, 3 (1975) 467-495.

Gugitz, G., “Die Wiener Stubenmädchenliteratur von 1781” Zeitschrift fur Bücherfreunde VI/1 (1902) 259-260.

Gugitz, G., “Franz Kratter” J.G.G., XXIV (1913) 247-252.

Olleson, Edward, “Gottfried van Swieten: Patron of Haydn and Mozart”, Proceedings of the Royal

Musical Association (1963) 67-68.

Sorkin, David, “Reform Catholicism and Religious Enlightenment”, Austrian History Yearbook 30 (1999) 187-219.

Tortarolo, Edoardo, “Censorship in early modern Europe” Journal of modern European History 3 (2005) 18-22.

Wittmann, Reinhard, “Die frühen Buchhändlerzeitschriften als Spiegel des literarischen Lebens”

Archiv für Geschichte des Buchwesens 13 (1973) 613-932.

Websites

Michael Scheifler’s Bible Light Home Page:

http://www.aloha.net/~mikesch/ILP-1559.htm, geraadpleegd 9 maart 2009 18.57.

74

http://www.fordham.edu/halsall/mod/indexlibrorum.html, geraadpleegd 9 maart 2009 19.13.

http://www.fordham.edu/halsall/mod/trent-booksrules.html, geraadpleegd 9 maart 2009 19.15.

The John Milton Reading Room (Trustees of Dartmouth College):

http://www.dartmouth.edu/~milton/reading_room/areopagitica, geraadpleegd 11 maart 2009 3.27.

Beacon for Freedom of Expression (Nationale Bibliotheek van Noorwegen, website gecreëerd in samenwerking met docenten en studenten van de Faculteit voor Journalistiek, Bibliotheek en Informatie Wetenschappen aan de Staatsuniversiteit Oslo):

http://www.beaconforfreedom.org/about_project/history.html, geraadpleegd 11 maart 2009 16.22.

Apropos Mozart (website gewijd aan de muziek en persoon van Mozart, gemaakt door Bruce Cooper Clarke):

http://www.aproposmozart.com/Braunbehrens,%20Mozart%20in%20Clavierland,260608.pdf, geraadpleegd 10 december 2009, 21.52.