• No results found

Kwantitatieve resultaten

In document Van bejegening tot vertrek (pagina 62-65)

4 Veronderstelde determinanten van de bejegeningstijlen en de detentiebeleving

4.1 De veronderstelde determinanten van de bejegeningstijlen

4.1.1 Kwantitatieve resultaten

Inhoud van het werk

Tabel 3 laat zien dat vrijwel geen inhoudelijke aspecten van het werk signifi-cant samenhangen met de drie bejegeningstijlen. Alleen de factor inhoud van het werk vertoont een positieve significante samenhang met de motiverende bejegeningstijl (B=0,19, p<0,01). Dit wil mogelijk zeggen dat DTH’ers die hun werk uitdagender en zinvoller vinden zich meer inzetten om ingeslotenen te motiveren en te helpen bij hun terugkeer. Dit verband kan echter ook andersom geïnterpreteerd worden: DTH’ers die ingeslotenen motiveren en helpen bij hun terugkeer geven wellicht vaker aan dat zij hun werk als uitda-gender en zinvoller ervaren.

Collegialiteit en leiderschap

Met betrekking tot de samenhang tussen collegialiteit en leiderschap ener-zijds en de bejegeningstijlen van DTH’ers anderener-zijds is een aantal signifi-cante verbanden waarneembaar. Collegialiteit hangt positief samen met de structurerende (B=0,10, p<0,1) en de motiverende bejegeningstijl (B=0,10, p<0,1). Wanneer DTH’ers meer collegialiteit ervaren geven zij vaker aan de structurerende en/of de motiverende bejegeningstijl te hanteren. Stimule-rend leiderschap heeft zowel een positieve significante samenhang met ondersteunende bejegening (B=0,10, p<0,05) als met structurerende bejege-ning (B=0,10, p<0,05). DTH’ers die meer stimulerend leiderschap ervaren hanteren in sterkere mate respectievelijk de ondersteunende en/of de struc-turerende bejegeningstijl.

Integriteit en veiligheid

Ook de aspecten van de arbeidssituatie die betrekking hebben op de integri-teit en de veiligheid vertonen een aantal significante verbanden met de beje-geningstijlen. Evenals stimulerend leiderschap hangt moreel bewust gedrag positief samen met ondersteunende bejegening (B=0,15, p<0,01) en met structurerende bejegening (B=0,21, p<0,01). Onder moreel bewust gedrag wordt verstaan dat DTH’ers de gevolgen van hun handelen kunnen overzien en met hun collega’s en leidinggevenden kunnen praten over morele kwes-ties. Wanneer DTH’ers rapporteren dit in sterke mate te kunnen doen hante-ren zij in sterkere mate de ondersteunende en/of de structurehante-rende

bejegeningstijl. Ook eerlijkheid hangt positief samen met de structurerende bejegeningstijl (B=0,20, p<0,01). DTH’ers die in hogere mate aangeven bin-nen de organisatie eerlijk behandeld te worden hanteren in sterkere mate de structurerende bejegeningstijl. Daarnaast laat tabel 3 zien dat er een positief verband is tussen de veiligheid die DTH’ers ervaren en de motiverende beje-geningstijl (B=0,09, p<0,05). Wanneer DTH’ers zich veiliger voelen hanteren zij in sterkere mate de motiverende bejegeningstijl.

Overige veronderstelde determinanten

De coëfficiënten van de controlevariabelen zijn in de meeste gevallen niet significant. Het opleidingsniveau laat wel een significante, positieve samen-hang zien met de motiverende bejegeningstijl. Wanneer DTH’ers hoog opge-leid zijn hanteren zij in sterkere mate de motiverende bejegeningstijl (B=0,18, p<0,05) in vergelijking met DTH’ers die laag opgeleid zijn. Daarnaast heeft het aantal dienstjaren een (zwakke) negatieve samenhang met de ondersteu-nende (B=-0,02, p<0,05) en de motiverende (B=-0,01, p<0,1) bejegeningstij-len. Wanneer DTH’ers meer dienstjaren hebben hanteren zij in mindere mate de ondersteunende en/of de motiverende bejegeningstijl.

Bij de overige variabelen (de kenmerken van de inrichting of de afdeling op level II8) is er alleen sprake van een sterke significante samenhang tussen de EZA en de ondersteunende en motiverende bejegeningstijlen. Wanneer inge-slotenen op een EZA verblijven hanteren DTH’ers in sterkere mate de onder-steunende (B=0,50, p<0,01) en/of de motiverende bejegeningstijl (B=0,33, p<0,05). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het personeel op een EZA meer gericht is op het bieden van zorg en het motiveren van ingeslotenen dan op (de handhaving van) regels omdat dat aansluit bij de behoefte van de vreemdelingen.

De arbeidssituatie en de overige determinanten bepalen voor 14% tot 27% de variantie in de bejegeningstijlen. De verklaarde variantie is dus beperkt, maar de resultaten in tabel 3 tonen aan dat er wel degelijk factoren zijn die samen-hangen met de bejegeningstijlen van DTH’ers en die mogelijk beïnvloed kun-nen worden. Deze factoren bevinden zich voornamelijk op level I. In tabel 3 is de additionele verklaarde variantie weergegeven door de toevoeging van de variabelen op level II. Daaruit blijkt dat de variabelen op level II voor een zeer klein deel de variantie verklaren ten opzichte van de variabelen op level I. Tabel 3 laat dus zien dat een aanzienlijk deel van de verklaarde variantie is toe te rekenen aan factoren die beïnvloedbaar zijn. Dit biedt aangrijpings-punten voor het veranderen van de bejegeningstijlen die DTH’ers hanteren. De voornaamste bevindingen zijn dat de factoren stimulerend leiderschap en moreel bewust gedrag een positieve samenhang hebben met de ondersteu-nende en structurerende bejegeningstijl. Daarnaast hangen collegialiteit en eerlijkheid positief samen met de structurerende bejegeningstijl. De factoren inhoud van het werk, collegialiteit, veiligheid en opleidingsniveau (de catego-rie ‘hoop opgeleid’) hangen positief samen met motiverende bejegening. Ook laten de resultaten zien dat het regime EZA ten opzichte van het regime HvB een positieve samenhang heeft met de ondersteunende en motiverende beje-geningstijl.

Andere verbanden zijn echter zwak en niet significant. Mogelijk worden de bejegeningstijlen van DTH’ers meer beïnvloed door factoren die niet in deze

8 Level II staat voor het groepsniveau in de data.

analyse zijn meegenomen, zoals individuele opvattingen of situationele omstandigheden die zich tijdens het werk voordoen.

Tabel 3 Multi-level lineaire regressie: ongestandaardiseerde effecten van de arbeidssituatie op de bejegeningstijlen van DTH’ers

Ondersteunende bejegening Structurele bejegening Motiverende bejegening

Level I (onafhankelijke variabelen: personeel)

Inhoudelijke aspecten van het werk

Inhoud van het werk -0,4 -0,4 0,19***

Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid 0,03 0,00 0,05 Informatie en communicatie 0,01 0,01 -0,07 Hoeveelheid werk 0,06 -0,02 -0,03 Emotionele werkstress 0,00 0,06 -0,03 Fysieke werkstress -0,02 0,00 -0,03 Collegialiteit en leiderschap Collegialiteit 0,09 0,10* 0,10* Stimulerend leiderschap 0,10** 0,10** 0,02 Corrigerend leiderschap 0,00 -0,01 0,03 Integriteit en veiligheid

Moreel bewust gedrag 0,15*** 0,21*** -0,01

Eerlijkheid 0,06 0,20*** 0,03

Veiligheid 0,02 0,03 0,09**

Achtergrondkenmerken personeel

Geslacht (0=man, 1=vrouw) -0,04 0,04 0,02

Leeftijd (0=40, 1=40 jaar en ouder) 0,03 -0,09 0,05 Opleiding (ref: laag opgeleid)

Middelbaar opgeleid -0,02 0,01 0,05

Hoog opgeleid 0,09 -0,04 0,18***

Dienstjaren -0,02** 0,01 -0,01*

Level II (onafhankelijke variabelen: ingeslotenen)

Regime (ref: HvB) Artikel 59 0,17 0,05 -0,01 Artikel 6 0,17 0,10 0,08 EZA 0,50*** -0,17 0,33** Capaciteit 0,00 0,00 0,00 Bezettingspercentage 0,00 0,00 0,00

Ratio DTH’ers en ingeslotenen -0,04 0,00 0,04

Constante 2,25*** 1,72*** 2,39***

N op level I 527 527 527

N op level II 32 32 32

Toegevoegde R2 door level II variabelen 3% 1% 2%

Totale R2 14% 27% 15%

* 0,05<p<0,1. ** 0,01<p<0,05. *** p<0,01.

In document Van bejegening tot vertrek (pagina 62-65)