• No results found

Hoofdstuk 4 Karakterisering van het meubel

4.8 Kunsthistorische context

Kwadrant IV van de characterization grid is gericht op de (kunst)historische achtergrond van het object. In 1924 is de wieg door de Nederlandse architect Cornelis van der Wilk vervaardigd. Zoals in hoofdstuk 3 Historisch kader naar voren komt zijn er aan het begin van de 20e eeuw in Nederland verschillende moderne stijlstromingen die de boventoon voeren in zowel de architectuur als de beeldende kunsten. De sociale kringen waarin Van der Wilk zich bewoog bestonden uit een verscheidenheid aan architecten, meubelontwerpers en kunstenaars. Het is niet met zekerheid te zeggen hoe de directe contacten onderling precies liepen, maar zoals eerder genoemd was het leeuwendeel van deze personen vertegenwoordigd in één of meerdere verenigingen.60 Of hadden zij hun opleiding aan dezelfde onderwijsinstituten genoten.61 Wat er dus aangenomen mag worden is dat het merendeel van deze personen, zowel de bekende als minder bekende namen, op de hoogte waren van elkaars bestaan. En daarbij niet alleen van elkaar als persoon afwisten maar ook bekend waren met elkaars werk en prestaties. Deze onderlinge kruisbestuiving is terug te zien in de parallellen tussen kunstenaars en stijlstromingen. De Amsterdamse School, De Stijl en de Haagse School vertonen overeenkomstige karakteristieken, zowel in vormgeving als in kleurgebruik. De grenzen tussen de verschillende

stromingen zijn ook niet altijd even scherp te trekken. Wat wel duidelijk wordt is dat zij allemaal op een zeker moment in de tijd deel uitmaakten van de brede vernieuwende beweging binnen de kunst en architectuur in Nederland tijdens het Interbellum.

Het is lastig om de wieg van Van der Wilk op basis van stilistische kenmerken onder een enkele kunststroming te scharen. Het object vertoont karakteristieken van alle drie de bovengenoemde

stijlstromingen. Het is juist de combinatie van deze verschillende elementen in één meubel die ervoor zorgen dat de wieg lastig is te plaatsen. Het lijkt een samenraapsel van elementen die naar smaak van de ontwerper samen zijn gevoegd tot een uniek ontwerp. Wat als eerste opvalt aan het meubel zijn de geometrische vormen. Het zijn strakke horizontale en verticale lijnen. De wieg is opgebouwd als een stapeling van in elkaar passende blokken. Door het gebruik van de strakke lijnen ontstaan symmetrische vlakken. De wieg is tevens in zijn geheel symmetrisch, de linker- en rechterkant zijn elkaars

spiegelbeeld (afb. 9 & 10). Een volgend element is de ophanging van het gordijn. Bij een wieg is het gangbaar dat het gordijntje over een deel van de wieg valt; in het geval van deze wieg valt de zoom van het gordijn precies tot de rand van de onderste bak waardoor er enerzijds een driehoek gecreëerd wordt en anderzijds de overgang tussen het textiel en de constructie geen storende factor is (afb. 19). Het trechtervormige ornament is een opvallend element op het meubel omdat dit de enige ronde vorm is op een verder overwegend kubistisch object. Aan de linker- en rechterzijde van de binnenbak zijn er drie inwaarts getrapte vlakken te zien. Op deze vlakken zowel aan de rechterzijde als aan de linkerzijde van het meubel zijn geschilderde symbolen te zien (afb. 11). Deze symbolen aan de linkerzijde zien er uit als gestileerde cijfers 9, aan de rechterzijde zijn deze symbolen gespiegeld. De zeven blokjes aan de

achterzijde van de wieg zijn niet alleen decoratief maar ook functioneel, zij maken onderdeel uit van de constructie en zijn in principe zichtbare verbindingen. Het materiaal dat is gebruikt voor de constructie is relatief licht en goedkoop. Het gebruik van multiplex (triplex) panelen in de meubelbouw is nieuw tijdens het Interbellum.62 Er zijn op de wieg secundaire kleuren (groen), achromatische kleuren (zwart) een neutrale wittint (crème) en goudkleur toegepast.

60 Genootschap Architectura et Amicitia (A & A), Vereeniging V.H.B.O. (Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht),

Bond van Nederlandse Architecten (BNA).

61 Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den

Haag (KABK).

31 Afb. 19 Gordijn valt tot de rand van de constructie

en vormt een driehoek. foto: fam. Van der Wilk

4.8.1 Kenmerken meubelstijlen begin 20e eeuw

Zoals eerder genoemd hebben de kunststromingen in het begin van de twintigste eeuw zowel overkoepelende als unieke stijlkenmerken. Enkele kenmerken die bij Amsterdamse School meubels voorkomen zijn het gebruik van decoratieve elementen, dramatische gebogen lijnen en spitse hoeken. 63 Het is een expressionistische stijl waarbij het trapezium, de parabool en de getrapte vorm veel

voorkomen (afb. 20). Het meubilair was of juist groot, excentriek en exclusief of juist compact en gesloten van vorm met duidelijke contouren. 64 Kleur werd gebruikt om ontwerpen een extra dimensie te geven. In de eerste jaren van de Amsterdamse School (1910-1920) werd vaak blank gelakt hout gebruikt maar later komen de meest uiteenlopende kleurencombinaties voor en staat secundair kleurgebruik meer centraal.

63 Peeters, p. 325. 64 Kohlenbach, p. 214.

Afb. 20 Kegelvormig ornament en trapezium vorm. foto: auteur.

32

Afb. 21 Michel de Klerk Kast met twee deuren en daaronder laden met een grillig gebeeldhouwd ornament ca 1911-1920. foto: Rijksmuseum

De Stijl staat er vooral om bekend dat zij geometrische vormen, abstractie, zuiverheid en precisie nastreefde. De kernprincipes van De Stijl waren gericht op het weergeven van de werkelijkheid en op het uitbeelden van harmonie. Door uit te gaan van simpele vormen werd er een harmonieus geheel gecreëerd. De functionaliteit van het meubel werd boven de vorm geplaatst. Dit resulteerde vaak in strakke, sobere ontwerpen zonder ornamentiek. Aan het begin van de Stijl werden er alleen horizontale en verticale lijnen gebruikt en werden uitsluitend primaire en achromatische kleuren gebruikt. Door het strenge lijngebruik zijn sommige meubelontwerpen extreem asymmetrisch. Bekende ontwerpers van De Stijl meubilair zijn onder andere Rietveld en Ko Verzuu (1901-1971) (afb. 24). Verzuu ontwierp het speelgoed voor ADO (Arbeid Door Onvolwaardigen). De meubeltjes zijn opgebouwd uit triplex vlakken met een strakke vormgeving en sprekende kleuren (afb 22 & 23).65

33

Afb. 22 Ko Verzuu, Speelgoedstoel ADO 925-1928. foto: Gemeentemuseum Den Haag

Afb. 24 Gerrit Rietveld, Schelling kinderstoel 2, 1920. foto: Stedelijk Museum Amsterdam

Meubelontwerpen van de Haagse School worden vaak gekenmerkt als de zakelijk, functionele richting binnen de vroeg twintigste-eeuwse kunststromingen in Nederland. De stijl van de meubelen weerspiegelt het kubistische vormgebruik dat ook binnen de architectuur werd toegepast. Ook binnen de Haagse School werd de functionaliteit van het meubel belangrijker gevonden dan de vorm, en wordt gekenmerkt door eenvoudige lijnen en strakke contouren. Het gebruik van deze geometrische lijnen resulteerde in een vormgeving van rechthoekige kleurvlakken (afb. 26). Een deel van de houten meubelen werd door

Afb. 25 Blokjes aan achterzijde wieg. foto. fam. van der Wilk

Afb. 23 Ko Verzuu, Poppenwieg ADO 1925-1928. foto: Gemeentemuseum Den Haag

34

middel van industriële productiemethoden op grotere schaal vervaardigd.66 Voor de meubelen werden hoofdzakelijk inheemse houtsoorten gebruikt en deze werden zowel blank gelakt als gekleurd door middel van beitsen of verf.

Afb. 26 Cor Alons kast, 1932. foto: Botterweg Auctions.

4.9 Conclusie

Qua stilistische kenmerken is het lastig om dit meubel onder een enkele kunststroming te scharen. Er zijn geen vergelijkbare meubels te vinden. Er zijn natuurlijk wel objecten die overeenkomstige

kenmerken vertonen maar qua kindermeubilair is er niets vergelijkbaars. De wieg is uniek in zijn soort. Wat er gesteld zou kunnen worden, is dat de wieg een product is van de periode waarin het vervaardigd is. Het object vertoont kenmerken van verschillende stijlen en stromingen uit de jaren ’20 in Nederland. Bepaalde elementen vertonen overeenkomsten met eigenschappen van de kubistische invloed binnen De Stijl, zoals de geometrische vormgeving, rechte lijnen en vlakken. Het kleurgebruik is echter (zwart, wit, groen met gouden elementen) niet direct te scharen onder het kleurgebruik binnen De Stijl waar slechts de primaire kleuren, zwart en wit werden toegepast. De elementen zoals de geschilderde patronen aan de zijkant van de bak en het kegelvormige ornament zijn vergelijkbaar met stijlkenmerken van de

Amsterdamse school. Ook de getrapte vorm aan de zijkant van de bak is een stijlelement dat voorkomt binnen de Amsterdamse School. Het materiaalgebruik, zoals het triplex en de beschilderde vlakken zouden weer afgeleid kunnen zijn van de Haagse School. In zijn totaliteit valt het meubel tussen alle stijlen in. Het vertoont overeenkomstige kenmerken maar houdt zich niet strikt aan de richtlijnen van een specifieke stijl. Het is de combinatie van de verschillende kenmerken in één meubel die het lastig maken de wieg onder een specifieke stroming te plaatsen.

66 Rijk, p. 34.

Afb. 27 Hendrik Wouda buffetkast, 1926, foto: T. de Rijk De Haagse School, Art Deco in Nederland.

35

Hoofdstuk 5 Archiefonderzoek

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van het meubel in kaart gebracht om een zo volledig mogelijk beeld te kunnen schetsen van de wieg. Kwadrant III van Appelbaum’s characterization grid richt zich op objectgerichte niet-materiele aspecten, zoals de (gebruiks)geschiedenis van het object. Het doel van archiefonderzoek is het verzamelen van aanvullende gegevens over de wieg, om inzichtelijk te maken hoe het oorspronkelijke uiterlijk van het meubel geweest kan zijn tijdens de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1925. De gegevens die hier verzameld zijn vormen de basis de objectbeschrijving zoals die in hoofdstuk 4 Karakterisering van het meubel gepresenteerd is.

In het Bouwkundig Weekblad van 10 september 1965 staat een artikel naar aanleiding van Cornelis van der Wilk zijn 70e levensjaar. Hierin schrijft de auteur het volgende:

‘Aan zijn persoonlijke geschiedschrijving heeft Van der Wilk blijkbaar niet veel aandacht besteed… Een mensenleven in de halve anonimiteit wordt een gewoonte en ik ben er niet zeker van dat de weinig geordende en volstrekt incomplete foto’s ooit uit de kast waren gekomen als er geen mevrouw Van der

Wilk was geweest die heimelijk schijnt te denken dat ook de bescheidenheid haar grenzen heeft.’67

Deze quote geeft naar mijn idee al een duidelijke indicatie hoe het komt dat de informatie over het leven en werk van Cornelis van der Wilk zo summier is. In mijn zoektocht naar relevante informatie over Van der Wilk heb ik dan ook maar een beperkt aantal bruikbare bronnen kunnen vinden.