• No results found

Hoofdstuk 6 Materiaaltechnisch onderzoek

6.5 Gas Chromatografie-Massa Spectrometrie (GC-MS)

In samenwerking met H. van Keulen, senior senior specialist Gas Chromatography Mass Spectrometry bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is er van vier monsters bindmiddelanalyse uitgevoerd met de GC-MS analyse. GC-MS is een scheidingsmethode die het mogelijk maakt om bindmiddelen, harsen, wassen en moderne materialen de analyseren.100 Door Van Keulen zijn er schraapsels genomen van de zwarte verf (1), crème kleur (2), recente witte verflaag (4) en bronsering (5), de monsters zijn gelijmd met ‘super glue’ om de lagen af te kunnen schrapen.101102 Op basis van de analyse zijn er de volgende

resultaten naar voren gekomen:

- Analyse van de zwarte verf (1) toont componenten van een drogende olie, de verhouding tussen di-zuren, palmitine en stearinezuur wijst op een lijnolie. Daarnaast zijn er kleine hoeveelheden dennenhars en bijenwas aanwezig.

- Analyse van de crème kleur (2) toont dezelfde resultaten als die van de zwarte verf. - De analyse van de bovenste witte verflaag toont componenten van een met lijnolie

gemodificeerde alkydhars. Daarnaast is er een kleine hoeveelheid dennenhars en cenwax (12 hydroxy FA-C18) aanwezig.

- De analyse van de bronsering toont componenten van een drogende olie, waarschijnlijk een lijnolie. Daarnaast zijn er kleine hoeveelheden stearaat, carbohydraat (gom/stijfsel), sulfaat (gips) en dennenhars aangetroffen.103

100 Een uitgebreide beschrijving van techniek staat beschreven in Bijlage V

101 Het monster van de binnenzijde van de bak (3) was niet geschikt om een goed schraapsel van te nemen 102 De ‘super glue’ is Bison secondelijm tipper (cyanoacrylaat).

50

Afb. 46 Resultaten GC-MS analyse, de pieken geven aan welke materialen er voorkomen in het bindmiddel. foto: H. van Keulen RCE, 2016 Op basis van de GC-MS analyse kan geconcludeerd worden dat er in alle monsters lijnolie voorkomt. De componenten van een drogende olie zijn glycerol, di-zuren (Fa-2C8, FA-2C)), palmitine-stearinezuur (Fa-C16 en FA-C18). De verhouding tussen FA-C16 en FA-C18 en de verhouding tussen de di-zuren onderling wijst op lijnolie als bindmiddel. Een opvallend punt dat naar voren kwam is de hoge piek 12- hydroxy FA-C18, die in alle monsters voorkomt. 12 hydroxy Fa-C18 is een wasachtig component die wordt toegevoegd als emulgator aan moderne alkydverven.104 Zoals te verwachten komt dit beduidend

meer voor in de meest recente overschildering dan in de oudere lagen. De aanwezigheid in de onderste lagen wordt waarschijnlijk veroorzaakt door migratie vanuit de bovenste laag.

De aanwezigheid van dennenhars (colofonium) duidt op een toevoeging aan de verf voor een harde en glanzende afwerking.105 De carbohydraat en sulfaat die zijn aangetroffen in de bronsering maken waarschijnlijk onderdeel uit van de grondering en mixtion, als onderdeel van de ondergrond van de vergulding. In monster 1 zijn zowel aanwijzingen voor gekookte als ongekookte lijnolie aangetroffen. Daarnaast is colofonium in redelijke grote hoeveelheden aanwezig, om colofonium op te kunnen lossen moet de olie verwarmd zijn geweest. Het gebruik van zowel gekookte als ongekookte lijnolie zou verklaard kunnen worden door een toevoeging van een van beide aan een bestaande verf (fabrieksverf) om de bijvoorbeeld de viscositeit te verbeteren.106

104 Uit bespreking met H. van Keulen, RCE. 105 Ward, p. 731.

51

6.6 Conclusie

Materiaaltechnisch onderzoek heeft tot doel het identificeren van de gebruikte materialen in de

verfafwerking op de wieg. Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van visuele analyse, microscopisch onderzoek, SEM-EDX analyse en GC-MS analyse. Zoals in de visuele analyse naar voren is gekomen verkeert de conditie van de afwerking in slechte staat. Het gehele oppervlak van de buitenzijde van het meubel is overschilderd en gedegradeerd. Er zijn tien monsters genomen en microscopisch onderzocht, hieruit komt naar voren dat de monsters een vergelijkbare laagopbouw hebben. De kleuren die werden aangetroffen in de onderste lagen van de verfdwarsdoorsnede bevestigen dat de kleuren van de wieg oorspronkelijk zwart, crème en goudkleurig zijn geweest. SEM-EDX analyse heeft aangetoond dat de samenstelling van elementen in de onderste twee lagen van de monsters onderling vergelijkbaar is. Deze verflagen vertonen geen sporen van moderne materialen en zijn hoogstwaarschijnlijk de oorspronkelijke verfafwerking. De samenstelling van de meest recente laag toont de aanwezigheid van titaanwit aan waarmee aangetoond is dat deze laag een moderne verflaag is. Daarnaast toont de analyse van het kegelvormig ornament aan dat dit oorspronkelijk verguld is geweest. Uit de GC-MS analyse komt naar voren dat in de oorspronkelijke afwerking lijnolie is gebruikt als bindmiddel. Naast lijnolie zijn er sporen van dennenhars en bijenwas aangetroffen, dit laatste wijst erop dat de verflaag een harde glanzende afwerking heeft gehad.

Door gebruik te maken van natuurwetenschappelijk onderzoek zijn de aannames uit het bronnenonderzoek bevestigd. Er is vastgesteld dat er sporen van de oorspronkelijke verfafwerking aanwezig zijn op het meubel en dat deze verflaag daadwerkelijk de kleuren heeft zoals ze op de foto’s (glans) en de beschrijving van 1925 naar voren komen.

52

Hoofdstuk 7 Conserveringsproblematiek

7.1 Inleiding

Zoals in hoofdstuk 2 Stand van wetenschap reeds vastgesteld is er relatief veel onderzoek gedaan naar verfafwerkingen op hout. Niet alleen binnen de houtrestauratie maar ook bij conservering en restauratie van schilderijen en historische binnenruimten. Het grootste deel van de publicaties is gericht op de conservering van verflagen en verfafwerkingen. Om de afwerking zo volledig mogelijk in kaart te kunnen brengen wordt er niet alleen object-gericht materieel onderzoek verricht maar ook

natuurwetenschappelijk onderzoek. In de verschillende casestudies zijn er een aantal aandachtspunten die, ongeacht de verschillende objecten die centraal staan, steeds weer terugkomen. Deze punten zijn: het vaststellen van de authenticiteit van een afwerking, ethische vraagstukken in de behandeling van de objecten en praktische beperkingen in de conservering van aangetaste geschilderde oppervlakken. In dit hoofdstuk volgt een kort overzicht van de conserveringsproblematiek van geschilderde afwerkingen op houten objecten. Daar waar van toepassing, wordt kort verwezen naar de wieg van Van der Wilk in relatie tot de problematieken.