• No results found

van een ‘avant-garde’. Het viel niet mee om tot consensus te komen over een christendemocratisch programma, en de Nederlanders kregen zeker niet op alle punten hun zin. Pas in laatste instantie gingen zij ‘op het nippertje’ ak-koord met het programma. Het program bevatte nauwe-lijks verwijzingen naar de christelijke inspiratie. Dat zou naar de mening van de Duitsers potentiële niet-christen-democratische partners afstoten.

Bunkerstrategie

In 1991 kreeg het CDA een herkansing, toen de EVP-top besloot om de toenadering tot conservatieve partijen gepaard te laten gaan met een inhoudelijke ‘verdieping’ in de vorm van een nieuw beginselprogramma. Dat zou uiteraard moeten worden onderschreven door alle deel-nemende partijen – dus ook door de aspirant-lidpartijen. Voor de Nederlandse christendemocraten was het daarom een uitgelezen kans om een programmatische barrière op te werpen tegen aansluiting van onwenselijke kandidaat-leden als de Britse Tories: de zogeheten ‘bunkerstrategie’.

Om te komen tot dit zogeheten basisprogramma stelde EVP-voorzitter Martens een commissie onder zijn eigen leiding in. Het voorwerk werd onder meer opge-dragen aan het WI, dat in deze fase tevens de coördinatie over de programvorming voerde. Onder leiding van Jos van Gennip, directeur van 1990 tot 1999, en met mede-werking van onder andere plaatsvervangend directeur Kees Klop, stelde het WI samen met de Vlaming Paul Maertens (de directeur van het aan de CVP gelieerde studiecentrum Cepess) en EVP-secretaris Thomas Jansen in de zomer van 1992 een eerste concept op.7 Klop pre-senteerde het concept in Christen Democratische Verkenningen als een herkenbaar christendemocratisch stuk, waarin

De Nederlanders binnen de

EVP-in-wording stonden bekend

als ‘kritische dwarsliggers’.

Ruud Lubbers op het EVP-congres in Den Haag, 12 april 1986.

Foto: Anef

o - Ba

rt Molend

elementen van de katholieke sociale leer, Maritains per-sonalisme en een vleugje van de filosofie van Dooyeweerd herkenbaar waren.8

Overleg met de CDU voorafgaand aan het EVP-congres in Athene in november 1992, waar het basispro-gramma besproken en goedgekeurd moest worden, hielp mee om de kern van het concept overeind te houden. De grondslag luidde uiteindelijk: ‘De christendemocratie maakt een duidelijk onderscheid tussen de rol van de Kerken en de rol van de staat, tussen geloof en de politiek. In het politieke domein onderstreept zij de band tussen de waarden en de principes, die geïnspireerd zijn door het Evangelie en het culturele christelijke erfgoed, en de democratische idealen van vrijheid en gelijkheid, sociale gerechtigheid en de verdediging en de bevordering van de mensenrechten.’ Meer zat er voor de Nederlandse pleitbezorgers van een nauwere band tussen politiek en christelijke inspiratie niet in. Van belang was tevens dat de EVP in het basisprogramma bevestigde te streven naar een Europese federale structuur. Mede op basis hiervan meende Van Gennip na afloop van het congres dat in Athene ‘een dijk [was] gelegd’ rond de EVP.9 Dit zouden de Tories nooit kunnen onderschrijven.

De opzet slaagde deels. De Britse Tories traden nooit toe tot de EVP, maar haar Europarlementariërs sloten zich in 1992 als geassocieerde leden individueel aan bij de EVP-fractie. Na de Europese verkiezingen van 1999 vormden christendemocraten en conservatieven zelfs een ‘fractiegemeenschap’. Een jarenlange moeizame samenwerking in Straatsburg en Brussel volgde. Pas na de Europese verkiezingen van 2009 trokken de Britse Conser-vatives de logische conclusie uit de inhoudelijke kloof die met de rest van de EVP was ontstaan en verlieten zij de ‘Fraktionsgemeinschaft’ weer. Het bleek een vooraankon-diging van de Brexit.

De EVP is ondertussen onverminderd de groot-ste politieke factor in het Europees Parlement. Daaraan zijn de door de Duitsers afgedwongen uitbreidingen met

niet-christendemocratische partijen uiteraard debet. Oostlander stelde in 2003 niettemin vast dat ondanks alle toetredingen van niet-christelijke partijen het christende-mocratisch gedachtegoed in de EVP domineerde.10 Ook daarin had en heeft hij geen ongelijk. Dat zit soms in het vocabulaire. Het is bijvoorbeeld opvallend hoe een begrip als ‘subsidiariteit’ – afkomstig uit de oude katholieke poli-tieke gereedschapskist – in deze eeuw nog leidinggevend is geworden in Europees verband. Mede dankzij de Neder-landse inzet zijn binnen de EVP – de problemen met een evidente dissonant als de Hongaarse Fidesz van Viktor Orbán daargelaten – fundamentele christendemocratische waarden en uitgangspunten programmatisch nog steeds richtinggevend.

86

1 Arie Oostlander, Leven in de dromen van gisteren, Soesterberg: Aspekt, 2004, p. 27.

2 De Mouvement Républicain Populaire (MRP) in Frankrijk noemde zich, met het oog op de grondwettelijke scheiding van kerk en

staat, niet expliciet christendemocratisch, maar rekende zich vanaf het begin tot de christendemocratische partijfamilie. De rol van de MRP raakte overigens gedurende de jaren vijftig steeds meer uitgespeeld.

3 Meer uitgebreid hierover in het proefschrift: Alexander van Kessel, ‘Ruggen recht, heren!’ Hoe de Nederlandse christen-democraten het tegenover

hun Duitse geestverwanten aflegden in het debat over het profiel van de Europese Volkspartij, Hilversum: Verloren, 2003. Behalve indien expliciet anderszins geannoteerd, is deze bijdrage gebaseerd op deze publicatie.

4 Zie ook: Wilfried Martens, De memoires. Luctor et emergo, Tielt: Lannoo, 2006, p. 585-594, 611-612 en 636-637.

5 De Equipe werd na de oprichting van het CDA in 1980 voortgezet in de Commissie Buitenland.

6 De rol van de Lohmanstichting in de ideologische vorming kon niet groot zijn, aangezien deze (in tegenstelling tot het Centrum

voor Staatkundige Vorming en de Kuyperstichting) niet over een wetenschappelijke staf beschikte. De stichting werkte met ad hoc- commissies, waarvoor deskundige partijgenoten werden ingehuurd. Met dank aan Hans van Spanning.

7 EVP-president Martens refereerde in zijn memoires enigszins badinerend aan het voorwerk van het WI; de Engelse vertaling zou

in de EVP-fractie ‘nogal wat hilariteit’ hebben opgewekt. Volgens Martens’ herinneringen werd het programma uiteindelijk ‘gered’ door enkele partijgenoten van Martens. Zie: Martens, De memoires. Luctor et emergo, Tielt: Lannoo, 2006, p. 652.

8 Kees Klop, ‘Een profielschets waarmee de EVP voor de dag kan komen’, in: Christen Democratische Verkenningen, Den Haag, 1992,

p. 406-419.

9 Alexander van Kessel, ‘Ruggen recht, heren!’ Hoe de Nederlandse christen-democraten het tegenover hun Duitse geestverwanten aflegden in het debat over

het profiel van de Europese Volkspartij, Hilversum: Verloren, 2003, p. 340-341.

10 Arie Oostlander in: J.L. Kleuters en M. Ragg (red.), Christen-democratische posities in Nederland, Duitsland en Europa, Nijmegen: Centrum

voor Duitslandstudies, 2003, p. 135.

87

DEEL II

DENKEN

Wat christendemocratie