• No results found

de financiering van denktanks in vergelijkend perspectief

De begroting over de tijd

De eerste jaarrekening uit 1980 voor de ‘Stichting Studie-centrum C.D.A.’ is een geconsolideerde jaarrekening van de drie constituerende stichtingen tot en met 11 oktober 1980, de datum van de fusie.4 De eerste gezamenlijke begroting van het WI, die van 1981, heeft een hoogte van fl. 1.397.000 met een begroot nadelig saldo van fl. 342.000. Dit nadelige saldo wordt opgevangen door een bijdrage uit het Fonds WI. Tegenwoordig heeft het WI een begroting waar de bijdrage uit het Fonds WI al in is meegenomen.

Na een dure beginperiode (er moesten drie wetenschap-pelijke instituten worden samengevoegd) is de begroting opmerkelijk constant tussen pakweg 1984 en 2010 (zie Figuur 1). Deels is de constante begroting schijn, want de lonen stegen harder dan de prijzen en de salariskosten zijn voor het WI de grootste uitgave. In termen van mens-kracht is de begroting van jaar tot jaar telkens iets kleiner geworden. De kleine opleving in 2005 is te danken aan het kabinet Balkenende-II, dat extra geld vrijmaakte voor de financiering van politieke partijen. De grote klap komt in 2011 wanneer de begroting in enkele jaren halveert, van circa € 1 miljoen in 2008 tot rond de € 500.000 in 2018.

Bron: Jaarrekeningen CDA, CBS. Figuur 1: Tijd en geld

Jaarlijkse begroting van het WI, gecorrigeerd voor prijsinflatie.

2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 x € 1000

Tussen de politiek-wetenschappelijke instituten

De wetenschappelijke instituten van de politieke partijen krijgen – onder voorwaarden – een subsidie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De subsidie kent een vaste voet en een variabel deel. Het variabele deel hangt af van het aantal zetels in de Tweede Kamer dat een politieke partij bij de laatste verkiezingen heeft bemachtigd. In 2016 was de vaste voet gelijk aan € 123.153 en het variabele deel € 12.659 per kamerzetel. Dit brengt de rijksbijdrage voor het WI in 2016 op € 287.720. Met de verkiezingswinst in 2017 (van 13 naar 19 zetels) komt de totale bijdrage van BZK op € 321.780.

De totale bijdrage voor de wetenschappelijke instituten ligt vast, wat betekent dat ontwikkelingen in de Tweede Kamer een direct effect hebben op de afzonderlij-ke subsidies. Een afsplitsing van een fractie, die vervolgens een wetenschappelijk instituut aanwijst, maakt voor alle partijen de bijdrage iets lager. En omgekeerd: dat de PVV geen wetenschappelijk instituut heeft maakt de bijdrage voor de andere partijen hoger.

De totale begrotingen van de politieke denktanks ontlopen elkaar niet veel (zie Figuur 2). Van de acht weer-gegeven partijen is de gemiddelde begroting € 470.000 en ons WI zit daar met € 540.000 iets boven. De verschillen in de relatieve uitgaven aan het wetenschappelijk instituut, als percentage van de partijbegroting, zijn daarentegen groot. Dit zegt iets over het belang dat een partij hecht aan de doordenking van het eigen politieke gedachtegoed. In dit opzicht scoren vooral GroenLinks, de ChristenUnie en de SGP erg hoog, die respectievelijk 18%, 19% en 14% van de totale middelen begroten voor hun wetenschap-pelijk instituut. Ons WI volgt op geringe afstand met 11% van de totale partij-inkomsten voor het instituut. De geringe 4% voor de SP is enigszins vertekend door de hoge totale inkomsten van meer dan € 10 miljoen per jaar. Dit wordt veroorzaakt door de afdrachtsregeling, waarbij volksvertegenwoordigers van de SP hun vergoeding laten storten in de partijkas en daar een modaal salaris voor terugkrijgen.

Bron: Commissie-Veling, jaarverslagen partijen, LexisNexis. Figuur 2: Geld en politiek

Inkomsten van de politiek-wetenschappelijke bureaus (2016)

Partij Subsidie BZK Totale begroting WI Inkomsten partij WI als % van partijbegroting

PvdA 0,57 0,63 9,3 7 % VVD 0,63 0,60 7,7 8 % GrL 0,17 0,60 3,4 18 % CDA 0,29 0,54 4,7 11 % SP 0,31 0,44 10,4 4 % CU 0,19 0,41 2,2 19 % D66 0,28 0,34 3,7 9 % SGP 0,16 0,23 1,6 14 %

De verschillen in procentuele uitgaven lijken groot en kunnen geïnterpreteerd worden als een groter belang dat GroenLinks of ChristenUnie hechten aan denkwerk. Een meer voor de hand liggende verklaring is echter dat het politieke denkwerk een bepaalde kritische massa nodig heeft. Met één directeur en een officemanager ben je er nog niet. Als we de SGP buiten beschouwing laten vanwege haar bijzondere positie in het Nederlandse stelsel dan zouden we de begroting van het Hans van Mier-lostichting (D66), circa € 340.000 in 2016, kunnen zien als een praktische ondergrens voor het budget voor een politiek-wetenschappelijk instituut.

Voor het behouden van kritische massa en stimuleren van denkwerk hebben partijen natuurlijk zelf de mogelijkheid om extra middelen beschikbaar te stellen. Het WI ontvangt jaarlijks een bijdrage van € 50.000 van het CDA en € 100.000 van het Fonds WI. Het Fonds WI komt voort uit de nalatenschap van de wetenschappelijke bureaus van KVP, ARP en CHU. Daarnaast ontvangt het WI nog circa € 15.000 aan giften en donaties. Dit alles maakt de begroting van het WI wat robuuster voor de schommelingen in zetelaantallen, wat niet onbelangrijk is om vanuit een langetermijnperspectief te kunnen werken.

Politiek-wetenschappelijke instituten kennen een enigszins autonome financiering. Als je bedrijfsmatig over de politiek zou willen denken, dan zou een constant percentage aan uitgaven voor Research and Development

(R&D) leiden tot veel grotere verschillen in financiering.

Voor een partij als de VVD, die al sinds 2010 de grootste partij in de Tweede Kamer is, zou je een hoog budget voor het wetenschappelijk instituut verwachten. Dat dit niet gebeurt geeft aan dat men de begroting voor de

Teldersstichting (het wetenschappelijk bureau van de VVD) liever beperkt houdt. Dat maakt de denktank ook in financieel opzicht een constante factor in de partij.

Positie in het landschap van adviesraden

Het financiële krachtsverschil tussen de Nederlandse adviesraden en het WI is groot (zie Figuur 3). Zo heeft de WRR met een begroting van € 4 miljoen een factor tien meer te besteden dan het WI. Ook de planbureaus zijn met hun begrotingen van tientallen miljoenen een factor van betekenis in de Nederlandse politiek. Het WI is qua begroting meer vergelijkbaar met de kleinere adviesraden, bijvoorbeeld met de Nationale Sportraad en de Advies-raad Internationale Vraagstukken.

Er gaat dan wel veel geld naar de adviesraden, maar de financiering is niet onomstreden. De wereld verandert in hoog tempo, informatie is praktisch gratis en onbeperkt beschikbaar. Dat maakt de ruimte voor frisse en nieuwe ideeën bijzonder klein. Een notitie van de regering in 2006 wenste dat de adviesraden meer “multidisciplinair en ontkokerd” en “flexibel en vernieuwend” zouden zijn in een geglobaliseerde kennis-economie waar nog maar weinig verrassing optreedt.5 Tussen 2006 en 2018 is de focus nog verder verschoven, van evidence based en efficiënt overheidsbeleid naar het draagvlak voor democratie en de legitimiteit van politieke partijen. In een overvloed van informatie is het ‘hoe’ van beleid naar de achtergrond gedreven en krijgt het ‘waarom’ een grotere plaats. De consensus over een liberale democratie, met een focus op uitvoering van beleid, lijkt plaats gemaakt te heb-ben voor een zoektocht naar peilers voor democratie en samenleving.

De discussie over het bestaansrecht van de adviesraden geeft aan waar de kansen liggen voor het WI als politiek-wetenschappelijk instituut. Zij hoeft niet te concurreren op beleidsniveau, maar kan zich richten op de kern van de zaak: waarom zijn we hier op aarde? Wat is de zeggingskracht van onze politieke overtuiging? Meer

Het politieke denkwerk heeft een