• No results found

4. Vindplaatsen

4.7 Een kleine ruimtelijke analyse

4.7 Een kleine ruimtelijke analyse

4.7.1 Verspreiding

De hoeveelheid literatuur en overige informatie over de verspreiding van Hessens-Schortens aardewerk is beperkt. De meeste publicaties behandelen slechts één of enkele sites. Over de aardewerkgroep an sich is tot op heden geen onderzoek gedaan naar de verspreiding binnen een groter gebied. Zie Bijlage 1 voor een overzicht van de plaatsen in Nederland waar melding is gemaakt van Hessens-Schortens.

De verspreidingskaarten (Afbeelding 4.5, Afbeelding 4.6 en Afbeelding 4.7) zijn gemaakt op basis van alle beschikbare informatie die naar aanleiding van het literatuuronderzoek, het materiaalonderzoek en informatie uit Archis is gevonden. Het is geenszins een 100% complete of accurate weergave van de verspreiding van Hesens-Schortens in Nederland, omdat de beschikbare informatie onvolledig is en niet van elke bron gecontroleerd kon worden of het daadwerkelijk Hessens-Schortens aardewerk betrof. Er is echter weloverwogen omgegaan met de beschikbare informatie. Derhalve zijn bijvoorbeeld enkele meldingen die zijn gedaan in het gebied van de Stellingwerven (met name in de omgeving van Oosterwolde) niet opgenomen in de kaart, omdat in dit geval te weinig aanvullende informatie beschikbaar was over de aanwezigheid van middeleeuwse vindplaatsen in dit gebied.

Op basis van de verspreidingskaarten kunnen een aantal conclusies getrokken worden over de verspreiding van vindplaatsen met Hessens-Schortens aardewerk in Nederland. Ten eerste beperkt de verspreiding van vindplaatsen zich niet tot Noord-Nederland. Integendeel. Ook in het oosten van Overijssel en in Gelderland zijn meerdere vinplaatsen met Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen. Maar de vele vindplaatsen in met name Gelderland geven wellicht een vertekend beeld, aangezien men in Overijssel en Gelderland het aardewerk meer structureel in Archis heeft vermeld dan in Noord-Nederland. Tezamen met de literatuur is Archis een van de belangrijkste bronnen voor onderhavige kaart geweest.

In Noord-Nederland zijn er vindplaatsen op Texel, Friesland, Groningen, Drenthe en enkele vindplaatsen in de Kop van Noord-Holland. De grootste concentratie vindplaatsen is te vinden in noordoost Friesland. In de provincie Groningen ligt in het zuiden van Hunzingo een vrij dichte concentratie vindplaatsen. Opvallend zijn in de provincie Groningen de vindplaatsen in Westerwolde.

Ten zuiden van de grote rivieren wordt in Nederland geen melding gemaakt van de aanwezigheid van Hessens-Schortens aardewerk. Mogelijk is het niet als zodanig herkend, maar het is ook reëel om er vanuit te gaan dat het in het grootste deel van Zuid-Nederland niet voorkwam. Hier is immers een heel andere culturele ontwikkeling gaande in de vroege Middeleeuwen.39 Er zijn wel bewijzen van handelscontacten tussen Noord- en Zuid-Nederland in deze periode, dus is het voorkomen van Hessens-Schortens aardwerk als import niet ondenkbaar.

Gezien het voorkomen van Hessens-Schortens in België en Engeland en langs de Noordzeekust in Nederland, zou men verwachten dat in de provincie Zeeland wel Hessens-Schortens voorkomt. Echter, er was geen bewoning mogelijk vanaf het eind van de 3e tot en met het begin van de 7e eeuw, vanwege het onstuimige gedrag van de Noordzee. De eerste bewoningssporen worden uit de periode van de 8e tot en met de 10e eeuw aangetroffen

39

Zuid-Nederland behoorde tot het Frankische rijk. Hier werd voornamelijk gebruik gemaakt van knikwand-aardewerk en ander draaischijfaardewerk dat in het noorden als import voorkomt.

42

(Haartsen, 2009). Ook is de kustlijn in Zeeland nog behoorlijk veranderd (zie ook Afbeelding 4.7) waardoor vroegmiddeleeuwse kustnederzettingen onder water verdwenen kunnen zijn.

Afbeelding 4.5. de verspreiding van Hessens-Schortens in Nederland, op basis van literatuur, vondstmateriaal uit het NAD en Archis-meldingen. Kaart door drs. M. Osinga.

43

Afbeelding 4.6 de verspreiding van Hessens-Schortens in Noord-Nederland. Kaart door drs. M. Osinga

4.7.2 Ligging in het landschap

Als gekeken wordt naar de verspreiding van de vindplaatsen en deze vergeleken wordt met het landschap van Nederland in de vroege middeleeuwen (zie Afbeelding 4.7) kunnen een aantal conclusies getrokken worden met betrekking tot locatiekeuze. In Noord-Groningen en Friesland liggen de vindplaatsen in het kweldergebied. Op Texel, in Wieringen en in Westerwolde liggen de vindplaatsen op geïsoleerde keileemruggen. In Drenthe, Overijssel en Gelderland liggen de meeste vindplaatsen in het uitgebreide dekzand/keileemgebied. Aan de kust van Noord-Holland liggen enkele vindplaatsen in de duinen.

Een tweede element dat bij de vindplaatsen een grote rol lijkt te spelen is de aanwezigheid van (bevaarbaar) water. De vindplaatsen in Friesland, Noord-Groningen en Texel liggen allemaal in de nabijheid van geulsystemen van de huidige Waddenzee en (van oost naar west) het Eems/Dollard bekken; Fivelboezem; Hunzeboezem; Lauwerszeebekken; Middelzeebekken en het Vlie. Ook de vindplaatsen op Texel en die van Wieringen en Medemblik kunnen aan het Vlie gekoppeld worden.

In Westerwolde kan de aanwezigheid van de vindplaatsen worden gekoppeld aan het beeksysteem van de Westerwoldse Aa. Hoe men in de eerste plaats midden in het veenmoeras terecht is gekomen is op basis van de paleogeografische kaart niet direct duidelijk, maar het gebied van het Bourtanger Moor was wellicht via Duitsland beter toegankelijk.

In Drenthe is niet direct één waterloop aan te wijzen waaraan de nederzettingen gekoppeld kunnen worden, maar wel liggen ze in de nabijheid van water, zoals de Drentse Aa, het Peizerdiepje en de Wold Aa. De Drenten waren natuurlijk ook minder afhankelijk van waterlopen, omdat het Drents plateau goed over land begaanbaar was, in tegenstelling tot de kweldergebieden en het met veen begroeide achterland. Opvallend is wel dat er blijkbaar geen voorkeur was voor de hoogste delen van het landschap: er zijn amper nederzettingen op de Hondsrug aangetroffen. In het noorden van de provincie Drenthe, waar zowel de Hunze als de Hondsrug de provincie Groningen binnenkomen, zijn nog wel enkele vindplaatsen aan te

44

wijzen, zoals Midlaren en Zuidlaren. Ook de stad Groningen en Haren horen bij dit gebied, waar het Drents plateau overgaat in de Groninger kwelders.

Het belang van de aanwezigheid van bevaarbaar water is in vele nederzettingen uit vele periodes evident. Wat dit feit met betrekking tot de vroege middeleeuwen vooral betekent, is de mogelijkheid tot verspreiding van de Noordzeecultuur en handel met andere cultuurgroepen. Dit is terug te vinden in de aanwezigheid van importaardewerk in bijvoorbeeld Noord-Nederland enerzijds, en de aanwezigheid van Hessens-Schortens importen in het rivierengebied anderzijds.40

In het artikel over de urn van Marum, die in het beekdal van het Oude Diep is gevonden, stippen Groendendijk en Knol (2007) een historisch-geografische studie aan die stelt dat een belangrijke basis voor kolonisatie van de veengebieden de aanwezigheid van waterlopen was, die uit het veen naar de kwelder stroomden.41

In de rest van Nederland kunnen eveneens veel vindplaatsen worden gekoppeld aan de aanwezigheid van (bevaarbaar?) water. In het midden van het land liggen een aantal vindplaatsen, zoals Dorestad en Wageningen langs de Rijn. In het stroomgebied van de IJssel zijn tevens een aantal vindplaatsen te vinden. In het duingebied van Noord-Holland liggen enkele vindplaatsen, die waarschijnlijk via de Noordzee goed bereikbaar waren.

De vindplaatsen in het westen van Gelderland kunnen, evenals de Drentse vindplaatsen, niet meteen aan grote waterlopen gekoppeld worden. Wel lagen er uitgebreide beeksystemen, bestaande uit kleinere waterlopen (die daarom niet op de kaart staan), afkomstig van de Veluwe. Evenals in Drenthe lijkt er geen voorkeur te bestaan voor de hoogst gelegen gebieden. In het oosten van Overijssel en Gelderland liggen vindplaatsen in de nabijheid van beken. Waarschijnlijk komen over de grens in Duitsland ook nog vindplaatsen voor in een dergelijk patroon, net als in het Duitse waddengebied en de geestgronden ook vindplaatsen te vinden zijn.

40

Het vroege kogelpotaardewerk uit Dorestad wordt bijvoorbeeld ook als import gezien. Zie ook §4.7.3.

41

De studie waarnaar wordt verwezen is: Mol, J.A., P.N. Noomen & J.H.P. van der Vaart, 1990. Achtkarspelen-Zuid/Eestrum, een historisch-geografisch onderzoek voor de landinrichting. Leeuwarden.

45

Afbeelding 4.7 paleogeografische kaart van 800 n.Chr (bron: www.noaa.nl ) kaart bewerkt door drs. M. Osinga.

46

4.7.3 Verwachting

Op basis van de bovengenoemde kenmerken en conclusies over de landschappelijke ligging van de vroegmiddeleeuwse vindplaatsen waar Hessens-Schortens aardewerk is aangetroffen, alsmede wat uit het literatuuronderzoek bekend is, kan een geografische verwachting worden opgesteld voor de aanwezigheid van vindplaatsen. Dit kunnen nieuwe vindplaatsen zijn, of bestaande vroegmiddeleeuwse vindplaatsen, waarbij het aardewerk niet als Hessens-Schortens is aangemerkt. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen een aantal geografische eenheden:

Kweldergebied

De kwelders in Noord-Nederland zijn van oudsher het thuis van de terp- en wierdebewoners. Vroegmiddeleeuwse bewoningsresten zullen dan ook worden aangetroffen op deze verhoogde woonplaatsen. In een aantal gevallen zullen dit terpen zijn die vanaf de ijzertijd ononderbroken bewoond zijn geweest, in andere gevallen zijn het opnieuw bewoonde terpen. Ook bestaat de mogelijkheid van het aantreffen van woonplaatsen die slechts kortstondig in gebruik zijn geweest. Nederzettingen kunnen met name worden aangetroffen aan de randen van grote waterboezems en -bekkens, maar ook langs kleinere kreken.

De kustlijn ziet er tegenwoordig heel anders uit dan in de vroege middeleeuwen (zie Afbeelding 4.7). Een deel van de nederzettingen in het Noord-Nederlandse kweldergebied zal mogelijk dan ook gelegen hebben in de huidige Waddenzee. Naast deze mogelijke verdronken nederzettingen zouden ook nog resten kunnen worden aangetroffen op de huidige Waddeneilanden.

Geïsoleerde keileemruggen

Zowel op Texel, in Westerwolde en de Kop van Noord-Holland is Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen op een geïsoleerde keileemrug. Op Texel ligt deze te midden van een kwelder, in Westerwolde midden in het Bourtanger Moor en de vindplaats bij Wieringen ligt tussen de kwelder en het veen in. Blijkbaar waren de bewoningsomstandigheden op de keileemruggen dermate gunstig dat de nabijheid van natte en/of moerassige gronden geen obstakel was.

Uitgaande van bovenstaande conclusie kan worden verwacht dat ook vroegmiddeleeuwse bewoning op andere, minder voor de hand liggende locaties mogelijk was. Dit geldt voor de overige keileemruggen in Westerwolde, maar ook bijvoorbeeld voor Gaasterland, het zuid Friese/zuid Drentse grensgebied en noord-Overijssel.

Dekzand/keileemgebied

In het pleistocene landschap van Nederland worden eveneens Hessens-Schortens vindplaatsen aangetroffen. In het achterland gelegen, hadden deze nederzettingen niet dezelfde mogelijkheden tot handel als de nederzettingen die in het kustgebied lagen. Toch had wonen op het zand zijn voordelen: men hoefde niet bang te zijn voor natte voeten. Ook waren er genoeg beken aanwezig om toch een nederzetting nabij water te kunnen stichten. De mogelijkheid tot jacht en visserij, alsmede de beschikbaarheid van hout kan een rol hebben gespeeld in deze nederzettingskeuze.

Men had geen voorkeur voor de hoogst gelegen gebieden. Vindplaatsen worden dan ook eerder verwacht aan de flanken van de dekzand/keileemruggen en aan de randen van de beekdalen.42 Een factor die hierbij mogelijk meespeelt is dat er op de Hondsrug op redelijk grote

42

Overigens is op de verspreidingskaart geen onderscheid gemaakt tussen grafvelden en nederzettingen, vooral op de zandgronden betreft het vaak één van beiden. Grafvelden worden vaak aangetroffen zonder dat de nederzetting is gevonden en vice versa.

47

schaal erosie heeft plaatsgevonden door (grootschalige) boomkap en ontginningen in de latere middeleeuwen, met zandverstuivingen als gevolg. Vroegmiddeleeuwse nederzettingsresten kunnen hierdoor dus mogelijk vernietigd zijn. Nederzettingsresten uit de vroege middeleeuwen worden in het dekzandgebied vaak aangetroffen onder een esdek, waar conserveringsomstandigheden (van anorganisch materiaal) juist erg goed zijn.

Geestgronden

De geestgronden liggen op de overgang tussen de duinen en het achterliggende veengebied. Deze gronden komen voor aan de kust van West-Nederland en daar zijn dan ook enkele vroegmiddeleeuwse nederzettingen aangetroffen.

Het probleem met het aantreffen van nederzettingsresten op de geestgronden is dat in Nederland Jong Duinzand is afgezet bovenop de mogelijke bewoningslaag. Vindplaatsen worden in dit gebied voornamelijk bij toeval aangetroffen, wanneer de Jonge Duinen verwaaien en de oude nederzettingen plots aan het maaiveld komen, zoals bij Bloemendaal het geval was (Bosman & De Koning 2006; De Koning 2007). In theorie zouden overal onder de Jonge Duinen in de geestgronden dergelijke nederzettingen kunnen worden aangetroffen.

Noordzeekust

Langs de kust van de Noordzee werd handel gevoerd. Munten, metalen voorwerpen en importaardewerk zal voornamelijk via de Noordzee zijn vervoerd en verspreid. Maar ook de “Friezen” woonden langs de gehele kust. Van Noord-Frankrijk tot Denemarken en Zuid-Engeland wordt Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen.

Bewoningslocaties langs de Noordzeekust kunnen kwelderwallen betreffen, locaties langs inhammen of riviermondingen. Ook de keuze voor bovengenoemde geestgronden houdt natuurlijk direct verband met de nabijheid van de Noordzeekust.

Rivierengebied

De grens van de aanwezigheid van “Friese” nederzettingen in het binnenland kan in Nederland getrokken worden langs de grote rivieren en dan met name de Rijn. Ten zuiden daarvan woonden de Franken (die geen Hessens-Schortens aardewerk produceerden). Vindplaatsen zijn aangetroffen langs de Rijn en de IJssel. Eén van de bekendste vindplaatsen is natuurlijk Dorestad, waar enkele fragmenten laat Hessens-Schortens aardewerk zijn aangetroffen. De ligging van de vindplaatsen langs deze rivieren doet vermoeden dat men niet alleen handel voerde via de Noordzee, maar tevens de rivieren bevoer. Van Dorestad is bekend dat er veel handel plaatsvond. Voor deze scriptie is echter geen onderzoek gedaan naar de hoeveelheid importen in de vindplaatsen die langs de rivieren gelegen zijn, dus over de aard en rijkdom van deze vindplaatsen kunnen geen uitspraken gedaan worden.

In een recent verschenen artikel over nederzettingen langs de Rijn die gelijktijdig voorkomen met Dorestad (Van Es & Verwers 2010), stellen de auteurs dat het kogelpotaardewerk bestaat uit importen uit Friesland en dus blijkbaar niet lokaal geproduceerd is. Er wordt niet op deze manier ingegaan op het vroegere handgevormde materiaal, maar gezien het feit dat deze vormen direct overgaan in het kogelpotaardewerk mag wel worden aangenomen dat het hiervoor ook geldt.

48