• No results found

Keuze voor aanwezigheid ter zitting

In document Onbeperkt toegang tot recht? (pagina 107-110)

3 Resultaten I: Knelpunten

3.6 Berechting en tenuitvoerlegging

3.6.2 Keuze voor aanwezigheid ter zitting

Het slachtoffer mag in principe zelf besluiten of hij aanwezig wil zijn bij de zitting(en). Het komt ech-ter ook voor dat hij opgeroepen wordt als getuige in de ech-terechtzitting. In dat geval is hij in beginsel verplicht om naar de strafzitting te komen om daar gehoord te worden door de rechter (zie par 3.6.4).

Om een weloverwogen beslissing van het slachtoffer mogelijk te maken is een goede uitleg over de voor- en nadelen noodzakelijk. De ervaring van een van de respondenten is dat hiermee de drempel voor slachtoffer met een LVB vaak weggenomen kan worden (AD4). Hieraan moet wellicht dan ook meer aandacht worden besteed. Ook goede uitleg over de gang van zaken in het algemeen wordt van belang geacht voor het slachtoffer om zo tot een reëel beeld van de situatie te kunnen komen. Zo noemt een geïnterviewde LVB-deskundige dat veel mensen, waaronder ook mensen met een LVB, het beeld van Amerikaanse rechtszalen voor ogen staat terwijl het er hier in Nederland heel anders aan toegaat en een zitting ook achter gesloten deuren kan plaatsvinden (DK5).

De rechtsbijstand blijft een probleem. Aanwezig zijn op de zitting, daar wordt vaak geen aandacht aan besteed. Daar wordt alleen maar… “U kunt…” Terwijl, mijn ervaring is dat verstandelijke beperkten graag horen wat ze moeten doen. Ik praat dan met ze, van: “Het heeft voordelen en het heeft nadelen om er te zijn. Wat wilt u?” En negen van de tien keer willen ze dat wel. (AD4)

108

Dergelijke uitleg kan gegeven worden door bijvoorbeeld SHN, maar ook tijdens een slachtofferge-sprek met de officier van justitie - of in hoger beroep bij met de advocaat-generaal - dat net als tij-dens de fase van opsporing of voor de definitieve keuze van de strafvervolging ook voorafgaand aan de zitting kan plaatsvinden. Het slachtoffer kan in dit zogenaamde slachtoffergesprek geïnformeerd worden over de gang van zaken ter zitting, de bewijspositie en zo mogelijk over de strafeis. Uit de interviews werd duidelijk dat aan zo’n gesprek ook een praktische invulling gegeven kan worden: soms zouden officieren het slachtoffer bijvoorbeeld aanbieden om samen naar de zittingszaal te lo-pen om zo beter voorbereid te zijn (SL2). Dat deze optie niet altijd geboden werd bleek uit het ver-haal van een respondent die stelde dat een zitting doorgaans lang duurt en “akelig” is en dat slacht-offers met een LVB daar niks aan hebben. Volgens deze respondent zou je ze daarom moeten advise-ren: “Doe dat maar niet, we vertellen hoe het gaat.” (SH4)

Er zijn verschillende aspecten van de zittingen waarbij de zaak inhoudelijk wordt behandeld die als knelpunt voor slachtoffers met een LVB worden benoemd (PO10/11). Een van de respondenten geeft aan dat zeker bij zwaardere feiten deze zitting voor de meeste mensen een zware belasting vormt, ook los van een eventuele LVB: bijvoorbeeld als gevolg van de passieve en beperkte rol van het slachtoffer (SL3; RE), de confrontatie met het gebeurde en de lange duur van de zitting (RE). Daar-naast is het begrip van wat er gezegd wordt tijdens de zitting en van de verschillende rollen van de in de zaal aanwezige personen - bijvoorbeeld omdat meerdere partijen een ‘zwarte jurk’ dragen - bij mensen met een LVB vaak klein (PO12; OM1). Ook kan de confrontatie in de zaal met de verdachte, die het middelpunt van de zitting is, moeilijk zijn.

Daar [worden ze] dan vaak weer voor de eerste keer met de verdachte (…) geconfronteerd. Die zit in de zaal, loopt daar stoer rond, lacht naar iedereen, zwaait naar de familie, volkomen gebrek aan respect naar het slachtoffer toe. Niet allemaal, maar dat kan heel schokkend zijn, daar hebben mensen het echt maanden later nog over, dat is wel een duidelijk voorbeeld van die secundaire victimisatie. (SH6) Bovendien zal de advocaat van de verdachte proberen de verdachte vrij te pleiten en hierbij kan ge-probeerd worden het verhaal van het slachtoffer te ontkrachten (RE). Er kunnen dingen gezegd wor-den die niet waar zijn. Wat het daarbij extra moeilijk maakt voor slachtoffers met een LVB is dat er tijdens de zitting voor hen geen ruimte is om te reageren op wat er gezegd wordt (RE) terwijl ze niet altijd begrijpen waarom dit zo is en hier soms moeilijk mee om kunnen gaan. Zo beschrijft een res-pondent een casus van een zedenzaak waar de advocaat van de verdachte betoogde dat het slacht-offer met een LVB zelf schuld had aan het gebeurde door zich verleidelijk te gedragen (SL1). Een an-dere respondent vertelde over een zaak waar tijdens de zitting de verklaring van het slachtoffer door de verdediging ernstig in twijfel werd getrokken onder het motto dat het slachtoffer een LVB had en men er niet van uit kon gaan dat ze te vertrouwen was (AD4). Dat haar beperking in dit geval duide-lijk tegen haar gebruikt werd, was voor het slachtoffer heel moeiduide-lijk. Ook rondom de schadevergoe-ding kan dit gebeuren, waarbij het slachtoffer kan worden afgeschilderd als een aansteller. Dit zou voor iemand met een LVB wel eens moeilijker kunnen zijn dan voor iemand die dit meer kan relative-ren, stelde een respondent (AD1). Gezien de kenmerken van een LVB lijkt dit een reëel beeld.

Met die verkrachtingszaak, daar werd natuurlijk gezegd: “Zij kan geen nee zeggen, dus het was voor mijn cliënt allemaal niet duidelijk dat ze het niet wilde.” (…) Maar dat doet bij het slachtoffer heel veel, als de waarheid van een verklaring in twijfel wordt getrokken. Dat is voor LVB’ers heel moeilijk, “Zo is het gegaan, hoezo … ?” Ik merk dat dat ze heel emotioneel maakt. (AD1)

109

Met name voor iemand met een LVB kan de gang van zaken als onrechtvaardig voelen en is dit moei-lijker te relativeren (PO8). De beleving van (de rol van) het slachtoffer tijdens de zitting wordt ook expliciet genoemd in het kader van secundaire victimisatie:

Wat mensen bij mij op gesprek heel erg vinden is dat ze hun kant van het verhaal niet mogen vertellen. [Aan?] De rechter eigenlijk. (…) als ze daar in de rechtszaal degene niet mogen toespreken, dat vinden ze verschrikkelijk. “Hoezo, hij zit daar te liegen en ik mag niks zeggen?” Dat is wel een probleem. (SH7/8)

Tegelijkertijd kan in sommige zaken de aanwezigheid van het slachtoffer van belang zijn voor de uit-komst van de zaak (AD2/3). Ook kan de aanwezigheid belangrijk zijn voor de verwerking van het slachtoffer. Een aantal respondenten delibereert dan ook over de vraag of het slachtoffer met een LVB bij de zitting wel aanwezig zou moeten zijn:

Voor sommigen is dat goed, want het heeft ook een stuk verwerking, zeker als iemand veroordeeld wordt of in ieder geval gezegd wordt: “Dit had niet gemogen en er is een straf.” Als je het hebt over twee verstandelijk gehandicapten, dan zal een rechter ook wel enigszins z’n taal denk ik aanpassen, in plaats van heel formeel, dus dan kan het goed zijn. Tegelijkertijd, als je denkt van: “Daar wordt een slachtoffer afgemaakt…” dan is… Weet je, het zal echt per situatie verschillend zijn. En ook altijd weer met de inschatting van: wat is het effect voor deze persoon? Gaat ‘ie daardoor weer het hele verhaal nog een keer doen? Of wordt het een erg geval? Want dat is natuurlijk de andere kant van... (Vaak wordt het) door de omgeving ernstig ingeschat, hè, van dat iemand misbruikt is bijvoorbeeld. En soms weten die verstandelijk beperkten zelf niet eens waar het echt over ging, of was het op dat moment vervelend. Het wordt dan door de omgeving een trauma gemaakt, dat risico is er ook. (DK5)

Verschillende respondenten laten enige terughoudendheid zien omtrent de aanwezigheid ter zitting van mensen met een LVB (AD2/3). Een respondent gaf een voorbeeld van een meisje met een LVB dat slachtoffer was van een loverboy dat zelf wel bij de zitting wilde zijn. Haar moeder gaf echter aan dat ze niet de indruk had dat haar dochter de consequenties daarvan overzag (SH3). In een vergelijk-baar voorbeeld besloot het meisje zelf dat de aanwezigheid bij de zitting teveel was voor haar na het hele traject (SH4). Een andere respondent stelt dat slachtoffers met een LVB op rechtszittingen “niet

echt uit de verf komen”. Ook kunnen zij ontwijkend gedrag vertonen: na aangifte zouden ze het

wil-len afsluiten of niet durven te komen uit angst voor de verdachte (AD2/3-38).

Een extra keuzemoment rondom de zitting is de beslissing om gebruik te maken van de slachtoffer-kamer. Hiermee kan voorkomen worden dat het slachtoffer onverwacht geconfronteerd wordt met de verdachte, maar ook met de pers. Zaken waar pers in is geïnteresseerd kunnen een extra knelpunt vormen voor slachtoffers met een LVB, doordat zij de gevolgen van contact met de pers minder goed doorzien. Tegelijkertijd bestaat de indruk dat bij dergelijke zaken wel begeleiding aanwezig is die hier voor kan waken.

Dat is interessant, “Ik kom op tv.” Helemaal niet bewust van dat dat de volgende dag gevolgen heeft, dat de groenteboer weet dat jij op TV was en dat jij misbruikt bent geweest door een buurman in de wijk. Dat hebben ze niet door. (…) Dat Idols verhaal, maar niet overzien dat ze geen Idol worden, nee. Ze gooien hun eigen glazen in, en lopen risico’s, worden de volgende dag herkend, ja. (DK5)

[De slachtofferkamers] worden ook gebruikt in zaken met veel persbelangstelling. […] Want ook daar zien we een risico voor mensen met een beperking. Die, denken wij, zijn veel eerder geneigd om van alles en nog wat tegen de pers te zeggen. Niet goed doorhebben van... wat de impact kan zijn van wat ze zeggen, en dat ze dan opeens overal in de krant staan als slachtoffer. (…) Ja, onze bodes letten daar ook op, en slachtofferzorg. Dat zijn natuurlijk ook de zaken waar vaak iemand meegaat van slachtof-ferzorg. (RE)

110

In document Onbeperkt toegang tot recht? (pagina 107-110)