• No results found

Herkennen

In document Onbeperkt toegang tot recht? (pagina 127-131)

4 Resultaten II: Oplossingsrichtingen

4.1 Herkennen

In het vorige hoofdstuk werd geconstateerd dat een LVB door actoren in de strafrechtsketen onvol-doende wordt herkend terwijl het een voorwaardelijke eerste stap is voor het oplossen van veel van de andere gesignaleerde knelpunten. Ten grondslag hieraan ligt een gebrek aan bekendheid met de kenmerken van een LVB. Het gebrek aan kennis over de gevolgen en implicaties van een LVB in brede zin wordt besproken in de volgende paragraaf (par. 4.2). In deze paragraaf wordt bezien welke sug-gesties de respondenten en de literatuur boden om herkenning te verbeteren.

4.1.1 Wie moet wat herkennen?

Vooraf aan de vraag hoe herkenning van een LVB verbeterd kan worden, gaat de vraag wie een LVB bij slachtoffers zou moeten herkennen. Bovendien moet nader geëxpliciteerd worden wat er precies herkend moet worden. Uit de knelpunten beschreven in het vorige hoofdstuk bleek dat het niet her-kennen van een LVB gevolgen heeft binnen de hele strafrechtsketen. Dit betekent dat herkenning van een LVB in elke schakel van de keten van belang is. De LVB-deskundigen bevestigen dit, maar leggen wel het zwaartepunt bij het begin van de keten, met name bij de politie (DK3/4; DK6; DK7; DK8). Dit komt overeen met aanbevelingen van Mencap, een Britse belangenvereniging voor mensen met een LVB (Mencap, 2012; Sheikh, Pralat, Reed & Hoong Sin, 2010).

Zonder het belang van herkenning te willen afzwakken, werd door sommige respondenten gesteld dat het niet altijd noodzakelijk dat precies wordt bepaald of er sprake is van een LVB. Een van de LVB-deskundigen benadrukt dat ook slachtoffers met een hoger IQ door omstandigheden kunnen functioneren op LVB-niveau: het is in dat geval belangrijker dat zij op het goede niveau worden aan-gesproken dan dat zij correct gelabeld worden (DK6). Bij het eerste contact is het met name van be-lang dat de professional zich een beeld vormt van wie hij voor zich heeft en of het hier een kwetsbaar persoon betreft die een andere bejegening nodig heeft (DK7; DK8; Erv.desk.). Daarbij heeft het de voorkeur om eerder te kiezen voor een groter risico op vals-positieven, dan vals-negatieven: liever dat men er ten onrechte van uitgaat dat iemand kwetsbaar is, dan dat men een kwetsbaar persoon niet als zodanig behandelt (DK6; Davis, 2009). Later in de keten kan er meer precisie in de inschat-ting van de problematiek nodig zijn: een rechter-commissaris die de beperking wil laten meewegen in bijvoorbeeld de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer zal wellicht eerder behoefte hebben aan een IQ-score (DK7). Eerder zagen we dat een advocaat aangaf soms behoefte te hebben aan een gedetailleerd oordeel van deskundigen over de capaciteiten van het slachtoffer (AD4; par 3.3.10).

Ik denk dat je daar een beetje een kleine inschatting in zou kunnen maken, een checkmoment, van: ”heeft u misschien iets extra nodig? Heeft u iets nodig?” Soms kun je ook wel eens zien aan iemand z’n gedrag (...) ik denk dat je iemand moet hebben die ook echt, iedereen heeft z’n kwaliteiten, ik denk dat je iemand erop kan zetten die als agent-zijnde misschien ook wel iemand die gewoon ook een beetje, ja die echt wel in, ja hoe noem je dat? Ja gewoon mensenkennis heeft. (Erv.desk.)

128

4.1.2 Verbetering van herkenning

In hoofdstuk 3 werd geconstateerd dat er op dit moment geen sprake is van actieve signalering van een LVB. Omdat er geen waterdichte manier is om snel te bepalen of iemand een LVB heeft die overal toepasbaar is, zal herkenning doorgaans afhankelijk zijn van de vergroting van de sensitiviteit van de professional. Een beleid waarbij de professional wordt aangemoedigd zich, steeds wanneer het contact niet zo verloopt als normaal, af te vragen of hier sprake kan zijn van een LVB kan hierbij helpen. Ook bleek dat tijdsdruk en een gebrek aan kennis herkenning in de weg konden staan. Een beleid van actieve signalering zal dan ook gepaard moeten gaan met het bieden van feitelijke kennis waarmee men vermoedens van een LVB kan staven (DK8) en tijd om zich in het slachtoffer te verdie-pen.

De verschillende actoren in de keten lijken maar een klein aantal indicatoren te gebruiken voor het herkennen van een LVB. Bovendien lijken er bij hen verkeerde vooronderstellingen te bestaan die herkenning bemoeilijken. Zo mag er niet van uitgegaan worden dat er pas sprake is van een LVB als er begeleiding aanwezig is: veel mensen met een LVB zullen zelfstandig wonen en er is ook lang niet altijd sprake van ambulante begeleiding. Ook mag niet verondersteld worden dat er sprake moet zijn van duidelijke problemen in de communicatie om een LVB te kunnen vermoeden of dat mensen met een LVB hun eigen beperking herkennen.

Professionals in de strafrechtsketen zullen voor een betere herkenning geëquipeerd moeten worden met kennis over de kenmerken van een LVB. (Mencap, 2012) geeft aan dat er verschillende manieren zijn om herkenning te verbeteren. Om te beginnen stellen ze voor om waar mogelijk gebruik te ma-ken van simpele screeningsinstrumenten die aanleiding kunnen geven tot verder onderzoek wanneer er een vermoeden is van een LVB. In Nederland is hiertoe de SCIL ontwikkeld, een gevalideerd scree-ningsinstrument waarmee in vijf tot tien minuten kan worden vastgesteld of iemand vermoedelijk een IQ onder de 85 heeft (Kaal et al., 2013). Een dergelijk instrument zal echter in lang niet alle situa-ties ingezet kunnen worden (DK9). Een goed alternatief volgens Mencap is het inzetten van mensen met een LVB voor het geven van trainingen gericht op bewustmaking van de kenmerken en gevolgen van een LVB. DVD’s en online trainingen kunnen alleen de basisinformatie bieden; deze zijn volgens Mencap weliswaar niet zo effectief als face-to-face training, maar kunnen nuttig zijn wanneer de mogelijkheden voor face-to-face training beperkt zijn en hebben mogelijk een groter bereik. Ten-slotte is het mogelijk gebruik te maken van simpele, gedrukte geheugensteuntjes die professionals kunnen gebruiken om te kijken waar ze op moeten letten in de herkenning van en omgang met men-sen met een LVB. De professionals worden hiermee geen experts op het gebied van LVB, maar je maakt hen hiermee wel bewust van en alert op eventuele LVB-gerelateerde problematiek (Mencap, 2012; Sheikh et al., 2010).

Niet voor niets dat (…) die SCIL gemaakt [is]. Daar zou je in ieder geval het gewicht aan kunnen geven dat als die SCIL een bepaalde uitslag laat zien, dat je ervan uit mag gaan dat er sprake is van een kwetsbaar iemand. Dan heb je het in ieder geval iets meer gestandaardiseerd dan nu, want nu schieten we alle kanten op (…) Maar ik denk dus dat er veel vaker een SCIL moet worden ingezet. (…) [Je ziet] natuurlijk in de handleiding van de SCIL staan dat op het moment dat je in contact treedt met iemand en je hebt een idee van “a dit is toch anders dan anders”, dat je dan even pas op de plaats maakt, even nader onderzoek doet met die SCIL, en vervolgens anders handelt. (DK6)

Maar ik denk dat er wel zo’n standaard iets moet zijn, standaard denken van: ”als het niet werkt zoals het altijd werkt, dan moet ik het gaan overwegen” en dan zou je feitelijke kennis weer moeten hebben om te staven: wat valt er dan te overwegen? (…) Gewoon ook meer weten, zulk soort functionarissen zou ook in basis moeten weten over ”wat merk je aan mensen met een LVB?” (…) En dat je het zoveel mogelijk actief moet maken en heel praktisch moet maken ook, wanneer er iets misgaat, wat ga je dan

129

overwegen? Want dan kan je dit rijtje [door de respondenten genoemde indicatoren] nog wel een eindje aanvullen denk ik. (DK8)

Bewustmaking van de LVB-problematiek in brede zin zal gepaard moeten gaan met concrete indica-toren voor een LVB. Een Amerikaanse belangenorganisatie voor mensen met een LVB, The Arc, geeft in een factsheet voor de politie een lijst met kenmerken waarop een politieagent kan letten (The Arc, z.d.). Hierbij wordt overigens gewaarschuwd dat een dergelijke lijst geen zekerheid biedt en dat men bij twijfel moet uitgaan van een beperking (Davis, 2009). Publicaties gericht op professionals in de strafrechtsketen in Engeland en Schotland bevatten soortgelijke lijsten (Bowden, Douds & Simpson, 2011; Department of Health, 2011). Ook in Nederland is een folder beschikbaar met indicatoren voor een LVB, uitgegeven door Stichting de Borg, speciaal voor de justitiële keten (De Borg, z.d.). Roos (2014) heeft recent een zeer uitgebreid overzicht gemaakt van mogelijke indicatoren van een LVB; deze is in tekstbox 4 overgenomen. Enkele respondenten stellen dat simpelweg kennis van de inhoud van de SCIL kan helpen bij het valideren van het vermoeden van een LVB, ook als deze SCIL niet wordt afgenomen (DK6; DK9).

En nu terug naar jouw vraag: “Wat zou die baliemedewerker over LVB moeten weten?” Ik zou wensen dat baliemedewerkers allemaal een globaal beeld hebben van de inhoud van een SCIL. (…) Als mensen een globaal beeld hebben van de inhoud van een SCIL, hebben ze ook een globaal beeld van de pro-blemen, van enkele van de propro-blemen, waar mensen met een LVB mee kunnen worstelen. (DK9) Deze concrete kennis over kenmerken zou volgens de LVB-deskundigen gepaard moeten gaan met een onderzoekende houding, waarbij men de tijd neemt om voldoende achtergrondinformatie van het slachtoffer te vragen. Daarnaast kan men ook vragen wat het slachtoffer nodig heeft. Vragen als

“Kan ik nog iemand voor u bellen?” of “Heeft u iets extra’s nodig?” kunnen een laagdrempelige

in-gang bieden voor een gesprek over de behoefte aan ondersteuning (Erv.desk.). Hierbij zagen we eer-der wel dat er voor openheid van het slachtoffer over een eventuele LVB een basaal gevoel van vei-ligheid moet zijn (zie p. 46).

In hoofdstuk 3 bleek dat als herkenning van een LVB vroeg in de keten al plaatsvond, dit geen garan-tie bood voor een aangepaste bejegening in latere stadia in de strafrechtsketen. Het delen van der-gelijke informatie binnen de keten zou de herkenning van een LVB in latere stadia kunnen vergemak-kelijken. Ook kennisdeling met andere partners kan van belang zijn om herkenning te verbeteren. Samenwerking met wijkteams en veiligheidshuizen werd genoemd als een mogelijkheid om achter-grondinformatie te krijgen die van belang kan zijn voor het herkennen van kwetsbaarheid in het al-gemeen en van een LVB in het bijzonder (DK7). Eerder werd aangegeven dat de individuele politie-agent lang niet altijd goed op de hoogte is van de adressen en namen van de woonvoorzieningen in het eigen werkgebied (zie p. 47). Toch zou dit de herkenning van en de onderlinge afstemming over in ieder geval die slachtoffers met een LVB die begeleiding ontvangen kunnen verbeteren. Hierbij is het overigens wel zaak oog te hebben voor de privacy van het slachtoffer.

4.1.3 Conclusie

In de hele strafrechtsketen moet oog zijn voor herkenning van een LVB. De nadruk ligt echter op het begin van het traject, omdat daar de toegang tot de strafrechtsketen en het effectueren van rechten voor de grootste groep slachtoffers in het geding is. Bovendien zou door verbeterde kennisdeling in de keten deze informatie meegegeven kunnen worden bij volgende stappen in het slachtoffertraject. In de strafrechtsketen zijn de eisen aan herkenning echter niet overal gelijk: een baliemedewerker heeft andere informatie nodig dan een rechter. In algemene zin kan men wel stellen dat het beleid

130

Tekstbox 4: Tips bij herkenning (overgenomen uit: Roos, 2014) Taal, begrip en communicatie

Niet begrijpen van ingewikkelde woorden of abstracte begrippen.

Verkeerd gebruik van uitdrukkingen, spreekwoorden of gezegdes (letterlijk nemen).

Niet begrijpen van cynisme of humor, grapjes van kinderlijk niveau.

Opvallende fouten in het taalgebruik waaruit blijkt dat men niet precies begrijpt wat de woorden

eigenlijk betekenen.

Overmatig gebruik van clichés.

Niet kunnen terug vertellen wat net is uitgelegd of dat alleen in precies dezelfde bewoordingen

kunnen doen.

De plank veelvuldig misslaan.

Wat langer dan normaal nodig hebben voordat men reageert op vragen.

Steeds dezelfde vragen stellen of zichzelf steeds herhalen.

Geen structuur in een verhaal, breedsprakigheid of juist niet.

Verzanden in (onbelangrijke) details.

Verwarring over data, tijden en/of chronologie.

Inconsistente informatie over gebeurtenissen en/of het verleden.

Moeite met oorzaak-gevolgverbanden.

Gedrag

Moeite met klokkijken, lezen of schrijven. Of dit omzeilen. Eenvoudige rekensommen lukken niet en

vermenigvuldigen en delen is vaak te moeilijk. De teruggave van wisselgeld in winkels kan men niet volgen.

Moeite met concentreren.

Moeilijk leren binnen school en daarbuiten.

Kinderlijke belevingswereld (hobby’s, televisieprogramma’s).

Moeite hebben om meer dingen tegelijk te doen (koffie zetten en tegelijkertijd vragen

beantwoor-den).

Weinig tot geen zelfreflectie en slecht inzicht in de consequenties van handelen.

Externaliseren: schuld van wat er misgaat buiten zichzelf leggen.

Voorkeur voor repeterende zaken, veilige en herkenbare dagelijkse dingen.

Emotioneel

Veel stress.

Faalangst, negatief over zichzelf denken.

Impulsief gedrag: eerst doen dan pas denken.

Ongeremdheid in emoties, weinig rekening houden met mate van gepastheid in de situatie.

Sociaal

Beperkt sociaal netwerk; weinig vrienden en beperkt contact met leeftijdgenoten.

Niet onthouden of begrijpen van (impliciete) sociale regels, waardoor ongepast gedrag.

Foutief hanteren van sociale omgangsregels (wijze van begroeten, koffie aanbieden, rekening kunnen

houden met anderen).

Kopiëren van het gedrag van anderen.

Distantieloosheid (op ongepaste momenten).

Context

Speciaal of praktijkgericht onderwijs gevolgd op (Z)MLK-niveau. Soms regelmatig van school

gewisseld, vervolgonderwijs niet afgemaakt of doublures.

Ongunstige maatschappelijke omstandigheden.

131

zich zou moeten richten op actieve signalering en grotere sensitiviteit. Het versterken van de kennis die hiervoor nodig is kan op verschillende manieren, waarbij erop gelet moet worden dat deze ma-nieren niet dezelfde impact hebben en dus verschillende doelen dienen.

In document Onbeperkt toegang tot recht? (pagina 127-131)