• No results found

Invloed van LVB op het tot stand komen van een aangifte

In document Onbeperkt toegang tot recht? (pagina 78-85)

3 Resultaten I: Knelpunten

3.4 Pre-aangifte en aangifte

3.4.4 Invloed van LVB op het tot stand komen van een aangifte

Elk slachtoffer dat zich bij politie meldt heeft recht op correcte bejegening (art. 51a Sv) en aangiftes moeten op zorgvuldige wijze worden afgenomen (Aanwijzing slachtofferzorg). De politie is verplicht aangifte op te nemen van een strafbaar feit. Zowel aan de telefoon als aan de balie wordt door de betreffende medewerker doorgaans al een inschatting gemaakt of het inderdaad een strafbaar feit

79

betreft, naar aanleiding waarvan vaak geadviseerd wordt over het doen van melding of aangifte. Hierbij doet zich een aantal processen voor die ertoe kunnen leiden dat slachtoffers met een LVB minder snel tot aangifte komen, ook als zij al wel contact hebben gelegd met de politie. Dezelfde processen spelen een rol bij het daadwerkelijk opnemen van de aangifte als eenmaal een afspraak is gemaakt.

Incoherent verhaal

Een incoherent verhaal leidt tot een grotere kans niet serieus genomen te worden (RC). Een aantal respondenten gaf aan dat het soms moeilijk is om in te schatten wanneer een verhaal oprecht is en wanneer men in de maling genomen wordt. Dit speelt vooral wanneer het verhaal inconsistent is (PO3; PO4). Met name wanneer niet goed ingeschat wordt dat het slachtoffer een beperking heeft, kan dit ertoe leiden dat het niet komt tot een aangifte (DK6). Een aantal respondenten haalde voor-beelden aan waaruit blijkt dat het voor slachtoffers met een LVB soms moeilijk is om hun verhaal goed te doen. Het verhaal is niet zelden niet chronologisch, ‘van de hak op de tak’ (PO4), en dat kan gevolgen hebben voor de bejegening. Zo werd door verschillende respondenten beschreven hoe mensen onterecht weggestuurd werden bij de balie omdat het voorval (bijvoorbeeld een fietsendief-stal of een burenruzie), als gevolg van de manier waarop het verhaal door het slachtoffer verteld werd, door de baliemedewerker niet ernstig genoeg werd geacht of niet als aangiftewaardig werd gezien (SL3; PO2; SH1) of omdat de aangifte bij een ander bureau gedaan zou moeten worden (PO3). ‘Ongerijmd’ gedrag

Ook andere vormen van (non-verbaal) gedrag van het slachtoffer hebben impact op de kans serieus genomen te worden. De algemene literatuur over slachtofferschap laat zien dat verschillende facto-ren - zoals non-verbaal gedrag, door het slachtoffer getoonde emotie en de gevoelens die een verkla-ring oproept bij de aanhoorder - een rol spelen bij de beoordeling van geloofwaardigheid (Ask & Landström, 2010; Hackett et al., 2008; Mulder & Winkel, 1996). De kans op dergelijk gedrag is, gelet op de kenmerken van een LVB, bij slachtoffers met een LVB hoger dan gemiddeld. Bij twijfel over het gedrag van het slachtoffer wordt door medewerkers van de politie soms gebruik gemaakt van het registratiesysteem om te kijken of er iets over het slachtoffer bekend is; mensen die herhaaldelijk met meldingen bij de politie komen, worden op grond hiervan mogelijk minder serieus genomen (PO2).

Wat ik het moeilijkst vind voor die mensen dan, (…) dat er misschien te vaak wordt gedacht van: “Ik kijk in het systeem, o, het is die”, begrijp je wat ik bedoel? (…) Dat het niet echt heel serieus wordt geno-men, of er niet genoeg tijd voor wordt genomen. Dat is mijn gevoel, en ik denk dat die mensen zelf dat het moeilijkst vinden. (PO5)

Tekortkomingen in de verbale en sociale vaardigheden en problemen in de emotieregulatie kunnen overigens leiden tot onbegrip van beide kanten. De wisselwerking tussen het (als niet passend erva-ren) gedrag van een slachtoffer met een LVB en de reactie van politie kan niet alleen invloed hebben op de bereidheid tot het opnemen van een aangifte door politie, maar ook op het besluit tot het aangifte doen vanuit het slachtoffer zelf (PO4).

Ja, ik weet van een traject. Een cliënt moest aangifte doen en die kwam op het politiebureau aan, he-lemaal boos, stormend, alles gooien, ja, dan denkt die medewerker ook van: “Wat kom je doen?” Bij wijze van spreken wordt hij in een cel gegooid omdat hij zich zo agressief opstelt, terwijl hij gewoon uit zijn frustratie niet weet hoe hij adequaat zijn verhaal zo moet doen, dat er een aangifte wordt gedaan.

80

Maar ze gaan dan puur kijken van “Ja, hoe die hier binnenstormt, wat heb je gebruikt, even observatie totdat je afgekoeld bent en dan praten we verder”. En dan denkt de cliënt ook van: “Ja, hallo ik ben het slachtoffer, en dan gaan jullie me vastzetten alsof ik de dader ben… weet je wat? Ik zeg niets meer en dan ben ik hier weg na een paar uur”. Dus dat krijg je ook. (DK1/2).

Vooronderstellingen over de verklaringen van mensen met een LVB

Wanneer de LVB wel bekend is spelen vooronderstellingen over kenmerken van een LVB een rol. Hier is met name in de literatuur veel over terug te vinden. Keilty en Connelly (2001) vonden bijvoorbeeld dat politieambtenaren regelmatig van mening waren dat delicten waarover slachtoffers met VB ver-klaringen aflegden (deels) overdreven werden en dat het vooroordeel dat vrouwen met een VB pro-miscue zouden zijn, leidde tot twijfel over de geloofwaardigheid van de verklaring van het slachtof-fer. Peled et al. (2004) vonden in een vignetstudie (onderzoek waarbij respondenten gevraagd wordt hun oordeel te geven over fictieve casusbeschrijvingen met wisselende kenmerken) dat mensen met een LVB niet alleen werden gezien als minder geloofwaardig dan mensen zonder een LVB, maar ook als minder geloofwaardig dan kinderen met dezelfde ontwikkelingsleeftijd als de persoon met een LVB. Cederborg en Lamb (2006) vonden in Zweden dat rechters vaak dezelfde soort verklaringen verwachtten van kinderen met een LVB als van kinderen die normaalbegaafd waren. Afwijkingen van die norm konden gezien worden als een gebrek aan betrouwbaarheid en geloofwaardigheid

(Cederborg & Lamb, 2006). Dit geldt overigens niet altijd. Zo vonden Bottoms et al. (2003) in hun vignetstudie dat aan een adolescent slachtoffer van seksueel misbruik met een LVB net als aan jonge kinderen vaker en meer eigenschappen als geloofwaardigheid en eerlijkheid werd toegekend dan aan een adolescent slachtoffer zonder een LVB, en werd gedacht dat het slachtoffer met een LVB in mindere mate in staat was om de beschuldiging van seksueel misbruik bedacht te hebben.

Ander onderzoek suggereert dat de attitude die mensen hebben jegens mensen met een beperking niet alleen een rol kan spelen bij het bepalen van geloofwaardigheid, maar ook bij bijvoorbeeld de toekenning van eigenschuld aan het slachtoffer en verwijtbaarheid aan de dader (Biklen & Schein, 2001; Quarmby, 2008; Rogers et al., 2009; Williams, 1995). De neiging om slachtofferschap minder serieus te nemen bij ‘onverstandig’ gedrag van het slachtoffer, en daarmee impliciet een aandeel in de schuld, werd ook door respondenten herkend (PO5; RC).

Vooronderstellingen over mensen met een LVB kunnen het verloop van de melding van een delict tot het vervolg hierop in de strafketen in belangrijke mate beïnvloeden (Keilty & Connelly, 2001). De attitude jegens slachtoffers met een beperking zou even belangrijk, zo niet belangrijker zijn dan de fysieke toegankelijkheid van hulp (Tyiska, 2001).

Dader met een LVB

Ook de wetenschap dat de dader een LVB heeft kan overigens gevolgen hebben voor de mate waarin het slachtoffer serieus genomen wordt. Onderzoek door Keilty en Connelly (2001) liet zien dat wan-neer ook daders van seksueel geweld een VB hebben, het delict vaak als minder zwaar bestempeld werd en dat men in een aantal gevallen op grond daarvan van mening was dat de verdachte niet verantwoordelijk gehouden kon worden voor zijn gedrag. Een van de respondenten gaf een voor-beeld van een situatie waarin zowel het slachtoffer als de dader een VB had en waar deze informatie invloed had op het doen van aangifte.

81

Ik heb gisteren de ouders hier gehad van een jongen met een licht verstandelijke beperking die aangifte wilde doen van verkrachting, waarvan de politie heeft gezegd “Dat gaan we helemaal niet doen, want dat hoort niet in het strafrecht thuis, want die andere jongen is ook licht verstandelijk beperkt.” (…) Ze gaan dus naar de politie en die stuurt ze gelijk al weg. (AD4)

Verminderde bereidheid aangifte op te nemen

Het inschatten wanneer een verklaring daadwerkelijk minder betrouwbaar is, is in de praktijk moei-lijk (zie par. 3.4.6 over het betrouwbaar verklaren van mensen met een LVB). Een respondent die aangaf het wel eens moeilijk te vinden verhalen op waarde de schatten, benadrukte het belangrijk te vinden om het slachtoffer ook wanneer er twijfel is serieus te benaderen (SL1). Het twijfelen aan de betrouwbaarheid van een verhaal van mensen met een LVB, al dan niet gedeeltelijk ingegeven door de wijze waarop dat verhaal verteld wordt, kan in de praktijk echter leiden tot een verminderde be-reidheid om aangiften op te nemen. Zo vertelde een advocaat over verschillende gevallen waarbij, ondanks het feit dat de politie verplicht is om aangiftes van een strafbaar feit op te nemen, grote overredingskracht nodig was om politie over te laten gaan tot het opnemen van een aangifte van een slachtoffer met een LVB, omdat getwijfeld werd aan de betrouwbaarheid van het verhaal (AD4). Der-gelijke situaties waarin het slachtoffer niet geloofd wordt of waarbij de politie terughoudend is ver-der actie te onver-dernemen vergen assertiviteit die het slachtoffer met een LVB mogelijk ontbeert (SH6).

Wat ik ook onbegrijpelijk vind, is - dat gebeurde ook bij dat meisje - dan wordt er rustig een telefoni-sche afspraak gemaakt voor rustig nog eens een week later, en die is dan ook nog eens een week ver-zet, waardoor dus nog meer tijd verstrijkt. Dat zal wel te maken hebben met de bezetting bij de politie, maar ik zou denken dat als het gaat om een serieus misdrijf als verkrachting, en die moeder belt, dan zou ik zeggen: “Hier met jou, nu, zo snel mogelijk”. Ik denk dat als je een hoogopgeleid persoon bent, dat je zou zeggen: “Nu wil ik met mijn dochter langskomen, ik duld geen uitstel”, maar dat heeft er denk ik ook wel mee te maken, ik bedoel, dat bijdehante mensen altijd eerder op hun strepen staan en zorgen dat ze te woord worden gestaan dan wat stillere mensen misschien. En dat geldt dan natuurlijk ook weer bij de aangifte. (…) Ja, goed, als je zegt de secundaire victimisatie gaat natuurlijk om je recht als slachtoffer goed te gelde kunnen maken, dat zou je dan kunnen zeggen. (RC)

Een respondent benoemde dat, wanneer een zaak niet aangiftewaardig lijkt, de politie in het gunstig-ste geval een signaal afgeeft naar de zorgverlening dat het voor een aangifte belangrijk is dat er eerst meer duidelijkheid ontstaat (PO6). Het risico op (impliciete) secundaire victimisatie (zie par. 1.5) lijkt in deze fase voor slachtoffers met een LVB dus relatief groot.

Het is bij de aangifte van belang dat de ambtenaar voldoende in staat is om de signalen die de aange-ver geeft correct te interpreteren als een strafbaar feit. Als het slachtoffer onvoldoende wordt begre-pen, dan voelt ‘ie zich daar ook nog een keer slachtoffer. Ja, als je niet serieus genomen wordt bij de aangifte, dan is dat het grootste probleem. (SH7/8)

Met betrekking tot de terughoudendheid een aangifte op te nemen, stelde een van de LVB-deskun-digen het volgende:

Maar wat veel belangrijker is, is dat daar soms van die oudere reflexen bij de politie nog zijn, van “ver-standelijke beperking, daar kan ik niks mee dus daar wil ik liever geen aangifte van opnemen, want dat wordt toch niks”. Terwijl het niet aan de politieman of -vrouw is om dat te beslissen, maar aan de OvJ om dat te beslissen, of er wel of niet vervolging wordt doorgezet. (DK6)

82

Evenals deze LVB-deskundige gaf ook een andere respondent expliciet aan dat twijfel over de be-trouwbaarheid niet zou moeten leiden tot het onverrichterzake naar huis gaan van het slachtoffer; deze respondent gaf aan niet op de stoel van de rechter te willen gaan zitten en de procedure, ook bij twijfel, dus gewoon in te zetten (PO4).

Tijd en ruimte

Ten slotte spelen ook zaken als tijdsdruk, ruimtegebrek en capaciteitsgebrek een rol in de bejegening van slachtoffers door de politie. Hoewel dit geldt voor alle slachtoffers, werd herkend dat juist voor de correcte bejegening van slachtoffers met een LVB tijd en rust vaak extra hard nodig waren. Balie-medewerkers gaven aan dat er soms niet genoeg tijd en ruimte was voor een rustig gesprek, en ook de telefonische medewerkers gaven aan dat het - i.v.m. wachtende bellers en werkdruk - kan voor-komen dat er ongeduldiger gereageerd wordt op iemand die minder vlot of helder communiceert (PO2). Afhankelijk van de werkdruk wordt in zo’n geval het gesprek snel afgerond of wordt er verder doorgevraagd (PO3). Onderzoek van Ask en Landström (2010) bevestigt dat gebrek aan tijd de wijze waarop slachtoffers behandeld worden negatief beïnvloedt. Aangezien de communicatie met men-sen met een LVB en het mogelijk herkennen van kenmerken van een LVB doorgaans juist meer tijd kosten, hebben dergelijke situaties bij hen naar verwachting meer impact.

Toen we nog in de oude setting zaten toen voerden we tussen de 80 en 110 gesprekken per dag. (…) Nu doen we minder, maar zijn we per gesprek veel intensiever bezig, want je moet veel meer dingen doen. En we werken constant onder enorme druk. We hebben de hele dag soms wel 10 tot 30 wachters. Dat zie je dan ook voor je. En ongemerkt raak je daardoor toch opgedraaid en dan krijg je een wat onge-duldige reactie. (PO2)

Vanwege kenmerken van een LVB zoals het sneller afgeleid zijn door prikkels en moeizame informa-tieverwerking, kan het hebben van voldoende tijd en een rustige omgeving ook belangrijk zijn bij het doen van aangifte. De respondenten van de servicedesk gaven beiden aan dat voor een aangifte door een slachtoffer met een LVB meer tijd en energie nodig is om antwoorden te krijgen die belangrijk zijn voor de zaak, terwijl het in de praktijk vaak druk is en er niet altijd een aparte ruimte beschikbaar is (PO4; PO5). Dit leidt ertoe dat er ofwel niet genoeg tijd genomen wordt voor het opnemen van de aangifte, of dat er een afspraak gemaakt wordt voor een later moment. Beide situaties leiden bij slachtoffers met een LVB tot een extra risico, hoewel sommige slachtoffers met LVB in staat blijken te zijn om ook in een dergelijke situatie hulp ‘af te dwingen’:

Nou ja, toen moest ik ook melden dat m’n fiets was gestolen, maar ik was zo overstuur dat ik eigenlijk ook boos was op de... zo van: “Ja waar is m’n fiets nou gebleven, waarom jatten ze die eigenlijk?” En dan kom je, toen ben ik volgens mij naar het bureau gefietst... eh oh nee, dat kan niet [lacht] ja ik moest even denken van... nee naar het bureau gelopen [onverstaanbaar] naar het station. En toen moest ik me melden aan die balie. Maar die vrouw was chagrijnig man, die agent, en ik had zoiets van: “Tjonge jonge, m’n fiets” en die zei: “Hier is het formulier”. [verheft stem: ] “Ja, hier is je formulier, goedemiddag, ja uw fiets is gestolen? Schrijf maar op wanneer, waar, hoe het is gebeurd, op welke plek”, maar ja, dat was een heel lange lijst waarvan ik gewoon niet snapte wat er allemaal stond. “Ja, mevrouw, gewoon effe lezen [autoritair]”. Ik zeg: “Nou, misschien kan het...”, maar ik denk “Ja, als er tegenin ga dan krijg ik misschien... kan ik dadelijk nog in de cel gaan zitten bij wijze van spreken”. Dus ja, toen heb ik gevraagd of ze het toch maar wilde uitleggen. “Ja, ik heb nu even geen tijd.” Geen tijd? Ik zeg: “Ja maar ik heb gewoon effe hulp nodig”. “Ja, ik ga wel kijken of een collega van mij kan hel-pen.” “Nou, da’s fijn.” Ik bleef maar gewoon beleefd, dus ik heb gezegd: “Ja dat is goed, dankjewel”, ondanks dat ik het eigenlijk niet zo leuk vond. Dus op een gegeven moment heeft ze er iemand bijge-haald en toen heeft die collega mij wel geholpen met de vragenlijst. (Erv.desk.)

83

3.4.5 (Het overzien van) de consequenties van melding of aangifte

Als de stap naar de politie eenmaal is genomen en het slachtoffer zover is dat aangifte gedaan kan worden, is het belangrijk dat het slachtoffer overziet wat de consequenties zijn van de te maken keuze. Veel respondenten geven aan dat hier knelpunten liggen. Het doen van aangifte heeft conse-quenties voor het slachtoffer zelf: het traject kan soms langdurig zijn en veel vergen. Ook kan een aangifte leiden tot represailles door de dader of de omgeving. De aangifte heeft daarnaast soms on-voorziene of ongewenste consequenties voor anderen: voor de dader, maar ook voor de omgeving. Ook kunnen de positieve effecten van aangifte overschat worden. In plaats van voor aangifte kan ook gekozen worden voor een melding. In dit geval onderneemt de politie doorgaans geen verdere stap-pen wat betreft opsporing, maar wordt de situatie wel vastgelegd in het systeem. Dit heeft door-gaans minder consequenties voor het slachtoffer, maar heeft ook beperktere consequenties voor bijvoorbeeld de mate waarin eventuele herhaling van het delict voorkomen wordt. In sommige ge-vallen wordt een strafbaar feit toch nog ambtshalve vervolgd, zodat er toch een opsporingsonder-zoek wordt ingesteld. Het slachtoffer wordt dan alsnog gevraagd een verklaring af te leggen. De belasting van aangifte voor het slachtoffer

Verschillende respondenten spraken over de belasting die het laten opnemen van een aangifte met zich mee kan brengen en de wijze waarop aangifte doen beleefd wordt. Hierbij bestaat de indruk dat dit proces voor slachtoffers met een LVB vaak relatief belastend is. Respondenten verwezen hierbij onder andere naar de mate van gedetailleerdheid en het soort vragen dat hier gesteld wordt, in combinatie met het vaak lage zelfbeeld en de achterdocht van mensen met een LVB. Zo kan het voor slachtoffers met een LVB moeilijk zijn om te begrijpen dat de vragen van politie zonder emotie ge-steld worden en feitelijk en concreet zijn; zij zouden het gevoel kunnen krijgen dat de vragen die gesteld worden impliceren dat ze het zelf hadden uitgelokt of zelf de dader zouden zijn (SH2).

Bij de aangifte misschien ook al. Er worden natuurlijk kritische vragen gesteld, en als je het bijvoorbeeld hebt over een mishandeling, dan wordt er ook snel gevraagd van: “Maar wat deed jij dan? Waarom moesten ze nou net jou hebben? Wat heb jij gezegd, wat heb jij geroepen? Heb jij ook geslagen?” Dat zijn geen vragen om zijn verhaal in twijfel te brengen, dat zijn gewoon vragen die wij liever hier stellen. Want anders krijgen we het geheid terug van justitie, want die willen het gewoon weten. Dus dat kan bij een LVB zeker zo hard aankomen denk ik, van: “Dat heb ik net verteld, geloof je me niet?” (PO7)

Overzien van consequenties is moeilijk

De respondenten noemen verschillende voorbeelden van slachtoffers met een LVB die deze veelheid aan consequenties van hun beslissing niet goed hadden ingeschat. Zo vertelde een respondent over een slachtoffer dat haar verhaal gedurende het traject wel vijf keer moest vertellen en na afloop aangaf dat, als ze van tevoren had begrepen hoe het zou gaan en wat de uitkomst was, ze er nooit

In document Onbeperkt toegang tot recht? (pagina 78-85)