• No results found

7. Analyse

7.3 Kenmerken van de uitvoerende organisatie

Er zal nu gekeken worden naar de uitvoerende organisatie van de gemeente Oegstgeest zelf, en de invloed daarvan op de beleidsuitvoering. Een eerste kenmerk is de taakverdeling overheid, markt & particulier initiatief. Voor het grootste gedeelte komt het takenpakket direct te liggen bij de gemeente Oegstgeest zelf. Wel is er sprake van uitbesteding van sommige taken aan marktpartijen. Zo worden er voor sloop werkzaamheden en schaderegistratie na bijvoorbeeld brand het bedrijf Salvage ingeschakeld. Ook wordt het Rode Kruis voor opvang ingeschakeld. Aansturing van deze partijen verloopt dan weer vanuit een gemeente. Ook hier geldt dat dit op papier is geregeld maar verder niet praktisch is voorgekomen, althans niet op de schaal van een serieuze crisis. Kleinschalige inzet van bijvoorbeeld Salvage komt wel voor, maar het gaat dan om een technische routine

uitvoering (zoals sloop). Dit heeft verder geen grote waarneembare invloed op de beleidsuitvoering van bevolkingszorg in zijn geheel.

Een tweede kenmerk van de uitvoerende organisatie is de aard van horizontale netwerkrelaties & aard van verticale hiërarchie waarin zij werkt. Hier is sprake van een divers beeld. De gemeente Oegstgeest werkt natuurlijk in de eerste zin binnen het samenwerkingsverband van de VRHM. De VRHM stelt het beleid omtrent bevolkingszorg vast en de individuele gemeenten voeren dit, zoals na voren is gekomen. Er lijkt hier sprake te zijn van een verticale hiërarchische relatie maar dit is niet het geval. De veiligheidsregio heeft namelijk geenszins een machtsmonopolie. Formeel is de VRHM ook geen aparte bestuurslaag, maar een onderdeel van de deelnemende gemeenten via de gemeenschappelijke regeling. Hoewel de VRHM zelf wel degelijk een eigen organisatie is qua personeelsstructuur met de verschillende hoofden.

Tegelijkertijd zijn de gemeenten ook weer afnemer van de VRHM als het gaat om bevolkingszorg. De gemeenten hebben dus eigenlijk een dubbele pet op. Wellicht zelfs een driedubbele als de samenwerkingsrol met de andere hulpverleners (politie, brandweer, GHOR) apart wordt meegerekend. Deze aparte constructie lijkt eigenlijk daarmee tussen een horizontale en verticale variant in te zitten. Los hiervan kan de samenwerking tussen gemeente Oegstgeest en de VRHM inmiddels als goed worden bestempeld. Zoals eerder besproken is er geen sprake van werkelijke politieke belangen, en ook over de doelstellingen is men het eens. Ook is de uitvoering in lijn met de vastgestelde structuur, en loopt de gemeente zelfs voor op de VRHM met aannemen van de bevindingen van de VRHM. Er is veel formeel en informeel contact tussen beleidsuitvoerders en de VRHM, zo nemen de beleidsuitvoerders deel aan extra werkgroepen binnen de VRHM. Gedurende de eerste twee jaar was dit contact er nauwelijks, toen er nog een andere beleidsuitvoerder bij de gemeente werkte.

Naast de VRHM is ook nog de BRL, het verband van gemeenten in de Leidse regio die samenwerken op het gebied van bevolkingszorg. Dit is wel puur horizontaal, aangezien de gemeenten elkaar op gelijke voet tegenmoet treden (ondanks onderlinge verschillen in grootte) en het ook vanuit de gemeenten zelf is opgezet. Ook hier verloopt de samenwerking over het algemeen voorspoedig. Er wordt momenteel toegewerkt naar een volledige samenvoeging van de verschillende TBZ’s.

Een derde kenmerk van invloed voor de uitvoerende organisatie is de beleidsvrijheid. Deze hangt in de eerste instantie weer af van de mate van wettelijke ruimte. Als er gekeken wordt naar de Wvr en het Bvr is deze ruimte groot. Deze wetten concentreren op de doelstellingen en de benoeming van verantwoordelijkheden. Verder wordt er maar zeer weinig invulling wordt gegeven aan hoe de doelstellingen precies bereikt moeten worden en hoe precies de taken omtrent bevolkingszorg georganiseerd moeten worden.

Er wordt wel een TBZ genoemd en enkele functies die daarin vervuld kunnen worden en natuurlijk de Veiligheidsregio die bepaalde beleidsplannen moet maken, maar de details van de werkelijke organisatiestructuur worden niet genoemd. De wet en het besluit zeggen daarnaast niets over de aard of omvang van bevolkingszorg. Ook de manier waarop de taken van bevolkingszorg moeten georganiseerd is niets praktisch over te vinden. Wat er precies geleverd moet worden met deze taken of anderszins concrete eisen hiervoor staan ook niet beschreven. Het blijft vooral bij het stellen van kaders; wat er bereikt moet worden, wat de taken zijn, wat een veiligheidsregio is en wat deze moet doen. Het “hoe” komt echter verder niet naar voren.

Het vormgeven van deze daadwerkelijke inhoudelijke beleid omtrent bevolkingszorg wordt dus door de wet bij de veiligheidsregio gelegd, hier de VRHM. Hoewel de VRHM dus een wettelijk mandaat heeft om het beleid omtrent rampenbestrijding (waaronder bevolkingszorg) nader uit te werken blijven de gemeenten zelf autonoom in de keuze of zij hier vervolgens in meegaan. Aangezien de VRHM is opgezet vanuit diezelfde gemeenten met onder andere dit doel van beleidsvorming ligt het voor de hand dat zij dit ook uitvoeren, maar uiteindelijk houden zij zelf de regie.

Wettelijk ligt er dus weinig echt vast, zowel inhoudelijk qua beleid als qua macht toebedeling. Een tweede onderdeel wat de beleidsvrijheid bepaalt is de massaliteit van beslissingen. Bij bevolkingszorg is van massaliteit nauwelijks sprake. Het gaat om enkele beslissingen omtrent organisatiestructuur en, in geval van een hypothetische crisis, het maken van eigen weloverwogen beslissingen op basis van ervaring en training. Van automatisering van beslissingen is dan al helemaal geen sprake.