• No results found

Kader voor ontwikkeling van de vignetten, de vier casussen van PGE

constructie van de vignetten

4.2 Kader voor ontwikkeling van de vignetten, de vier casussen van PGE

Het bureau RadarAdvies geeft de training PGE; de training die we in voorliggend onderzoek evalueren.

33

In het trainingsmateriaal gaat men uit van drie typen PGE, gecombineerd met zes fasen in de ontwikkelingsgang naar de aanslag (Lenos & Leeuw, 2012; Radaradvies/NCTV, 2012).

De drie typen zijn:

 Gegriefden, gekwetsten, gefrustreerden;

 Psychisch verwarden of kwetsbaren;

 Radicaliserenden.

De typen kunnen elkaar overlappen en kunnen elkaar versterken.

De fasen in het proces naar gewelddadige eenling zijn: Grief:

Bij de persoon bestaat het idee dat hem of haar onrecht aangedaan is, of meer algemeen er is sprake van grote ontevredenheid of frustratie. Er is vaak behoefte aan wraak, erkenning en bekendheid.

Indicator hiervoor: verstoorde omgang met autoriteit, woede en agressie, gedragsverandering.

Gewelddadige ideeënvorming:

De potentiële dader kan de grief niet achter zich laten: de grief wordt een obsessie. Het idee ontstaat om geweld te gebruiken en geweld wordt beschouwd als oplossing van hun probleem.

Indicator hiervoor: geweldsfantasieën, gefascineerd door wapens, hebben discussies met anderen over bedreigingen.

Onderzoek en planning van de aanslag:

Plannen worden meer concreet. Er wordt informatie verzameld over het doelwit, bekend of onbekend gebied wordt verkend en een vluchtplan gemaakt.

Indicator hiervoor: uitlekken van plannen. Voorbereiding van aanslag:

Voorbereiding van de bewapeningsfase, tijdschema’s worden opgesteld, plattegronden gemaakt.

Indicator hiervoor: concrete bewapening. Uitvoering van aanslag:

Reizen naar plaats delict en de ultieme escalerende daad wordt uitgevoerd.

34

Verder geven Lenos & Leeuw (2012) aan dat bepaalde omstandigheden, gebeurtenissen en ervaringen risicofactoren (triggerevents) kunnen vormen voor gewelddadig gedrag of juist beschermende factoren kunnen zijn. Deze zijn gelegen in de persoon zelf, zijn relaties, zijn wereldbeeld en zijn ervaring en beleving van geweld. Meer specifiek laten deze factoren zich als volgt uitwerken:

Persoon

 Grief of krenking waaraan persoon vasthoudt; verbittering  Opwaardering van eigen persoon

 Psychiatrische problemen of verleden daarmee

 Sterk de overtuiging gelijk te hebben, gelijk willen opeisen  Monomaan gedrag (obsessie)

 Een daad willen stellen

 Verandering uiterlijke manifestatie  Middelengebruik

Relaties

 Eenzaamheid, sociaal isolement  Zorgmijdend

 Verstoorde omgang met autoriteit  Woede en agressie

 Gedragsverandering

 ‘Leakage’, communicatie aan derden

Wereldbeeld

 Dichotoom: goed versus slecht, gelovig versus ongelovig  Complotdenkend

 Fixatie of obsessie richting publiek persoon of groep in samenleving  Radicale/extreme ideologie

Geweld/dreiging

 Fascinatie voor geweld.  Wapens

 Toegang tot wapens  Bekend met vechtsporten

35

 Huiselijk geweld

 Aankondiging geweldsdaad

 Gewelddadige games: first shooter games

Voor constructie van de vignetten, de vier casussen van PGE is mede op basis van de onderzoeksliteratuur uitgegaan van dimensionaliteit (met scheidslijnen per dimensie waardoor waarden per dimensie ontstaan) en niet van een typologie. Elke combinatie van waarden op dimensies levert in principe uitgangspunt voor een vignet van een PGE.

Eén relevante dimensie is die van de gefaseerde ontwikkeling tot een PGE: 1. Grieven 2. Ideeënvorming 3. Planning 4. Voorbereiding 5. Start uitvoering 6. Aanslag

Als tweede relevante dimensie gelden de risicofactoren: a. Persoon (inclusief psychopathologie)

b. Relaties (inclusief grieven, solisme, lekken) c. Wereldbeeld (inclusief radicalisering)

d. Affiniteit met geweld (inclusief geweldsincidenten, wapens)

Elk vignet heeft een waarde op de dimensie ontwikkeling tot PGE, dat wil zeggen: verkeert in een van de zes fasen. Elk vignet heeft in theorie waarden op elk van de risicofactoren persoon, relaties, wereldbeeld en affiniteit tot geweld. We hanteren dan het volgende raamwerk voor de vignetconstructie.

Fasen Persoon Relaties Wereldbeeld Affiniteit geweld

Grieven Ideeënvorming Planning Voorbereiding Start uitvoering Aanslag

36

Aangezien het bij de risicofactoren om abstracte noties gaat, is per factor een vertaling naar specifieke subaspecten nodig. Daarvoor zijn elementen gebruikt die volgens het cursusmateriaal van RadarAdvies wijzen op zorgelijke signalen (presentatie sheet 81; de handreiking voor de cursus van RadarAdvies, p.29). Het gaat om de volgende vertaling.

1. Persoon:

a. Geslacht (M,V), leeftijd, nationaliteit (Nederlands, anders), etniciteit (blank, andere etnische groep)

b. Psychiatrische stoornissen (wanen, obsessies, emotionele instabiliteit, ontwikkelingsstoornis, persoonlijkheidsstoornis; diagnose of

gedragssymptomen)

c. GGZ-verleden (geen, afgebroken of niet-passende behandeling) d. Middelengebruik of gedragsverslaving (geen, alcohol, drugs, internet) e. Energieniveau (laag, normaal, hoog) en dag/nachtritme

(normaal/gestoord)

f. Uiterlijke manifestaties (aangepast, onaangepast)

2. Relaties:

a. Opleidings- of arbeidsrelatie (geen, onder niveau, op passend niveau) b. Gezinsverband (geen, onvolledig, normaal gezin of relatie)

c. Grieven, ervaring van onrecht dat obsessieve vorm heeft (geen, wel) d. Contacten, netwerken en communicatie (internet)

e. Sociaal isolement (sociaal geaccepteerd, sociaal geïsoleerd) f. Lekken van gewelddadige intenties (niet, wel)

3. Wereldbeeld:

a. Religiositeit (afwezig, zwak, sterk)

b. Extreme maatschappelijke ideologie (radicalisering) c. Rechtvaardigheidsbeleving (niet, wel)

d. Complottheorie (niet, wel)

e. Visie op de rechtstaat/rechtsorde en haar middelen tot conflictoplossing (positief, negatief)

4. Affiniteit met geweld

a. Geweldsincidenten in het verleden (niet, wel) b. Strafrechtelijk verleden (niet, wel)

37

c. Intensief gebruik van gewelddadige games (niet, wel)

d. Kennis over gebruik van wapens of gevaarlijke agentia (niet, wel) e. Toegang tot wapens of gevaarlijke agentia (niet, wel)

f. Dreiging met geweld (niet, wel)

4.3 Casusconstructie

Idealiter wordt elke waarde op de ene factor gecombineerd met elke waarde op elke andere factor zodat een vol factorieel model ontstaat. Elke casus krijgt invulling op (een van zes) fasen en op de factoren persoon, relaties,

wereldbeeld en affiniteit met geweld. Het conceptuele probleem dat zich daarbij aandient, is de multidimensionaliteit van elk van de factoren (persoon, relaties, wereldbeeld en affiniteit met geweld). Dit leidt tot een zeer groot aantal combinaties, hetgeen in de praktijk onhanteerbaar wordt.

Daarom is besloten de casusconstructie anders aan te pakken. Het raamwerk vormt weliswaar het concpetueelmodel maar wordt nu vooral benut als kader om variatie in de casus te krijgen. Mede omwille van de ecologische validiteit is gebruik gemaakt van enkele ingekorte casusbeschrijvingen die zijn aangereikt door een recherchepsycholoog van de KLPD die gespecialiseerd in dit

onderwerp en enkele door de onderzoekers bedachte casussen. Ze zijn voorgelegd aan de begeleidingscommissie van het onderzoek.

We komen dan tot de volgende casussen. Casus 1 en 2 voldoen aan criteria voor PGE. Casus 3 mist een historie aan geweld, maar heeft enige kenmerken van een Syrië-ganger. Casus 4 is de minst uitgesproken PGE; het gaat hier eerder om een psychopaat (antisociale persoonlijkheidsstoornis) dan om een PGE.

In het volgende schema worden de vier casussen gekenschetst. Voorbereiding, start uitvoering en aanslag zijn buiten de casussen gelaten, omdat dat

identificatie evident zou hebben gemaakt. De volgorde in het schema wijkt af van de cijfermatige volgorde, omdat de PGE’s in het schema zijn gerangschikt naar de fasen in het PGE-ontwikkelingsproces.

38

Persoon Relaties Wereldbeeld Affiniteit geweld

Grieven M, 33 jaar (casus 1

Danny) Verleden van Angststoornis en paranoïde psychotische symptomen Zonder partner Werkzaam als ICT-er Imponeert met lege hulzen en verhalen over wapens Collega’s en personeelsmanager bezorgd Is lid van schietvereniging Vraagt wapenverlof aan M, 21 jaar (casus 4 John) Geringe impulscontrole; Driftig Dominant: speelt de baas Meerdere vriendinnen gehad Wraakzucht vanwege afgetuigde vriend Motto: de sterkste wint Geen maatschappelijke of politieke betrokkenheid

Van kinds af vaak betrokken bij vechtpartijen Fysiek getraind door sportschool

Ideeënvorming M, 21 jaar (casus 2

Barend) Asperger syndroom en agressie uitbarstingen Dreigende en suïcidale uitlatingen Middelengebruik (wiet, speed) gameverslaving Veel schoolwisselingen, vanaf 16 jaar zonder opleiding of werk Haat studerende zus Verlies van vriend(en)

Gewelddadige games Intimideert en bedreigt gezinsleden

Planning M, 40 jaar (casus 3

Ahmed)

Zonder partner; geen vrienden

Enkele reis Turkije

Aanhanger van Islamitische rebellen en van Syrische oppositie; bezoekt radicale Islamitische bijeenkomsten Fanatiek geworden in geloofsuitingen Geen geweldsincidenten Voorbereiding Start uitvoering Aanslag

39

In voorliggend onderzoek zijn de volgende casussen aan de respondenten voorgelegd.

Case 1 Danny

Een personeelsmanager van een opleidingsinstituut hoort dat een van de werknemers, de 33 jarige Danny, een wapenvergunning wil aanvragen. Het is de personeelsmanager opgevallen dat Danny op de werkplek met lege hulzen zat te spelen. Ook vertelt Danny zijn collegae regelmatig over wapens en over zijn fascinatie daarvoor. Onder de collegae en de personeelsmanager bestaat enige zorg omdat Danny niet zo stabiel zou zijn. In het verleden had hij een angststoornis, hoorde stemmen en waande zich achtervolgd door de KGB.

Danny is werkzaam als IT-er; heeft geen relatie en woont alleen. Hij is lid van een schietvereniging.

Case 2 Barend

Barend is 21 jaar en heeft gedragsstoornissen en het Aspergersyndroom. Tussen zijn 12e en 16e jaar werd hij van diverse scholen verwijderd vanwege agressief gedrag. Vanaf zijn 12e jaar gebruikt hij wiet en speed. Vanaf zijn 16e zit hij thuis, zonder opleiding of werk. Zijn voornaamste activiteiten zijn het spelen van oorlogsgames, blowen en speed gebruiken en vrienden bezoeken. Zijn dag-nachtritme is omgekeerd.

Sinds de aanschaf van de gewelddadige oorlogsgame ‘call of duty’ speelt hij dit spel vrijwel voortdurend online met anderen. Daarbij gaat hij zeer op in het spel, getuige het voor de gezinsleden hoorbare schreeuwen en schelden tijdens het gamen. Onderwijl gebruikt hij drugs. Met twee vrienden raakt het contact verbroken: met de een door een conflict en met de ander doordat deze hem niet meer herkent.

Gezinsleden, met name zijn moeder en zijn studerende zus, die hem aanspreken of hulp bieden, brengen hem in staat van razernij. Hij intimideert hen in hoge mate met verbale bedreigingen door zijn gewelddadig gedrag heeft de inventaris in de woning het zwaar te verduren. Zijn uitlatingen wijzen ook op een suïcidale intentie.

Case 3 Ahmed

Ahmed is een veertiger. Hij was tijdens het conflict in Tsjetsjenië een aanhanger van Islamitische rebellen, maar niet heel fanatiek. Wel kwam hij op het werk enkele malen in conflict met collega’s uit voormalig Oost-Europa.

Ahmed heeft op een gematigd Islamitische basisschool gezeten. Zijn ouders zijn wel praktiserende moslims, maar zijn net als Ahmed niet streng. Hij is ongetrouwd, heeft geen vriendin.

Sinds kort staat Ahmed achter de Syrische oppositiebeweging, met name achter Al Nusra. Ook bezoekt hij met enige regelmaat bijeenkomsten van radicale imams en andere

40

voormannen van de radicale Islam. Hij is ook wel eens naar een besloten discussieavond van Koranlezers geweest, maar heeft zich nimmer aangesloten bij deze club en heeft daar ook geen relaties in de zin van vrienden opgedaan.

Plots wordt hij fanatieker in zijn geloof; hij bidt nu vijf maal per dag en wil niet meer dat zijn zus in een bikini rondloopt. Onlangs heeft hij een open vliegticket naar Turkije gekocht.

Ahmed is als jong volwassene nooit betrokken geweest bij geweldsincidenten.

Case 4 John

Jonge man van 21 jaar – John - kan slecht zijn impulsen onder controle houden. Op de basisschool was hij al zeer driftig en vaak betrokken bij vechtpartijtjes. Zijn beste vriend is onlangs afgetuigd door lid van concurrerende voetbalclub. Nu zint hij op wraak. John heeft diverse vriendinnen gehad, maar is op dit moment zonder relatie. Hij bezoekt de sportschool minstens drie maal per week en traint hard; hij heeft dan ook een uitstekende conditie.

John heeft weinig affiniteit met politiek en de samenleving, zijn blik beperkt zich tot zijn onmiddellijke omgeving. John probeert de baas uit te hangen in zijn eigen milieu. Zijn motto is ‘de sterkste wint.’

Hij heeft enkele malen in jeugddetentie doorgebracht wegens geweldsdelicten en roofovervallen.

Een norm voor wel of niet juiste beantwoording van de vragen bij elk van de vignetten, is niet vooraf vastgesteld. Er is geen vast stramien en absolute waarheid in de omgang met een PGE en hoe dus te handelen (Evaluatiememo RadarAdvies, november 2012). Op basis van een schema van het

Veiligheidshuis IJsselland6 kan overwogen worden hoe zinvol het is om aan bovenstaand kader per fase in de ontwikkeling naar geweld passende manieren van handelen toe te voegen (zie bijlage 4). We gaan er binnen voorliggend onderzoek niet verder op in. Wel is het duidelijk dat casus 4 de minst prototypische PGE is.

De casussen zijn voorgelegd aan alle respondenten, zowel aan cursisten als aan de controlegroep, i.e., de personen die op de wachtlijst staan. Omdat er geen “goede antwoorden” zijn, is gevraagd in hoeverre de respondent elke betreffende casus alarmerend vindt.

In de volgende hoofdstukken gaan we in op de resultaten van het onderzoek.

6 (zie http://www.veiligheidshuisijsselland.nl/docs/Visio-gewelddadige%20eenling %20aangepaste %20versie%20V1%200.pdf)

41

5 Resultaten: de reikwijdte van de training PGE

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we in op de onderzoeksvraag die gaat over het bereik ofwel de reikwijdte van de training PGE (onderzoeksvraag 6). In feite omvat deze onderzoeksvraag verschillende subvraagstukken:

1. Wat is de doelgroep van de training zoals RadarAdvies als

trainingsbureau is voorgeschreven door haar opdrachtgever de NCTV? 2. Op welke manier heeft RadarAdvies de doelgroep getracht te bereiken;

hoe zijn de cursisten voor de training PGE geworven?

3. Wat is de samenstelling van de cursusdeelnemers; in hoeverre is de beoogde doelgroep met de training bereikt?

4. Is de groep cursusdeelnemers op relevante achtergrondkenmerken gelijk aan de groep die op een wachtlijst voor de training is geplaatst?

De subvragen 1 tot en met 3 verschaffen informatie over de doelmatigheid van de training. Vraag 4 dient alleen een methodologisch doel binnen dit

evaluatieonderzoek. Om een effect van de training te meten en aan de training te kunnen toeschrijven, in plaats van aan andere factoren, is het van belang te weten of de getrainde groep (trainingsgroep) vergelijkbaar is met een controle groep, namelijk de niet-getrainde groep. Dit is de groep die op de wachtlijst staat om de training te volgen.

In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de wervingsmethode, daarna op het bereik van de training en sluiten af met de vergelijking tussen de deelnemers aan de training met degene die op de wachtlijst staan. Maar eerst geven we de hoofddoelen en de globale inhoud van de training PGE weer.

42