• No results found

Afzonderlijke aspecten van de training: resultaten

geleerde op casuïstiek en in het werk

Bijlage 6 Afzonderlijke aspecten van de training: resultaten

Ik waardeer het dat de Rijksoverheid deze training aanbiedt met ……….

De waardering dat de Rijksoverheid deze training aanbiedt, is groot. Het gemiddelde rapportcijfer is een 8.5; het hoogste rapportcijfer is een 10 (21% van de respondenten), het laagste een 7.0 (7% van de respondenten). Het gros van de respondenten benadrukt in hun toelichting op deze vraag uit het evaluatieformulier dat ze positief tegenover dit overheidsinitiatief staan en het een zeer actueel en belangrijk onderwerp vinden (‘er kunnen niet genoeg

mensen zo’n training volgen, echt voor iedereen belangrijk’; ‘het is een groeiend probleem, lang niet meer “ver van mijn bed”).

De samenstelling van de groep deelnemers waardeer ik met…….

De samenstelling van de groep deelnemers wordt door de respondenten gewaardeerd. Het gemiddelde rapportcijfer is een 8.1; het hoogste rapportcijfer is een 10 (11% van de respondenten), het laagste een 6.0 (2% van de

respondenten).

In onderstaande tabel staat vermeld wiens aanwezigheid zij tijdens de training vooral waardeerden en wie zij in hun groep hebben gemist.

Tabel 6.1 Waardering groepssamenstelling

Blij met aanwezigheid van

Gemiste personen

(frequentie) (frequentie)

‘Alle andere deelnemers’, de diversiteit 54

Politie 40 8

Onderwijs 17 9

Gezondheidszorg 15 27

Gemeente, provincie 8 6

Maatschappelijk werk

(jeugdzorg, Bemoeizorg, Zienn, Streetcorner, Vitree, predikant)

7 8

Reclassering (William Schrikker Groep) 3 2

Veiligheidshuis 3 3

Woningbouwvereniging 3 1

Bureau Jeugdzorg 2 15

Ministerie van Veiligheid en Justitie 1 3

Penitiaire inrichting, Gevangenis 1 1

143

Uit analyse van de toelichtingen bij deze vraag naar de groepssamenstelling blijkt dat de respondenten vooral de diversiteit in de samenstelling van hun trainingsgroep spontaan noemen (54 keer genoemd 33%; n=159) en positief hebben gewaardeerd.

De vraag met wiens aanwezigheid men blij is of wie men in de groep heeft gemist, is lastig te beantwoorden omdat dit waarschijnlijk deels afhankelijk is van het aantal deelnemers per geleding per trainingsgroep. In ieder geval geven de respondenten aan vooral blij te zijn met de aanwezigheid van

politiefunctionarissen in hun trainingsgroep (40 keer genoemd), maar ook met mensen uit het onderwijs en de gezondheidszorg (respectievelijk 17 en 15 keer genoemd).

De groep die men het meest heeft gemist tijdens de training vormen

vertegenwoordigers uit de gezondheidszorg (27 keer genoemd). Daarnaast mist men mensen van Bureau Jeugdzorg (15 keer genoemd).

De oefening met de kleurenwand waardeer ik met een……..

In de training krijgen de deelnemers een aantal casussen voorgelegd met de vraag in hoeverre het hier gaat om een potentieel gewelddadige eenling. Zij moeten met een van de vijf kleurenkaartjes op een muur een oordeel geven over de mate waarin de casus alarmerend is (groen) t/m rood (alarm). Deze oefening met de kleurenwand wordt door de deelnemers goed gewaardeerd. Het gemiddelde rapportcijfer dat wordt toegekend is een 8.0; het hoogste rapportcijfer is een 10 (8% van de respondenten). Het laagste rapportcijfer is een 4.0 dat door 1 respondent wordt gegeven. Het argument dat wordt gegeven voor deze ene lage score is dat deze oefening ‘na een training van de

Politieacademie minder toegevoegde waarde heeft.’

De oefening met de kleurenwand wordt positief gewaardeerd vanwege didactische redenen; het is ‘afwisselend, houd je bij de les!’, het is een ‘goede

actieve oefening!’. Maar ook vindt men de oefening leuk, zinvol en leerzaam. Zo

zegt men bijvoorbeeld in de toelichting: het is ‘inzichtelijk, leuk en leerzaam’,

‘interessant’, ‘leuke , zinvolle opdracht’, ‘overzichtelijk, goed om met elkaar te discussiëren’, ‘heel leerzaam: ga ik ook in mijn eigen trainingen toepassen!’.

Maar bovenal zorgt de oefening voor een soort ‘maatstaf’; de oefening zorgt ervoor dat men het eigen perspectief op PGE kan afzetten of vergelijken met gezichtspunten van anderen en andere beroepsgroepen en dat werkt

verhelderend. Een impressie uit de toelichtingen:‘Goed meetmiddel’,

144

doen’, ‘helder hoe verschillende beroepsgroepen anders kijken naar casussen’, ‘maakt perspectieven inzichtelijk’, ‘verschillende denkwijzen’, ‘dwingen tot standpunt en visieverschillen’, ‘zeer confronterend: casus Marco zat ik radicaal naast.’

De wijze waarop de theorie over verschillende typen PGE’s werd gebracht waardeer ik met een …..

Over de wijze waarop de theorie over verschillende typen eenlingen in de training is behandeld, is men gemiddeld gesproken positief. Het gemiddelde rapportcijfer is een 7.8; het hoogste rapportcijfer is een 10 (bijna 7% van de respondenten), het laagste een 4.0 (1 respondent).

De respondenten die op dit aspect positief oordelen, geven in hun toelichting bijvoorbeeld aan dat het goed en helder is uitgelegd en praktisch toepasbaar is. Respondenten die dit aspect onvoldoende vinden, geven in een toelichting aan dat het ‘niet bijzonder veel nieuwe inzichten heeft opgeleverd’ en minder toegevoegde waarde heeft in aanvulling op de eigen opleiding.

De trainer waardeer ik met een.……

De trainingen worden afwisselend gegeven door twee trainers. Het is niet bekend op welke trainer de vraag naar de waardering van de trainer betrekking heeft. We volstaan met een uitspraak over ‘de trainer’.

De respondenten vinden de trainer goed en kennen een gemiddeld

rapportcijfer van 8.3 toe; het hoogste cijfer is een 10 (13 respondenten), het laagste een 6.0 (1 respondent).

De ‘duidelijke, vlotte, enthousiaste, inspirerende, professionele en kundige’ presentatie wordt met name door de respondenten gewaardeerd.

Respondenten die iets minder positief oordelen, vinden met name dat de trainer af en toe te veel en te snel praat en daardoor niet altijd goed te verstaan is.

De gehele training geef ik het volgende cijfer……

Al met al wordt de gehele training als goed beoordeeld. Het gemiddelde rapportcijfer is een 8.1; het hoogste cijfer is een 10 (8 respondenten), het laagste een 5.0 (1 respondent).

Kwalificaties die de respondenten die positief oordelen in hun toelichting geven, zijn bijvoorbeeld: ‘interessant’, ‘leerzaam’, ‘nuttig en niet te lang’ , ‘vloog

voorbij’, ‘lekker afwisselend’, ‘goede mix, luisteren en actief meedoen’, ‘goed materiaal.’ Respondenten die minder positief zijn, vinden bijvoorbeeld dat de

145

training ‘weinig nieuws, nieuwe zaken of theorie bevatte’, ‘veel theorie bevatte’,

‘weinig toegevoegde waarde had’,‘weinig interactief was’, ‘vermoeiend was.’ Na deze training denk ik signalen van potentieel gewelddadige eenlingen eerder te kunnen herkennen….

Een groot deel van de respondenten (94%, n=157) zegt na training signalen van mogelijk gewelddadige eenlingen eerder te kunnen herkennen. Sommigen zijn daar stelliger in dan anderen; zij drukken dat uit met een rapportcijfer variërend tussen een 6.0 en een 10. Het gemiddelde rapportcijfer is een 7.2. De meningen van de respondenten zijn op dit punt wel behoorlijk verdeeld. Het hoogste rapportcijfer is een 10, het laagste een 2.0 (sd = 1.2).

Respondenten die aangeven na de training signalen van PGE’s eerder te kunnen herkennen, denken daartoe in staat te zijn omdat de training bijvoorbeeld ‘duidelijke voorbeelden’, ‘handvatten’, ‘oefeningen’, ‘theorie’ en ‘uitleg’ bevatte en ‘een goede studiemap’ heeft gegeven. Maar ook omdat de training heeft geleid tot bewustwording van signalen (‘alerter mee omgaan’, ‘weer scherper

geworden’, ‘kritisch kijken’).

Voor een beperkt aantal respondenten (6%) heeft de training niet geleid tot de verwachting signalen van PGE’s eerder te kunnen herkennen, simpelweg omdat zij aangeven weinig of niets nieuws geleerd te hebben van de training. Zo geeft men bijvoorbeeld aan: ‘radicalisering was bekend’,‘ik denk dat ik ze al goed

kende’, of zoals iemand zegt wel wat mogelijke indicatoren te hebben

bijgeleerd maar zich afvraagt of die ‘in de praktijk van alledag beklijven’. Voor weer andere respondenten blijft het moeilijke materie; zij vinden het lastig in te schatten wanneer iemand wel en wanneer geen PGE is (‘het blijft

moeilijk’, ‘het is best een gecompliceerde optelsom’, ‘er zijn geen profielen’, ‘het blijft een grijs gebied’ ).

Na deze training snap ik beter waarom en hoe individuen kunnen ontsporen en mogelijk toewerken naar een gewelddadige daad…….

Het merendeel van de respondenten (95%, n=157) snapt na de training beter waarom en hoe individuen kunnen ontsporen en mogelijk toewerken naar een gewelddadige daad. Ook hiervoor geldt dat sommigen er wat meer

uitgesproken over zijn dan anderen; de rapportcijfers die worden toegekend variëren van 6.0 t/m 10.

Gemiddeld gesproken is men er positief over (gemiddelde rapportcijfer 7.3), maar daarbij opgemerkt dat de meningen binnen de totale groep respondenten

146

nogal verdeeld zijn; het hoogste rapportcijfer is een 10, het laagste een 2.0 (sd=1.1).

Dat een groot deel van de respondenten die in meer of mindere mate na de training beter snappen waarom en hoe individuen kunnen ontsporen en mogelijk toewerken naar een gewelddadige daad (zij gaven een rapportcijfer 6.0 en hoger) komt bijvoorbeeld doordat de theorie helder en duidelijk is uitgelegd, door de voorbeelden die zijn ingebracht, door het werken met overzichtslijstjes of doordat respondenten meer inzicht hebben verworven in de verschillende PGE’s en in hoe ‘dingen zich kunnen opbouwen.’

De respondenten die een onvoldoende toekennen, geven in hun toelichting aan alles al te weten en niets nieuws te hebben gehoord.

In deze training heb ik bruikbare handreikingen gekregen over wat ik kan doen als ik mij zorgen maak om een persoon (consulteren, delen, melden).……

Een groot deel van de deelnemers (94%, n=155) zegt in de training bruikbare handreikingen gekregen te hebben over wat te doen als iemand zich zorgen maakt om een persoon, zoals iemand consulteren, de zorg delen of deze melden. Sommigen zijn er wat meer uitgesproken over dan anderen; de rapportcijfers die worden toegekend variëren van 6 t/m 10.

Gemiddeld genomen is men er positief over (gemiddelde score 7.3). De meningen binnen de totale groep respondenten zijn nogal verdeeld; het hoogste rapportcijfer dat is toegekend, is een 10, het laagste een 2.0 (sd= 1.3). De respondenten die zich in meer of mindere mate positief uitlaten en dit onderdeel een voldoende geven, vinden dat omdat zij bijvoorbeeld nu weten

‘hoe, wat en bij wie zorgen bespreekbaar gemaakt kunnen worden’, daartoe ‘praktische tips hebben gekregen’, ‘een bruikbare handleiding voor scholen hebben gekregen en meer inzicht is ontstaan in wat te doen’, ‘het

onderbuikgevoel nu beter is te omschrijven’ of men is bijvoorbeeld op de

hoogte gebracht van het bestaan van een ‘risico- bedreigingsinschatter’. De respondenten voor wie de training onvoldoende bruikbare handreikingen hebben geboden, geven aan dat zij al wisten waar zij met hun zorgen terecht kunnen. Zo zegt men bijvoorbeeld: ‘Ik heb niet veel nieuws gehoord’, ‘ik wist

daar al veel van’, ‘was reeds bekend met enkele partners en weet deze te vinden’, ‘in onze organisatie is daar al een goede structuur voor met ketenpartners’.

147

Ik weet nu beter bij wie ik terecht kan voor het delen en melden van mijn zorgen……..

De meeste deelnemers (88%, n=137) weten na de training beter bij wie ze terecht kunnen om hun zorgen te delen en te melden. Gemiddeld oordeelt men met een rapportcijfer 6.9. Wel verschillen de meningen van de respondenten behoorlijk, ze beslaan de gehele range. Waar de ene respondent een

rapportcijfer 1 geeft, geeft de ander een 10 (sd=1.4).

Degenen die zeggen nu beter te weten waar men terecht kan voor het delen en melden van zorgen geven in hun toelichting aan dat ze bijvoorbeeld in de training ‘goede tips hebben gehad, ‘er veel opties ter sprake zijn gekomen. Enkelen zijn getriggerd om dit aspect verder te gaan uitzoeken.

Degenen die aangeven na de training niet beter te weten bij wie ze terecht kunnen voor het delen en melden van zorgen, geven vooral aan dat ze dat voor de training al wisten bij wie ze met hun zorgen terecht konden (‘dat was al

bekend’, ‘geen extra’s’, ‘gelijk gebleven’, ‘had al een uitgebreid netwerk’). Met de vandaag verworven inzichten kan ik de ketensamenwerking(en) waar ik in werk effectiever en/of bewuster maken voor wat betreft vroeg- signalering van PGE’s………

De meeste deelnemers (97%; n=154) geven aan dat zij met de inzichten die zij tijdens de training hebben verworven de ketensamenwerking(en) waar zij werken effectiever en/of bewuster kunnen maken voor wat betreft vroeg-signalering van PGE’s. Gemiddeld waardeert men dit met een 7.5. Ook voor dit aspect geldt dat de meningen uiteenlopen (sd= 1.1); het hoogste rapportcijfer is een 10, het laagste een 2.0.

Respondenten die positief zijn en een voldoende geven, denken meer effectieve ketensamenwerking te kunnen realiseren en/of bewuster maken voor vroeg-signalering van PGE’s omdat zij zeggen zelfbewuster te zijn geworden. Zo wordt aangegeven: ‘ik ben er meer alert op dan voorheen’; ‘ het heeft me

bewuster gemaakt’, ‘ik zie in wat er voor nodig is qua communicatie’, ‘ik denk dat ik deze figuren vaker, sneller in het Zorg Advies Team (ZAT) inbreng!’. Ook

verwachten sommige respondenten van hun partners met eigen verworven inzichten bewuster te kunnen maken (‘scholen bewuster maken van signalen en

doorverwijzen’, ‘het steeds onder de aandacht brengen’). Weer andere

respondenten zijn er positief over omdat er in de training als het ware ‘tools’ (kennis, materiaal) zijn verworven waardoor ze beter zijn geëquipeerd om die samenwerking te optimaliseren. Men heeft nu de beschikking over theorie, een

148

theoretisch kader of materiaal dat gebruikt kan worden om collega’s of netwerkpartners beter in te lichten; zaken kunnen met deze ‘tools’ worden onderbouwd en beargumenteerd.

Degenen voor wie de training niet of nauwelijks heeft geleid tot meer effectieve ketensamenwerking of tot bewustwording voor wat betreft de

vroeg-signalering van PGE’s, geven vooral aan dat ze niet binnen zo’n

samenwerkingsverband werken of dat ketensamenwerking al voldoende effectief is en betrokkenen zich al bewust zijn van vroeg-signalering (‘Ben er al

dagelijks mee bezig’).

In de evaluatie van RadarAdvies is ook nagegaan of men in de loop van de trainingsdag zicht heeft gekregen op een of meer personen binnen het werk of anderszins die aandacht vragen en of zicht is verkregen op mogelijke

andersoortige acties in eigen werkzaamheden naar aanleiding van deze training. Bij beide vragen staan we achtereenvolgens stil.

In de loop van vandaag zijn mij een of meer personen te binnen geschoten (vanuit mijn werk of anderszins) waar ik toch iets ongeruster over ben geworden en waar ik nog eens naar ga (laten) kijken…….

Bijna even vaak wel als niet geven de respondenten aan dat in de loop van de trainingsdag een of meer personen te binnen is geschoten waar ze nu toch iets ongeruster over zijn geworden. 42% (66 respondenten, n=159) is ongeruster over iemand geworden, bijvoorbeeld over ‘een persoon met flinke

gedragsverandering of ‘een klantje die al een jaar "verdacht" rustig is’; 47% (75

respondenten) kent geen personen die verontrusten. Een beperkt deel, namelijk 12% (18 respondenten) weet het niet of heeft geen antwoord gegeven.

Van de 66 verontruste respondenten gaan er negen ook daadwerkelijk actie ondernemen. De meesten daarvan gaan verder uitzoeken hoe het zit of waar de persoon is gebleven (‘één persoon ga ik checken waar die is’, ‘bij één student

verder navraag doen’, ‘ga dit nogmaals onderzoeken’, ‘het is de moeite waard om te onderzoeken of dit een PGE zou kunnen zijn’). In een enkel geval is de

respondent van plan eerst zijn zorg te delen met een ander (‘ga ik eerst met

onze GZ- psycholoog over hebben’).

De andere verontruste respondenten die geen actie ondernemen hebben daar een waaier aan redenen voor. Zo zit een persoon die men in gedachte heeft in dententie, is er al hulpverlening ingezet of is de persoon bekend bij een

149

zorgteam, betreft het een client uit het verleden of de respondent wil het even laten bezinken.

Wat gaat u in uw werkzaamheden anders doen naar aanleiding van deze training?

Zo’n driekwart van de respondenten (n =159) zullen naar aanleiding van de training iets in hun werkzaamheden veranderen, dat wil zeggen: zij geven aan alerter te zullen zijn (‘beter letten op signalen’, ‘scherper kijken’, ‘eerder

signaleren’, ‘meer letten op gedragsverandering’, ‘alerter zijn op het proces‘, ‘sneller reageren op meldingen’) en geven aan meer aandacht aan deze

problematiek te zullen besteden. Dat zal volgens hen worden gedaan met name door:

 informatie verzamelen: ‘bij collega’s situaties van jongeren beter uitvragen’, ‘meer vragen stellen’, ‘eerder graven’;

 informatie halen en delen: ‘eerder overleggen’, ‘bespreken’, ‘eerder consulteren’, ‘eerder hulp vragen’, ‘eerder doorverwijzen naar derden’;

 informatie geven: ‘collega’s voorlichten, hen informeren’, ‘handouts tijdens werkoverleg bespreken’, ‘toezichthouders meer bewust maken’;

 informatie registreren: ‘beter documenteren’, ‘meer dossiervorming’;

 informatie benutten: ‘deze theorie raadplegen’, ‘meenemen in uitwerking beleid’, ‘ intern en extern contacten stroomlijnen en aanboren’, ‘met schoolleiding spreken over de inrichting van het gebouw’ ,

‘schoolveiligheidsplan doorlopen’.

Een klein deel van de respondenten (minder dan 10 respondenten) zal naar aanleiding van de training niets veranderen in de werkzaamheden en gaat op dezelfde voet verder.

150