• No results found

Beantwoording onderzoeksvraag 5: doorontwikkeling van de training PGE

geleerde op casuïstiek en in het werk

9.4 Beantwoording onderzoeksvraag 5: doorontwikkeling van de training PGE

5a. Op welke punten is verbetering van de training PGE wenselijk?

5b. In hoeverre is de training PGE intern consistent, dat wil zeggen: waar in de opleidingscyclus zitten zwakke plekken en waar is verbetering mogelijk? 5c. In hoeverre is de training PGE extern consistent (homogeen), dat wil zeggen: waar zitten zwakke plekken en waar is verbetering mogelijk als het gaat om opvattingen over de doelen en het bereiken ervan?

Er zijn geen majeure knelpunten in het gehele trainingstraject PGE te

onderkennen. De doelen van de training PGE zijn in dialoog en in een iteratief proces tussen opdrachtgever en de ontwikkelaars/trainers ontwikkeld. De opvattingen over de doelen verschillen niet, noch over hoe deze te bereiken. Er zijn geen verbeteringen nodig voor wat betreft de externe consistentie van de training.

Ter bevordering van de interne consistentie en met het oog op doorontwikkeling van de training PGE. kan wel een aantal punten in overweging genomen worden Het gaat om de volgende stappen uit de opleidingscyclus.

 Opnieuw vaststellen van een trainingsnoodzaak

RadarAdvies evalueert de training direct na afloop van de bijeenkomsten op satisfactieniveau en op het niveau van het leergedrag. Dat is op zichzelf prima voor een eendaagse training. Zij hebben echter geen zicht op de doorwerking van de training in de dagelijkse werkpraktijk van de cursist omdat zij niet evalueren op evaluatieniveau 3 en 4. Gezien de maatschappelijke relevantie van het onderwerp is zicht op de transfer en daarmee borging van kennis en kunde

100

vanuit de trainingssituatie naar de werksituatie een legitieme vraag. Zo ook de vraag of het probleem waarvoor de training een oplossing moest bieden, is getackeld.

Het organiseren van een follow- up enige tijd na de training kan een antwoord zijn op dergelijke vraagstukken. Denk bijvoorbeeld aan een terugkomdag, een vervolgmodule, een on-line community of fysiek lokaal of landelijk netwerk waarin wordt teruggekeken op wat is geleerd, waar leerervaringen en levensechte casussen kunnen worden besproken. Met een follow-up kan niet alleen worden nagegaan of de leerstof beklijft en wordt toegepast in het werk van de voormalige cursist. Duidelijk wordt dan ook of nog sprake is van leerbehoeften of een hernieuwde trainingsnoodzaak (de opleidingscyclus sluit zich). Dat er zo’n leerbehoefte is, blijkt uit voorliggend onderzoek; bij de groep voormalige cursisten blijft een professionaliseringsbehoefte op het gebied van PGE bestaan. Hun wensen bestaan vooral uit uitwisseling met andere

professionals uit de eigen discipline, of met andere professionals uit juist andere disciplines en meer oefening met casuïstiek. Dat pleit voor zo’n follow-up.

Zo’n vervolgaanbod kan bovendien een van de maatregelen zijn om transfer van de training naar de werkplek en organisatie te bevorderen. Ook kan zo’n aanbod bijdragen aan ontwikkeling van de expertise in het handelen om gewelddadig gedrag te voorkomen of te keren. Daaraan heeft de training immers geen substantiële bijdrage kunnen leveren.

 Leerdoelen, evaluatiecriteria en evaluatie-instrumenten, selectie cursisten, ontwerpen leersituatie

Om na te kunnen gaan of de cursisten hebben geleerd van de training en of de leerdoelen zijn bereikt, moeten de leerdoelen duidelijk zijn, zo ook de

evaluatiecriteria op basis waarvan kan worden vastgesteld of de doelen zijn bereikt. Ten aanzien van de training PGE is de doelformulering wat

problematisch; niet duidelijk is om welke doelen het nu precies gaat. Op verschillende plekken (trainingsmateriaal, documenten, gesprekken met de trainers en evaluatiememo’s) wordt gerefereerd aan verschillende doelen, zoals het opheffen van de handelingsverlegenheid, bewustwording, ‘niet-pluis’ gevoel onder woorden brengen, preventie, signalering, handelingsperspectief bieden, verbetering van de ketensamenwerking, elkaars taal leren spreken, leren van elkaar, etc. Duidelijk moge zijn dat deze ‘waaier’ aan doelformuleringen een beperking vormt in voorliggend onderzoek.

101

We vinden het wenselijk de doelen vooraf meer specifiek en expliciet te benoemen, deze te preciseren in concrete leerdoelen, desgewenst SMART9

geformuleerd, Dit is van belang om verschillende redenen.

Allereerst zijn ze van belang voor potentiële deelnemers om beter te kunnen inschatten of de training voor hen toegevoegde waarde kan hebben en deelname zinvol is. Wellicht had het kleine groepje cursisten voor wie de training geen toegevoegde waarde bleek te hebben, zich dan niet aangemeld voor de training.

Ten tweede geeft transparante doelformulering de cursusleiding richting aan wie als cursist wordt geselecteerd en hoe de groepssamenstelling moet zijn. Is een doel van de training PGE bijvoorbeeld bevordering van de

ketensamenwerking, dan is het zaak een gemêleerde groep te werven. Maar andersom geldt ook: als de besloten wordt de training PGE in-company aan te bieden, dan is het maar de vraag of het ‘bevorderen van de

ketensamenwerking’ een realistisch doel is.

Overigens is een gemêleerde groepssamenstelling naar discipline een succesfactor van de training. Mocht de training PGE in-company aangeboden (moeten) worden, stimuleer dan dat de ‘company’ enkele personen uit andere beroepsgroepen uit de directe omgeving uitnodigt (‘bevriende ketenpartners’); vraag bijvoorbeeld een wijkagent te participeren in de training op een school.

Voorts, een doel geeft ook richting aan de inhoud van een training. Uit voorliggend onderzoek blijkt dat er geen verschillen zijn tussen

beroepsgroepen in de omgang met een PGE. Wat dat betreft hoeven de groepen niet anders getraind te worden. Maar als de tendens is meer te werken met homogene groepen in in-company trainingen, dat bestaat het gevaar dat er eenzijdige input vanuit de cursusgroep komt. Het is dan aan te bevelen na te gaan of een gedifferentieerd trainingsaanbod ontwikkeld moet worden. Moet er bijvoorbeeld in de training aan cursisten uit het onderwijs meer aandacht besteed worden aan het verzamelen van informatie en het delen van zorg met externe organisaties? En moeten de trainers bij een politiegroep meer aandacht

9 SMART staat voor: Specifiek (doel is eenduidig geformuleerd), Meetbaar (observeerbaar), Acceptabel (voor de doelgroep), Realistisch (haalbaar) en Tijdgebonden (moment waarop doel bereikt moet zijn).

102

besteden aan gespreksvoering met een PGE? Kortom: ga na of de training PGE meer vraaggericht gemaakt moet worden; thans is de training hoofdzakelijk aanbodgericht. We pleiten er in ieder geval voor in het zogenoemde ‘voortraject van een training’ de opleidingsbehoefte van potentiële deelnemers vast te stellen. Er wordt dan informatie verzameld over de wensen en behoeften, zodat met de training meer maatwerk geleverd kan worden (bijvoorbeeld: hoe zet ik een plan van aanpak op binnen mijn type organisatie of hoe neem ik contact op met een PGE?).

In ieder geval lijkt het ons gerechtvaardigd in de training aandacht te besteden aan de ins- en outs van risicotaxatie instrumenten (bijvoorbeeld soorten en het gebruik ervan) en het doen van aangifte als er sprake is van een strafbaar feit. Deze alternatieven blijken niet of nauwelijks in het handelingsrepertoire van de respondenten te zitten.

De definitie van een PGE blijkt lastig. Wanneer is iemand een potentieel gewelddadige eenling en wanneer is het iemand die overlast veroorzaakt? Duidelijk is dat de scheidslijn dun is en dat het niet eenvoudig, zo niet

onmogelijk is een PGE te herkennen. Dat zou in ieder geval een boodschap van de training moeten zijn. Daarnaast is het de vraag of het accent in de training moet liggen op het kunnen herkennen van een PGE of dat het perspectief moet verschuiven richting vroegsignalering van dreigende ontsporingen. Het maakt dan niet uit of het om PGE, criminalisering of terrorisme gaat. Of deze

invalshoek legitiem is, laten de onderzoekers over aan de inhoudsdeskundigen op dit terrein.

Al met al valt de training PGE verder te optimaliseren door de doelen te expliciteren, de betekenis ervan te overdenken voor de groepssamenstelling en de inhoud van de training. Stel daarnaast evaluatiecriteria op aan de hand waarvan kan worden nagaan of de beoogde leerdoelen zijn bereikt. En verder is het wenselijk het evaluatieformulier van RadarAdvies aan een kritische

beschouwing te onderwerpen. Ook hiervoor geldt: passen de evaluatievragen bij de doelen en de inhoud van de training, maar ook: is het aantal vragen voldoende, zijn ze correct geformuleerd, etc.?

 Impact van de training: transfer

Ter vergroting van de impact van de training PGE is het raadzaam na te denken over maatregelen die de transfer vanuit de trainingssituatie naar de

103

werksituatie kunnen bevorderen en wie dat zou moeten stimuleren. Een al dan niet te ontwikkelen hulpmiddel als een ‘flyer met kenmerken van PGE’ is daarvan een voorbeeld. Dit is een ‘jobaid’ die snel benut kan worden als stappenplan gericht op het herkennen en handelen met betrekking tot een PGE in de praktijk in casu, ‘op straat.’

Het gewenste gedrag van de voormalige cursist ten aanzien van het signaleren en handelen met betrekking tot een PGE wordt niet alleen bepaald door de mogelijkheden die iemand zelf heeft, maar ook door de mogelijkheden in de werkomgeving. Daar ligt nog een uitdaging.