• No results found

4 De internationale vergelijking

4.5 Japan

Het federale Japanse vennootschapsbelastingtarief is 30%, maar samen met de lokale belastingen die over winsten van vennootschappen worden geheven bedraagt de totale vennootschapsbelastingdruk ongeveer 41%.289

Japen stimuleert R&D via kredieten. De Japanse R&D fiscale stimulansen zijn oplopend en volumegeblaseerd. Een bijzonder belastingkrediet wordt verleend aan bedrijven die hun R&D werkzaamheden hebben vergroot.

De belastingkredieten zijn niet beperkt tot bepaalde industrieën, maar staan open voor alle industrieën mits de activiteiten wel technologisch of wetenschappelijk zijn. Onderzoeken uitgevoerd door niet technische ondernemingen komen niet in aanmerking voor de belastingkredieten.

De kosten die in aanmerking komen voor de kredieten moeten zijn opgekomen bij het vervaardigen van producten of bij het ontdekken, ontwerpen, formuleren of verbeteren van technieken. Voorbeelden van kwalificerende kosten zijn loonkosten, goederen, afschrijvingen op vaste activa and contract-kosten. Alleen de loonkosten van medewerkers die 100% van de tijd bezig zijn met R&D komen in aanmerking voor het krediet.290

In Japan worden de belasting stimulerende maatregelen ingedeeld naar grootte van het bedrijf. 4.5.1 MKB

Voor het Japanse belastingrecht zijn MKB ondernemingen bedrijven die een eigen vermogen hebben van minder dan 100 miljoen Japanse Yen (hierna: JPY).291 Net als in Nederland is dit het midden en klein bedrijf. Voor de toepassing van de innovatie stimulerende maatregelen in Japen mogen deze MKB bedrijven geen dochter zijn van een grote onderneming.

Als een onderneming kwalificeert als MKB dan krijgt ze een teruggaaf van 12% van de totale R&D uitgave. Dit belastingkrediet is gelimiteerd tot 30% van de onderneming zijn nationale

vennootschapsbelasting schuld voordat dit krediet wordt toegepast. 4.5.2 Grote ondernemingen

Voor grote ondernemingen, dit zijn alle ondernemingen die niet kwalificeren als MKB, geldt een

belastingkrediet van 8 tot 10% van de totale R&D uitgaven. Er gelden dezelfde beperkingen ten aanzien van de hoogte van het bedrag als bij MKB bedrijven.

4.5.3 Additionele aftrek

Ondernemingen hebben recht op twee soorten additionele R&D belastingkredieten, ongeacht de grootte van het bedrijf. Als ondernemingen in het huidige kalenderjaar meer aan R&D uitgeven

dan de jaarlijkse gemiddelde R&D uitgaven van de afgelopen drie fiscale jaren, dan mag de onderneming een extra belastingkrediet van 5% aanvragen. Een extra voorwaarde is wel dat de onderneming in dit kalenderjaar in vergelijking met de afgelopen twee boekjaren het hoogste bedrag aan R&D heeft uitgegeven.292

289

Deloitte 2012, global survey of R&D tax incentives, p.19 290 Deloitte 2012, global survey of R&D tax incentives, p.20 291

Deloitte 2012, global survey of R&D tax incentives, p.19 292

Het tweede additionele krediet waar ondernemingen in aanmerkingen voor komen ongeacht de grote van het bedrijf is een extra krediet op basis van R&D ratio. Deze ratio is de uitgaven aan R&D van het huidige boekjaar gedeeld door de gemiddelde jaarlijkse verkopen van de vier afgelopen boekjaren. Ondernemingen komen alleen in aanmerking voor dit krediet als voor het huidige boekjaar de R&D uitgaven meer bedragen dan 10 % van de gemiddelde verkopen van de vier voorgaande boekjaren.293

Deze additionele belastingkredieten zijn gelimiteerd tot 10% van de onderneming zijn nationale vennootschapsbelasting schuld voordat dit krediet wordt toegepast.

De hierboven genoemde belastingkredieten mogen één jaar worden vooruit gewenteld.294 4.5.4 Research and Development Centers

Een andere maatregel genomen door de Japanse regering om buitenlandse investeerders aan te moedigen in Japan te investeren is het R&D center beleid. Ondernemingen kunnen gebruik maken van een 20% vermindering van de belastinggrondslag voor vijf jaren nadat ze zijn aangemerkt als

kwalificerend. Hiervoor moeten ondernemingen de R&D ondernemingsplannen ter goedkeuring voorleggen aan de minister.295 Daarnaast moeten het gaan om een nieuw project in plaats van het verplaatsen van een bestaand projecten. De Japanse onderneming moet onderdeel uitmaken van een multinational.

De onderneming die het project opstart moet wel in Japan zijn gevestigd.296 Hieronder volgt een korte samenvatting van het Japanse systeem.

293

Deloitte 2012, global survey of R&D tax incentives, p.19 294 Deloitte 2012, global survey of R&D tax incentives, p.20 295

Gran Thornton, Japan Tax bulletin, 2011, p.2 296

Gran Thornton, Japan Tax bulletin, 2011, p.3

Formule van het tweede additionele krediet

 

  *20%

%

10

&

*

%

10

*

& 

gemiddelde jaarlijkse verkopen R D ratio

uitgaven

D

Japan

Het federale Japanse vennootschapsbelasting tarief is 30%, maar samen met de lokale belastingen die over de winsten van vennootschappen wordt geheven bedraagt de totale vennootschapsbelastingdruk ongeveer 41%.

Japen stimuleert R&D via kredieten. Een bijzonder belastingkrediet wordt verleend aan bedrijven die hun R&D werkzaamheden hebben vergroot. De belastingkredieten zijn niet beperkt tot bepaalde industrieën, maar staat open voor alle industrieën, mits de activiteiten technologisch of wetenschappelijk zijn. In Japan worden de belasting stimulerende maatregelen ingedeeld naar grootte van het bedrijf.

- MKB

Als een onderneming kwalificeert als MKB dan krijgt ze een teruggaaf van 12% van de totale R&D uitgave. Dit belastingkrediet is gelimiteerd tot 30% van de onderneming zijn nationale

vennootschapsbelasting schuld voordat dit krediet wordt toegepast. - Grote ondernemingen

Voor grote ondernemingen, dit zijn alle ondernemingen die niet kwalificeren als MKB, geldt een belastingkrediet van acht tot tien procent van de totale R&D uitgaven.

- R&D Centers

Ondernemingen kunnen gebruik maken van een 20% vermindering van de belastinggrondslag voor vijf jaren nadat ze zijn aangemerkt als kwalificerende R&D Center.

Samenvatting en aanbevelingen

Samenvatting

Er zijn twee manieren om de economie te laten groeien. De eerste manier is het vermeerderen van het aantal inputfactoren die voor een productieproces worden gebruikt. Ten tweede is dat het ontwikkelen van nieuwe manier om met de bestaande inputfactoren meer output te genereren

(productiviteitsgroei). Technologische vooruitgang is een motor van structurele economische groei doordat de arbeidsproductiviteit groeit.

Deze technologische vooruitgang, innovatie, is het ontwikkelen van iets nieuws. Twee significante aspecten van nieuwheid zijn dat het moet gaan om iets dat nieuw is voor de markt en nieuw voor het bedrijf.

Innovatie bestaat uit twee fasen. De ontdekkingsfase, die wordt aangeduid als het Research and Development (hierna: R&D) proces. Deze ontdekkingen zijn innovaties die nog niet gereed voor de markt. De tweede fase van innovatie is commercialisatie. Commercialisatie van innovatie is het ervoor zorgen dat een ontdekking veilig en betrouwbaar is zodat er mee gewerkt kan worden door de

uiteindelijke gebruikers.

Op het terrein van investeringen in innovatie is de internationale positie van Nederland de afgelopen jaren verslechterd. Redenen kunnen de financiële crisis uit 2008 en huidige schulden crisis zijn. Een andere reden is dat sectoren met een hoge R&D intensiteit in Nederland klein zijn.

Effectiviteit van innovatie stimulerende maatregelen

Er zijn twee belangrijke criteria op basis waarvan de effectiviteit van R&D-beleid wordt beoordeeld. De mate waarin het beleid extra R&D-projecten uitlokt, en de additionaliteit van het beleid. Daarnaast is de hoogte van het sociale rendement van de extra R&D-projecten van belang.

Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek is gebleken dat ongerichte subsidies (in dit kader noemt ze de WBSO) vaak gaan naar projecten waarvan het privaat rendement positief was en dus zonder de subsidie ook zou worden uitgevoerd. Gericht beleid zou dit kunnen voorkomen, maar

vanwege informatieproblemen weet de overheid niet welk privaat project ondersteuning nodig heeft. Er zijn ten minste vier redenen aan te dragen waarom niet alle beleidsmiddelen leiden tot extra R&D-activiteit:

 verdringing van privaat geld;  verdringing van private projecten;  loonstijging onderzoeker; en

 herbenoeming van bestaande activiteiten.

Er zijn twee keuzes bij het ontwerpen van fiscale stimuleringsmaatregelen waarvoor een beleidsmaker kan kiezen. De innovatie stimulerende belastingmaatregel kan bestaan uit een:

1. level-based; en

Bij een increment-based systeem komen alleen R&D werkzaamheden in aanmerking voor

belastingvoordelen die boven een bepaalde “basis” uitkomen. Met een level-based systeem (volume regeling) komen alle R&D werkzaamheden aanmerking voor belastingvoordelen.

Bestaande fiscale innovatie stimulerende maatregelen

Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk (hierna: WBSO)

Met ingang van 1 januari 1994 is de WBSO van toepassing. De WBSO is een fiscale regeling die via een vermindering van de afdracht van loonbelasting en premies volksverzekeringen de loonkosten voor speur en ontwikkelingswerknemers (S&O werknemers) verlaagt. De afdrachtsvermindering bedraagt in 2012 42% van de eerste € 110.000 van het totale S&O loon en 14% van het resterende S&O loon. Kwalificerende S&O activiteiten zijn systematisch georganiseerde, binnen de EU verrichte

werkzaamheden, die te scharen zijn onder één van de volgende categorieën:

1. de ontwikkeling van technisch nieuwe producten, productieprocessen, software of onderdelen daarvan;

2. technisch-wetenschappelijk onderzoek dat de verklaring van bepaalde fenomenen tot doel heeft;

3. een technische haalbaarheidsstudie van een S&O project als bedoeld onder de twee punten hierboven; en

4. technisch onderzoek gericht op de verbetering van een productieproces of software die in het bedrijf wordt gebruikt.

Werkzaamheden die kwalificeren voor een S&O verklaring moeten iets innovatiefs bevatten. De onderzoeken moeten gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe producten of technische verbetering van bestaande productieprocessen. De nadruk ligt op het ontdekkingsproces, het

commercialisatieproces wordt niet gestimuleerd.

De WBSO is meerdere malen geëvalueerd. De meest opvallende conclusies uit deze evaluaties zijn:  ruim een kwart van de bedrijven (28%) is in 2010 een nieuwe gebruiker van de regeling; en  het aandeel van kleine bedrijven die deel nemen aan de WBSO neemt toe. In 2004 was het

aandeel van deze kleinere bedrijven 46% en in 2010 is dit toegenomen tot 55%.

Innovatiebox

Sinds 1 januari 2007 is artikel 12B Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) van kracht. Deze regeling wordt vanaf 1 januari 2010 aangeduid als de ‘innovatiebox’. De voordelen uit de innovatiebox worden effectief belast tegen het boxtarief van 5%. De innovatiebox heeft de vorm van een ingroeiregeling. Dat houdt in dat de grondslagvermindering pas van toepassing is zodra de voordelen de voortbrengingskosten van dit actief overtreffen.

Alleen als is voldaan aan de voorwaarden kan worden geopteerd voor de innovatiebox. Deze voorwaarden zijn:

 de belastingplichtige heeft een immaterieel activum voortgebracht;

 voor het immaterieel activum van de belastingplichtige is een octrooi verleend of dit

immaterieel activum dient te zijn voortgekomen uit werkzaamheden waar een S&O-verklaring voor is afgegeven;

 de te verwachten voordelen uit hoofde van dat activum moeten in belangrijke mate hun oorzaak vinden in voornoemd octrooi; en

 de belastingplichtige heeft een keuze gemaakt voor toepassing van de innovatiebox in de belastingaangifte.

Voor toepassing van de innovatiebox is het van belang dat het immaterieel actief is geoctrooieerd of voortvloeit uit S&O werkzaamheden.

Een octrooi wordt afgegeven als er sprake is van iets nieuws dat toepassing kan vinden in de nijverheid. Als de uitvinding in het economische verkeer kan worden toegepast is hieraan voldaan. De wetgever heeft dus, in tegenstelling tot de WBSO-wetgeving, pas de innovatiebox van toepassing willen laten zijn als het ontdekkingsproces en een deel van het commercialisatieproces is doorlopen.

Research and Development Aftrek

In het Belastingplan 2012 een nieuwste innovatie stimulerende fiscale faciliteit opgenomen: de Research & Development Aftrek (hierna: RDA). In een RDA beschikking wordt een bedrag genoemd dat de belastingplichtige als aftrekpost kan opvoeren in zijn aangifte inkomstenbelasting (hierna: IB) of Vpb. Voor 2012 is het percentage van aftrek vastgesteld op 40 % van de investeringen in R&D, hetgeen betekent dat de RDA in de Vpb een netto voordeel van 10% (25% tarief * 40 % RDA) oplevert van de RDA grondslag.

Om voor de faciliteit van de RDA in aanmerking te komen, dienen belastingplichtigen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

1. belastingplichtigen moeten winstgenieters zijn; 2. de RDA moet worden aangevraagd;

3. de S&O werkzaamheden die in aanmerking worden genomen voor de RDA beschikking worden door belastingplichtige zelf verricht;

4. ten aanzien van het S&O werk moet een S&O verklaring zijn afgegeven; en 5. kosten en uitgaven moeten direct toerekenbaar zijn aan het S&O werk.

Verschillende instanties en uitvoerders van de regeling hebben verbeteringen voor de nieuwe RDA. Het Centraal Plan Bureau vreest dat de maatregel gunstiger uitwerkt voor het grootbedrijf dan het mkb, vanwege hun hogere R&D kapitaalintensiteit.

Het falen van de kapitaalmarkt wordt door de RDA niet aangepakt. Banken zijn nog steeds terughoudend in het financieren van riskante investeringen waarvan de uitkomst onzeker is.

Daarnaast zou het duidelijker zijn geweest als voor de kosten en uitgaven die kwalificeren voor de RDA gebruik wordt gemaakt van het leerstuk van goedkoopmansgebruik, in plaats van de beoordeling over te laten aan Agentschap NL.

De koppeling van de RDA beschikking en de S&O verklaring wordt als lastig ervaren. Met een dergelijk koppeling van de RDA aan een S&O verklaring wordt voor de RDA impliciet de eis gesteld dat de belastingplichtige zelf ook een (S&O)arbeidsinspanning verricht.

Daarnaast worden problemen gesignaleerd rond de vraag hoe omgegaan dient te worden met de inzet van een bestaande productielijn voor S&O.

Een ander groot probleem bij de uitvoering zijn de start-ups. Bij echte innovatie gaat de kost altijd voor de bate uit, waardoor start-ups, die in het begin alleen maar kosten maken, niks hebben aan een regeling die een aftrekbaar bedrag van de winst creëert.

Buitenlandse innovatie stimulerende maatregelen

België

Het Belgische vennootschapsbelasting tarief is 33,99% ongeacht de bestemming of herkomst van de winst. Om innovatieve bedrijven te stimuleren kent de Belgische wetgeving de volgende mogelijkheden:

- Belasting Aftrek Octrooi Inkomsten

De BAO verlaagt de belastbare grondslag waarover de Belgische Vennootschapsbelasting wordt geheven en resulteert in een effectieve heffing van 6,8 %.

- Additionele Aftrek op In-House R&D-uitgaven

De AAI wordt toegepast over de aanschafwaarde van het activum met twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is een jaarlijkse AAI op basis van de afschrijvingen. Deze AAI wordt berekend als 20,5% van de jaarlijkse afschrijving over het activum. Daarnaast bestaat er de eenmalige AAI. Hierbij wordt 13,5% van de aanschafwaarde van het activum als vermindering toegepast.

- Verminderde afdracht bedrijfsheffing

De ondernemers zijn er slechts toe gehouden een deel van de bedrijfsvoorheffing die zij verschuldigd zijn uit hoofde van de betaling van belastbare bezoldigingen aan de in de wet bedoelde onderzoekers, te betalen. Het percentage van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bedraagt 75 %

Duitsland

Duitsland kent een vennootschapsbelastingtarief van 30 tot 33%, afhankelijk waar de onderneming in Duitsland is gevestigd.

Sinds 2010 kent de Duitse overheid R&D stimulansen in de vorm van subsidies, die worden toegekend op basis van projecten. De subsidies worden toegekend op basis van de mate van innovatie, technische risico`s en economische risico`s. De Duitse overheid kent ook R&D leningen toe. Dit zijn leningen aan bedrijven die R&D activiteiten ontplooien.

Frankrijk

Het Franse vennootschapsbelasting tarief is 34.43 %. Deze grondslag kan worden verminderd door de CIR.

Ten aanzien van R&D investeringen biedt de CIR een vermindering van 30% van de R&D uitgaven, mits deze niet hoger zijn dan € 100 miljoen. Als de uitgaven hoger zijn dan € 100 miljoen, dan wordt een CIR van 5 % van de R&D uitgaven verleend.

Frankrijk besteedt het meest aan R&D stimulerende maatregelen. In 2004 had de CIR een budget van € 460 miljoen, en in 2008 rond de € 3 miljard. De Franse Senaat heeft goedgekeurd dat in 2012 het budget voor de CIR € 6 miljard bedraagt.

Daarnaast kent Frankrijk een hele reeks andere maatregelen die de groei van bedrijven R&D intensieve bedrijven moet stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn innovatie subsidies en versnelde afschrijvingen voor vaste activa die worden gebruikt voor R&D activiteiten.

Japan

Het federale Japanse vennootschapsbelasting tarief is 30%, maar samen met de lokale belastingen over winsten van vennootschappen bedraagt de totale vennootschapsbelastingdruk ongeveer 41%.

Japen stimuleert R&D via kredieten. Een bijzonder belastingkrediet wordt verleend aan bedrijven die hun R&D werkzaamheden hebben vergroot. De belastingkredieten zijn niet beperkt tot bepaalde industrieën, maar de activiteiten moeten wel technologisch of wetenschappelijk zijn.

In Japan worden de belasting stimulerende maatregelen ingedeeld naar grootte van het bedrijf. - MKB

Als een onderneming kwalificeert als MKB dan krijgt ze een teruggaaf van 12% van de totale R&D uitgave. Dit belastingkrediet is gelimiteerd tot 30% van de onderneming haar nationale

vennootschapsbelasting schuld voordat dit krediet wordt toegepast. - Grote ondernemingen

Voor grote ondernemingen, dit zijn alle ondernemingen die niet kwalificeren als MKB, geldt een belastingkrediet van 8 tot 10 % van de totale R&D uitgaven.

- R&D Centers

Ondernemingen kunnen gebruik maken van een 20% vermindering van de belastinggrondslag voor vijf jaren nadat ze zijn aangemerkt als kwalificerend R&D Center.

Conclusie

De probleemstelling luidt: ‘De Research en Development Aftrek moet worden gewijzigd om een effectieve fiscale maatregel te zijn voor het stimuleren van private investeringen in innovatie.’ Effectiviteit geeft aan of het voorafgestelde doel wordt gerealiseerd. Een bepaald middel is efficiënt als het geschikt is om een bepaald doel te bereiken. Uit de nota van toelichting op de RDA zijn een aantal doelen te onderscheiden:

1. een doel is om bedrijven meer te laten investeren in R&D; 2. het vestigingklimaat verder versterken;

3. evenwichtiger behandeling van investeringen in R&D kapitaal en arbeid;

4. verschuiving van generiek naar specifiek beleid, wat leidt tot een effectiever besteding van de middelen voor innovatie; en

5. lagere uitvoeringskosten voor overheid en lagere administratieve lasten voor bedrijven.

Ad 1.) Ondanks dat het nu wat vroeg is voor de conclusie dat meer bedrijven in R&D investeren door de RDA, kunnen wel een aantal algemene opmerkingen over de RDA worden gemaakt. Doordat de RDA de vorm heeft gekregen van een level-based systeem is de regeling makkelijk en transparant. Hierdoor kunnen bedrijven eenvoudig aanspraak maken op de regeling en is het overzichtelijk wat de

voorwaarden zijn van de regeling.

De nadelen van dit systeem zijn dat R&D investeringen worden ondersteund die mogelijk ook zouden hebben plaatsgevonden zonder de stimuleringsmaatregel. Daarnaast bestaat er een risico dat bedrijven de activiteiten gaat herbenoemen om in aanmerking te komen voor de aftrek.

Het falen van de kapitaalmarkten bij financiering van innovatie wordt niet geadresseerd. Banken hebben geen extra zekerheden gekregen met het implementeren van de RDA en zullen dus terughoudend blijven in het verstrekken van leningen aan onzekere R&D investeringen. Hierdoor kunnen investeringen in R&D achterblijven.

Daarnaast kunnen winstgevende bedrijven al een fiscale faciliteit gebruiken, ze kunnen namelijk de winsten middels de innovatiebox tegen een lager tarief laten belasten. Starters die in het begin veel kosten maken hebben minder aan een extra aftrek. Hierdoor kunnen mensen worden tegengehouden om te investeren in R&D maatregelen, de aanvangskosten van innovatie kunnen namelijk hoog zijn. Ad 2.) Of het vestigingsklimaat is verstrekt door het implementeren van de RDA is lastig te zeggen. Wat opvallend is in de internationale vergelijking is dat van de onderzochte landen zowel België, Frankrijk als Japan een soort gelijke maatregel kent. In 2006 gaf “Le Ministère de l’Enseignement supérieur et de la

Recherche” (hierna: ministerie) opdracht voor een onderzoek naar de evaluatie van R&D uitgaven van

bedrijven die gebruik maakten van de belasting stimulerende maatregelen. Uit dit onderzoek bleek dat de technologische intensiviteit, dat wil zeggen de relatie tussen R&D medewerkers en het overige personeel, veel hoger is in bedrijven die gebruik maken van de belasting stimulerende maatregel en dat één euro aan gebruikte CIR één tot drie euro extra R&D uitgaven bewerkstelligt. In Frankrijk is regeling soortgelijke aan de RDA succesvol gebleken.

Ad 3.) Met de RDA creëert Nederland een sterk en compleet pakket van fiscale maatregelen om R&D activiteiten van bedrijven in Nederland te stimuleren: de R&D loonkosten via de WBSO, de overige R&D kosten en investeringen via de RDA en de innovatiewinsten via de innovatiebox. Hierdoor kan wel cumulatie van fiscale instrumenten ontstaan.