• No results found

JAN MET DE KIPPEN

In document SHELF NUMBER (pagina 29-41)

. ~~~-~~.~~~.~~.~~~~~

X. JAN MET DE KIPPEN.

Nu is Jan weer 'n heel zoete jongen.

Kijk maar.

Hij heeft eieren voor Maatje uitgehaald.

Dat doet hij graag.

Een van de leege kamers voor de bedienden is 'n kippenhok. Daar zitten wel twintig kippen en 'n haan in.

's Morgens vroeg zet de kebon 't hok open. Dan loopen de kippen gauw den tuin in.

Onder de boomen loopen torretjes en andere kleine beestjes. Die willen de kippen graag hebben. Overal loopen ze te zoeken. Ook tusschen de struiken. Want daar kruipen rupsen.

En ze wroeten met de pooten in 't zand om witte mieren te zoeken.

Zoo nu en dan geeft Jan ze djagong en padie.

Dat mag hij wel eens doen van Ma.

Maar 't leukste vindt hij: eieren uithalen.

In 't hok staan op den grond kistjes en manden met stroo.

Daar kijkt Jan dikwijls in. Want daarin leggen de kippen de eieren.

ioo pas is hij weer in 't hok geweest. Onder de stok-ken door moest hij bukstok-ken. Op die stokstok-ken gaan de kippen 's avonds zitten slapen.

Zes eieren heeft Jantje gevonden.

Twee heeft hij er in z'n linkerhand genomen. Twee in z'n rechter. En de andere twee heeft hij in den zak van z'n hanssop gestopt.

Aan den rechterkant heeft hij 'n zak op z'n hanssop.

Dat zakje is eigenlijk voor z'n zakdoek.

Maar Jan stopt er van alles in.

Steentjes, zand, rupsen, sawo's.

Alles wat hij bewaren wil.

Maar nu zitten er twee eieren in.

Vo?rzichtig loopt hij naar de achter~alerij, naar Maatje.

"Kijk Ma, zes!" zegt hij.

"Maar kind! Wat veelI"

En Jan krijgt 'n zoen. Omdat hij er geen enkele heeft laten vallen.

Hij heeft er wel eens een gebroken. Vroeger. Maar dat vond Ma niet erg.

,,'n Anderen keer beter doen, Jan," zei ze dan.

En Jan deed het ook hoe langer hoe beter.

En nu? Nu laat hij ze niet meer vallen. Jan mag 'n potloodje halen. 't Ligt in Maatje's sleutelmandje. En dan schrijft Ma op elk ei 'n nummer.

Dat is de dag. Dan kan Ma altijd zien, wat de versche eieren zijn.

Die eitjes zijn voor Jan en Koen.

Geklutst met suiker en melk.

Dat vinden ze heerlijk.

Als 't glas leeg is, hebben ze 'n gele snor.

En dan moet de snor geschoren worden.

Dat doet Maatje met 'n lepeltje.

Hap, daar gaat de heele snor naar binnen.

Laatst wou 'n kip niet uit 't hok.

Ze was erg dik. En ze riep maar aldoor: "Klok, klok

klok!" ,

Ze zat op 't nest en wou er niet af.

Jan joeg haar weg. Maar ze wou niet weg.

Toen pakte hij de kip bij 'r staart. Hij wou 'r uit 't nest trekken.

0, wat werd ze toen boos. Ze pikte naar hem en be-gon te schreeuwen.

'n Idein ieel kopje

53 stapte de kip met 'r kuikentjes naar den tuin.

Dan liep ze links, dan weer rechts. 0,ze had 't zoo druk.

Ze paste erg goed op 'r kleintjes.

0, ze was zoo bang, dat de menschen haar kinder-tjes kwaad zouden doen.

.Vijf waren er. Vier eieren waren niet uitgekomen.

Die waren bedorven.

De kuikentjes liepen vlug heen en weer. En ze piep-ten net als kleine vogeltjes.

Als 'n andere kip dichtbij kwam, liep de moeder vlug naar haar toe. En joeg 'r weg.

Als ze 'n korreltje of 'n torretje vond, riep ze: Krrr

tk, tk, tkl" " ,

En dan liepen de kuikentjes om 't hardst naar 't lekkere hapje toe. Ze konden al pikken ook.

Soms kroop 'n kuikentje boven op den rug van z'n moeder. En soms kropen ze allemaal weg onder de veeren van de groote kip.

Jan stond er dikwijls lang naar te kijken.

Hij vond 't erg leuk.

Hij wou w.el z,oo'n ku!kentie van heel dichtbij zien.

Vasthouden In z n handjes. Maar dat wou de kip niet hebben. En 't mocht ook niet van Ma.

"Dieren 2ijn geen speelf!oed, Ja ," zei ze dan. Laat die lieve diertje maar stil loopen. Jantje mag ~r al-leen maar zoet naar kijken!"

52

Gauw liep Jan naar N a om 't haar te vertellen. Die stoute kip!

"Die kip is broedsch, Jan," zei Ma. "Ze wil kuiken-tjes hebben."

"Geef dan kuikentjes."

"Neen," zei Ma. flOat kan zoo niet. Die kan Ma niet geven. Wacht maar. We zullen de kip wel helpen!"

"Kebonl"

Daar kwam de kebon. Hij moest negen eieren uit den goedang halen. En die moest hij onder de kip leggen.

Jan ging mee. Dat moest hij zien.

"Zie je, Jan," zei Ma. "Dat is nu net anders om hèl Nu geeft Maatje eieren aan de kip."

De kip bleef stil zitten.

"Wat doet hij nou?" zei Jan.

"Nu zit de kip te broeden, Jan."

"Laat 'r nu maar met rust. Niet plagen, hoorI Heel, heel lang moet ze broeden. Wel tot 't drie keer Zondag is geweest."

"En dan?"

"Dan komen er kuikentjes uit de eieren. Dan is de kip blij. En dan gaat ze weer den tuin in."

EIken dag ging Jan eens kijken.

Er kwamen maar geen kuikentjes.

"Dat duurt lang, hoorI" dacht hij.

Op 'n keer was hij met Ma in 't hok. En toen?

"Piep, piep, piep!" ging 't heel zacht.

"Nu zijn er kuikentjes, Jan!" riep Ma. "Kijk, daar heb je 'r eentjeI"

Tusschen de vleugels van de kip door zag Jan 'n klein geel kopje met zwarte oogjes. En

'n heel kleinsnaveltje.

"Nu moet hij er uit," zei Jan.

"Neen, neenl De kip zal er van zelf wel uitgaan. Niet doen, Jan," riep Ma.

En ja, hoor. Den volgenden morgen

len 't netjes in de rondte tot 't een kokertje is.

Dan hebben de rupsen 'n huisje.

Koen vraagt aan den kebon 'n paar van die ko-kertjes.

De kebon kan er zoo niet bij. Hij neemt 'n bamboe en bindt 'r met 'n touw dwars 'n mes aan.

En nu snijdt hij 'r zoo 'n blad af, waar veel kokertjes op zij aan hangen.

Koen trekt 'r vlug 'n paar van die ronde dingen af.

Met nog 'n stuk blad 'r aan.

En legt ze dan voorzichtig in z'n kistje.

't Dekseltje doet hij dicht, en gaat dan naar binnen.

"Waarvoor, Koen?" vraagt Jan.

"Bewaren," zegt Koen. "Dan komen er mooie ka-pellen uit."

Jan wil ook kapellen hebben.

"Pa," roept hij. "Mag Jan ook 'n kistje?"

Maar Pa heeft geen leege kistjes meer. Hij kijkt nog eens goed in de kast.

"Neen, Jan," zegt hij. "Ze zijn op."

"En die dan?" vraagt Jan.

,,0, die zijn allemaal nog vol. Voel maarl Zwaar, hè?' Jan komt huilende achter bii Mama.

"Koen krijgt 'n kistje en Jan niet!" zegt hij, be-droefd.

En hij wil toch ook zoo graag rupsen bewaren.

"Dan krijgt Jan van mij wat," zegt Ma.

"Geen kistje, maar 'n doosje! Kijk eens! Is dat geen mooi doosje? Wacht! Dan zal Maatje er eerst even 'n paar gaatjes in maken. Net als Koen heeft gedaan.

Ziezool Nu kan Jan ook rupsen bewareni"

Jan is blij. Hij wil 't doosje zoo maar uit Mama's handen pakken.

"Wat moet Jantje eerst zeggen?"

"Dank U, Maatje!"

flZOO is 't goed. Vraag nu maar aan Koen om 'n paar rupsen. Dan krijgt Jantje ook vlinders."

Koen is uit school gekomen.

"Pa," zegt hij, "mag ik 'n leeg sigarenkistje van u hebbenT'

"Een leeg sigarenkistje? Wat wou je daarmee doen, vent?"

"Mijnheer heeft laatst van rupsen en vlinders ver-teld, Pa. Toen hebben we in school 'n paar rupsen in 'n groote stopflesch gedaan. En vanmorgen zijn.er 'n paar mooie vlinders van gekomen. Mag ik 'n kistje van u hebben, dan wil ik ook graag rupsen bewaren."

"Goed," zegt Pa. "Kom maar mee."

Pa en Koen loopen naar 't kantoor.

Jan gaat ook mee.

Pa kijkt in de boekenkast. Daar staat net 'n leeg sigarenkistje. De sigaren zijn er uit. Die heeft Pa in 'n stopflesch met kalk gedaan.

Dat kistje mag Koen hebben.

"Dank U, Pa," zegt hij.

De gele papiertjes, die aan de kanten zitten, scheurt hij 'r uit.

Met de schaar van Maatje boort hij 'n paar gaatjes in 't deksel.

De rupsen moeten lucht hebben.

En nu gaat hij naar achteren, naar den tuin.

Jan loopt Koen achterna.

Aan de groote, groene pisangbladeren hangen lange, ronde kokertjes.

Daar zitten rupsen in.

Van boven knabbelen ze 't groote blad stuk en rol-XI. RUPSEN BEWAREN.

r~-~...::ooo.~·~~~~·~~-~

--=--~--=--~~~~~.~.--=--~~~~.

57

toch lang niet zoo griezelig als kikkers.

De jongens zetten 't kistje en 't doosje op 't buffet.

Dat wil Ma niet hebben. Want als ze een glas of 'n mes uit 't buffet moet krijgen, komt ze 'r zoo dicht bij.

Dan maar in dien grooten bloempot, naast de bank.

EIken dag kijken ze naar hun rupsen. En dan geven ze ze 'n nieuw stuk pisangblad.

Daar eten de rupsen van. Ze worden hoe langer hoe grooter. En ook hoe langer hoe dikker.

Op 't laatst zijn ze erg groot en dik. Wel zoo lang en dik als de wijsvinger van Paatje.

Dan lusten ze geen pisangbl d meer. Ze gaan lui en stil in 'n hoekje liggen.

"Ze eten niet meer, Koen!" zegt Jan. "Ze ga n d d,..

00 .

"Neen, hoor Jan!" zegt Koen. "Stil laten liggen. Nu zal je 's wat zien. Morgen zijn ze weg. Dan gebeurt 'r 'n wonder. Net als op school"

"Wonder? Wat is dat?" vraagt Jan.

Hij begrijpt niet, wat Koen zegt.

"Ja, wacht maar." roept Koen blij. "Je zal 't wel

. 'ft

zien

En als 't morgen is, doen ze gauw 't kistje en 't doosje open.

En ja, hoor! 'n Paar rupsen zijn weg.

"Waar zijn ze nou?" zej:!t Jan.

Z· ... t K 'W d ,ot

" Ie Je, zeg oen." n on er.

"Dat is 'mi Dat ronde, bruine ding daar'"

"Dat is toch geen rups!"

"Neen, dat is 'n pop. Die is van die rups gekomen."

"Gauw blaadjes geven, hè Koen?"

"Neen, dat hoeft niet meer. Die poppen eten niet, Jan."

"Zijn ze dan dood?"

"Neen, kiik maar'"

Voorzichtig raakt Koen met zijn wijsvinger 'n pop aan.

56

Maar Koen wil ze niet missen.

"Achter zijn er nog veel meer. Vraag maar aan den keboni" zegt hij.

Gauw loopt Jantje den tuin in.

En hij komt terug met vier rupsen in z'n doosje.

Hij laat ze blij aan Ma zien.

Lange, bleeke rupsen zijn 't. Groen en slap. En glad ook. Met 'n heel klein, bruin kopje.

"Doe maar gauw dicht," zegt Maatje. "Straks krui-pen ze 'r nog uit."

Ze is 'n beetje vies van die gladde beesten.

Jan en Koen niet.

Die zijn 'r juist blij mee. En Jan durft ze wel pakken ook. Kijk maar, daar heeft hij 'r al eentje!

Hij laat de rups stil over z'n hand loopen en kijkt er met groote oogen naar.

"Pas op, Jan," roept Maatje, "je ma~ 'n rups maar niet zoo beet pakken. Sommige je ,ken verschrik-k l"verschrik-ke IJ .11

"Ja Ma," zegt Koen. "dat heeft Mijnheer ook

ge-ze~d. Maar deze rups doet niets."

Die Jan ook.

Laatst zat hij buiten stil bij 'n melkblikje.

"Wat heb je. Jan?" vroest Koen.

"Kijk," zei Jan. En hij liet Koen 'n ~root n, groe-nen, dikken kikvorsch zien. En hij stond op en liep 'r mee naar Maatje.

Maar dien mocht Jan niet houden.

Ma ~riezelde van 't beest. Ze schudde heen en weer op 'r stoel.

Die Jan had dien kouden, gladden kikker ook zoo maar in z'n handen. En hij hield hem vlak bij Maatje haar gezicht.

P P ,,,. M b K"k J ' lil

.. a, a. rlen a ang." IJ an nou s

Pa kwam dadelijk. En Jan moest z'n mooien, groe-nen kikvorseh gauw weer naar buiten brengen.

Rupsen vindt Ma ook wel niet aardig. Maar die zijn

50

"Ja, die is nou van de rups gekomen, Ma!" zegt Koen. "Van de rups was U vies. Is U nou ook vies van den vlinder?"

,,0, neen, hoor Koen! Die vindt Maatje wat mooi!

Kijk die vleugels. Net fluweel, hè? Zet 'm maar 's in de zon. Dat vindt hij prettig.f t

Dat doen de jongens.

Ze zitten stil er bij te kijken.

De vlinder klapt 'n paar maal met z'n vleugels op en neer.

En dan fladdert hij ineens de lucht in.

Jan 'm achter-na.

Hij kan 'm niet krijgen.

"Nou is hij weg, zegt hij. "Jammer, Jan. We krijgen 'r nog wel meer. We gaan weer rupsen

zwarten ring. Die stoppen ze in 'n flesch met 'n stukje klamboe er over.

Van de jongens van school krijgt Koen den volgen-58

Dan beweegt ze even. Heen en weer. Daarna ligt ze weer stil en stijf.

Z" 11" t K H" 1 ftl"

" Ie Je we. roep oen." IJ ee .

"Wat nou, Koen?" vraagt Jan.

"Niks," zegt Koen. "Laat ze maar stil liggen. Wacht maar. Die andere rupsen worden ook poppen. En dan gebeurt er later weer 'n wonder. Laat je doos maar stil staani"

Maar Jan kan z'n doos niet laten staan.

Hij moet telkens nog 's even kijken. En dan komt hij ook met z'n vinger even aan zoo'n pop.

De pop schudt heen en weer.

lets anders kan de pop niet doen!

Op 't laatst begint dat Jantje te vervelen.

En dan kijkt hij 'r niet meer naar. Hij vindt die bruine tonnetjes niet zoo aardig als dé rupsen.

Koen kijkt nog wel 's 'n keertje.

Die weet al wel, wat 'r gebeuren moet.

Eindelijk, zoowat 'n week later, daar ligt de pop stuk en leeg.

Tegen 't deksel van de doos loopt 'n vlinder rond.

Donker, met mooie, bruine kleuren.

"Jan, Jani" roept Koen. "Kijk 'si 'n VlinderI 'n Vlinder!"

Jan komt gauw toeloopen.

"War?"

"DaarI Die! Mooi hè? Weer 'n wonder! Eerst 'n rups, die loopen en eten kan. Dan 'n pop, die net dood is. En nu 'n vlinder met mooie vleugels. En die kan loopen en vliegen. Is dat nou geen wonder?"

Dat heeft Koen alles zoo op school van Mijnheer gehoord. En dat heeft hij onthouden ook.

Jan kijkt gauw in z'n doosje.

"Kijk, Koen! Hier ook eentjei"

M M I" t h" W d I"

" a, a. roep IJ." on er.

"Wat?" zegt Ma. "Laat 's zien! Dat is 'n vlinder, Jan. En 'n mooie ook, hoor'"

61

blij In school zijn ze ook beter dan in 'n slaapkamer.

En 'Mijnheer houdt zeker meer van die wonderen dan . P "

Je a. 'k I

Pa " zegt Koen en hij gaat naar Paatje toe, ,,1 za ni~t ~eer zoo leelijk doen. Ik dacht 'r heusch niet

"

aan. ,

Dan strijkt Pa even met z'n hand over ~oe.nz n hoofd. Hij zegt niets. Ma is blij, dat Koen ZO? hef IS.

Jan is ook blij, dat Koen niet meer huIlt. En dat Papa niet meer zoo boos kijkt.

Nu is 't gelukkig niet meer zoo stil in de achter-galerij. De jongens gaan naar den tuin om de rupsen in 'n doos te doen.

Dat mag van Pa.

En morgen geeft Koen ze aan Mijnheer.

&0

den dag nog weer 'n andere soort rupsen. Die bewaart hij ook. Want - uit 'n andere rups komt ook 'n an-dere vlinder.

Die rupsen doet hij in 'n lucifersdoosje. In 'n zak·

doek heeft hij 'r ook al 'n paar. 's Avonds nemen ze de doos en 't kistje en de flesch en den zakdoek mee in de slaapkamer. Ze zetten alfes onder 't bed.

Dat ziet Pa op 'n keer.

"Wel heb ik van m'n leven," roept hij. "Kijk nu toch 's aan! Alles sleepen die jongens warempel in de slaap-kamer. Gisteren kroop achter op de bank ook al 'n rups rond. En zooeven zat er een op Mama d'r stoel.

Jullie hebt nu al zooveel rupsen en vlinders gehad. Je weet nu toch wel, dat van 'n rups 'n vlinder komt. Is 't niet? Je moet nu maar 's ophouden met je wonde-ren, hoor. Straks kruipen ze nog in bed rond. Daar loopt er zoowaar al een tegen de klamboe. Weg met dien boel! Gauwi"

. Jan en Koen vinden 't erg jammer, dat 't niet meer mag.

"Kasrip," roept Pa. "Boewang itoe binatang, sama sekaliel"

De tranen komen Koen in de oogen.

Dan haal ik ze toch weer terug," roept hij inee s huilende. Pa keert zich om naar Koen. Hij is boos. Om-dat Koen zoo leelijk doet. Hij geeft 'm 'n tik en zet 'm in den hoek.

Als Jan dat ziet, begint die ook te huilen.

Koen houdt ook zooveel van z'n rupsen.

En Jan houdt zooveel van Koen.

Hij huilt met z'n hoofd in de schoot van Maatje.

Ma is ook 'n beetje bedroefd. Omdat Koen zoo stout is geweest. 't Is erg stil in de achtergalerij.

"Pa," vraagt Koen na 'n poos heel zac~!jes.!,Is U niet boos meer? Mag ik die rupsen aan MIJnheer ge-ven? Die wil ze wel hebben."

"Goed," zegt Pa. "Maak jij morgen Mijnheer maar

loopen met Koen en Jan komen hard naar binnen

zoo'n lang papier.

"Ma, Ma, 'n programma," roepen ze.

En ze juichen van plezier.

"Gaan we van avond, Ma? Gaan we van avond?"

"Neen, van avond nog niet. Eerst moeten we 's hoo-ren, of 't wel mooi is."

Hè, dat vinden de jongens niet prettig. Ze beginnen bijna te huilea van verdriet.

Maar Pa zegt ook: "Vanavond nog niet, jongens. Als 't mooi is, morgen hoor!"

Den volgenden dag vraagt Koen aan alle jongens op school, hoe de bioscoop is geweest. Gelukkig, 't was erg prachtig.

's Middags mogen ze bij 't hek op 'n programma wachten.

Gisteren waren 't blauwe en gele. Nu zijn 't groene en roode. De man geeft 'r wel drie aan ieder.

Weer loopen ze hard naar binnen.

Weer beginnen ze te juichen' van plezier.

Want nu mogen ze heusch naar de bioscoop.

Pa en Ma lezen, wat er op 't papier staat.

Koen leest ook. Jantje niet. Die kent al die moeilijke letters nog niet. En hoofdletters, zulke rare groote.

Daar begrijpt hij heelemaal nog niets van.

0, Ma, hier kijk 's, hier staat: "De koorddanser. Oer-leuk, om je 'n bult te lachen!" roept Koen. Hij giert 't uit van pret, En springt met 't programma in de rondte.

"Ja," zegt Ma, ,,'t zal wel prachtig zijn."

"Wat is dat, Koen, oerbult?" vraagt Jan.

Maar Koen hoort niets. Hij is veel te blij.

"Ma, wat is dat: "oerbult?" vraagt Jan weer.

"Oerleuk, Jan."

"Dat wil zeggen, dat 't heel, heel erg grappig is.

Vindt Jan dat niet prettig?"

Ja, hij vindt 't prettig, dat hij naar de bioscoop mag.

.~~~~~~.-=---~~.~~.~~~.

~~~~~--=-.~~4oC"Oo._~~ __ ~_~

XII.

BIOSCOOP.

Daar wordt 'n bioscoop gebouwd op de aloon-aloon.

Heel groot en heel hoog van bamboes, van sesek en van atap.

Er komt 'n klein huisje bij met twee kleine vier·

kante gaten van voren. Daar moet je kaartjes koopen.

9p

zij wordt ook nog 'n huisje gezet.

Maar 'n beetje grooter. Dat is voor de machine.

Twee hooge palen staan voor de tent. Daar moeten lampen aan hangen. Van die groote, witte ballen.

lederen dag gaan de jongens kijken of de tent nog Diet klaar is. En als ze thuis komen, hebben ze telkens wat aan Ma te vertellen.

"Ma," zegt Koen. "Vandaag is de machine gekomen.

En de lampen hangen er al voor."

"Nou," zegt Ma, "dan zal hij wel gauw spelen ook, hèl"

"Morgen, Ma," zegt Jan.

"Hoe weet je dat1"

"Dat heeft de mijnheer verteld."

M k"k M?"

" ogen we IJ en, a.

"Ja, als 't mooi is, gaan we er 's samen naar toe, hoor."

En heusch, den volgenden dag begint de bioscoop al te spelen.

's Middags gaat er 'n dogcart door de straten met

's Middags gaat er 'n dogcart door de straten met

In document SHELF NUMBER (pagina 29-41)