• No results found

ALLE TWEE ZIEK

In document SHELF NUMBER (pagina 45-54)

Koen komt vroeger thuis dan anders. Om elf uur stapt hij de stoep op.

En niet pratende of fluitende, maar stil, heel stUt

"Waarom, Koen?" zegt Jan.

"Wat scheelt 'r aan, vent?" vraagt Mama en ze loopt dadelijk naar 'm toe. "Wat zien je oogen 'r dik en rood uitl Heb je gehuild? Straf gehad?"

"Neen, Ma! Ik ben zoo warm en raar!'

Maatje legt 'r arm om z'n hals en gaat zoo met 'm naar de slaapkamer.

Jan stapt mee.

"Is Koen ziek, Ma?"

"Ja, Jan! Hij moet gauw uitgekleed en naar bed."

Maatje kijkt treurig.

Koen is moe. Erg moel Hij ziet er bleekjes uit.

Hij zit op den stoel heelemaal in elkaar gezakt.

Geen lachje komt 'r op z'n gezicht.

Hij is blij, dat hij eindelijk in bed ligt.

Jan gaat bij 'm staan. Hij babbelt en praat tegen 'm.

Maar Koen zegt niets terug.

Hij doet z'n oogen dicht en draait z'n hoofdje om.

"Waarom, Ma?" vraagt Jan.

"Koen heeft hoofdpijn, Jan. Wees maar 'n beetje stil."

Maatje voelt Koentje 's aan z'n voorhoofd en achter in z'n hals.

Hij is erg warm. Z'n handjes zijn droog.

"Wil je wat drinken, vent?"

"Graag, Ma!" zegt Koen met 'n zwak stemmetje.

Maatje doet de klamboe dicht. Ze neemt Jantje bij de

hand en gaat stil met 'm de kameruit.

Even daarna komt ze terug met 'n glaasje assem-stroop.

Achter Maatje komt stilletjes ook Jantje weer aan.

Hij wil Koen zien. Omdat Maatje zoo zacht loopt en niets vroolijk kijkt, is hij ook 'n beetje kalmer ge-worden.

Met groote slokken drinkt Koen 't glaasje leeg.

Maatje houdt met haar linkerarm z'n hoofdje recht.

Als de stroop op is, wil Koen maar dadelijk weer liggen.

Paatje komt thuis.

Jantje hoort de stappen in de voorgalerij en loopt dadelijk naar 'm toe.

K t· · . k P I"

" oen Je IS Zie, a.

"Zoo?" vraagt Paatje en gaat naar de slaapkamer.

"Hij is om elf uur thuis gekomen. 't Is niets goed met 'm, hoor!" zegt Ma. "Hij heeft koorts geloof 'k, En z'n oogen zijn zoo rood!"

Pa slaat de klamboe open en voelt aan Koentjes hoofd en hals.

Koen kijkt Pa even aan.

"Wat nu, vent? Ga jij ziek worden? Dat mag niet, hoor!"

Koen antwoordt niet en doet z'n oogen dicht.

"Zie je wel, hoe dik en rood z'n oogen zijn?" zegt Maatje. "We moesten maar dadelijk den dokter laten komen!"

"Goed," zegt Paatje. "Ik denk, dat 't mazelen zijn.

Hij heeft zulke roode vlekjes in z'n gezicht!"

Na 'n half uurtje al houdt de auto van den dokter voor 't huis stil.

De dokter komt binnen en loopt dadelijk maar door naar de slaapkamer.

Hij kijkt Koen goed aan. Neemt z'n pols en haalt z'n horloge uit z'n zak.

Hij maakt Koen z'n kabaja los en kijkt 's op z'n borst.

"Heb je ook pijn in je keel, als je slikt?" vraagt hij.

"Ja, mijnheer'" zegt Koen.

De dokter knoopt de kabaja weer dicht en draait z'n hoofd om.

,,'t Is mazelen, mevrouw. Hij moet in de kamer blij-ven. En onder den deken."

"Goed doen wat Maatje zegt, hoor vent, dan wordt je weer gauw beter."

"Warm houden, Mevrouw, en pas op voor tocht met 'm."

De dokter gaat weg. Hij zal straks nog 'n drankje VOor den zieke sturen.

Jan gaat niet eens naar den auto kijken.

Hij blijft bij z'n broertje in de kamer.

Maatje haalt 'n deken uit de kast en legt die zacht over Koentje heen.

Als Paatje den volgenden morgen weer 's kijkt, zit Koen in z'n gezicht en op z'n borst vol met groote roode vlekken.

Z'n gezichtje is 'r bont van.

Z'n oogen zijn nog rooder en dikker dan eerst.

Zoo nu en dan loopen 'I' groote tranen over z'n wangen.

Hij moet telkens hoesten.

Koen is erg ziek en ligt maar heel stil onder de deken.

Maatje zit met 'r naaiwerk in de slaapkamer.

Ze ~iI den heelen tijd bij 't zieke jonge,tje zijn.

Jan IS ook den heelen dag in de kamer. Hij vindt 't zoo raar. Koen den heelen dag in bed en Maatje in de slaapkamer aan 't werk. Hij vindt 't anders wel leuk dat z'n broertje niet naar school gaat. Maar zooals n~

vindt hij 't toch niets prettig. Hij kan niet met Koen spelen. En Koen praat niet eens tegen Jantje.

Dat duurt zoo 'n paar dagen.

De dokter komt weer 's kijken.

85

Hij zegt, dat Koen niet zoo erg ziek meer is, Ons ventje ligt ook niet zoo stil meer als eerst.

Hij draait zich in z'n bed maar om en om...

Hij begint al weer wat te praten ook. En hl) heeft al weer 's gelachen. De deken ligt dikwijls op zij in 'n hoekje.

Maatje legt ze dan wel goed, maar vijf minuten later ligt Koentje weer heelemaal bloot.

Hij verveelt zich in bed,

Hij staat wel 's stilletjes op, als Maatje even weg is.

En loopt naar 't raam, om 's naar buiten te kijken.

Hij wordt lastig.

Als Maatje terugkomt en 'm ziet staan, geeft ze Koen 'n standje.

"Pas op, ik zal 't eens aan den dokter vertellen'" zegt ze boos.

En dan stopt ze 'm weer gauw onder de deken.

"Als Koentje zoo ongehoorzaam is, wordt Koentje niet beter, hoor'"

,,'t Is zoo warm, Ma! Die deken kriebelt zoo!" ze~t

Koen verdrietig.

Daar kan ik niets aan doen. vent. Dat moet. anders

" 1_ d"

word je heusch niet beter, heeft de dOKt ~r eze . Dan is Koen weer 'n nooste stil.

Zoo nu en dan m hij wel 's met Janfe s1)p.l,m. M t de blokke doo ,m:l3r - in bed, met de klam oe d'C' t.

Of hij krij~t kleurkrijtjes, om te teekenen. . Ook m ~ hij wel 's 'n lesje schrijven op z'n lel.

Och och 't duurt ook zoo 1 n~ voord t hij naar bui-ten

m~g.

T

~lkens

roept hij Maat'e. Nu eens vraa t hij drinken, dan weer 'n zakdoek, dan weer 'n mes om 'n puntje te slijpen. Hij heeft altijd wat!

Ma moet maar eIken keer opstaan, om hem te helpen.

Nog weer 'n paar dagen later begint hij al met Jan in bed te stoeien. Ze gooien elkaar soms met de deken en de kussens om de ooren.

87

"Ja," zegt Pa. "Nu wordt ons Jantie

L-_ ZIe,. kM'"a.

~-:-.=~ De tranen komen in Maatje's oogen.

\ "Stop 'm maar gauw in z'n bedje, Ma'"

, ~ zegt Paatje.

.. - Arme Janl

Maatje pakt 'm voorzichtig op '!n draagt 'm naar de slaapkamer.

Jantje vindt alles goed en zegt niets.

Z'n armen en beenen hangen slap naar beneden.

Z'n hoofdje ligt moe op Maatje's schouder. 't Gaat alles precies als bij Koen. Hij krijgt ook van den dokter

't zelfde drankje. . ..

Mama moet nu nog 's zoo lang in de slaapkamer bliJ-ven om 'n ziek kindje op te passen.

En ze was net zoo blij, dat Koentje weer beter was.

Nu komt Koen na schooltijd bij Jantje in bed spelen.

Nu is net alles andersom!

"Als Jan beter is, wordt Maatje zeker ziek." zegt Koen.

..Neen!" zegt Maatie..,Dat geloof ik niet, Koen. Ma-zelen is bijna altijd bij kinderen."

En J!elukkig hoor'

Als Jan weer heelemaal beter is en naar buiten ma~,

is Maatie wel er~ moe en wat bleek. Maar ze wordt niet ziek. En Paatje ook niet.

En dan is alle verdriet weer voorbij.

De jonJ!ens spelen weer druk.

Ze hebben samen buiten weer de ~rootstepret.

..Koen!" zeJ!t Paatie op 'n keer. als ze aan tafel zif-ten ...Als iij je hroertie weer 's wat s!eeft, dan m?et ie 'm wat beters geven. hoor! Wie geeft z'n anne, J(teine broertie nu mazelen

,ft

..Ja:' zegt Jan. "Koen heeft Jantje ziek gemaakt, hè Paf"

"Ik kon er niks aan doenl" zegt Koen. ,,'t Was bij Ze gieren 't dan uit van pret.

Maar dat gebeurt alleen, als Maatje naar achteren

naar de kokkie is. '

't Heele bed ti t dan door elkaar.

Na 'n dag of veertien mag Koen eindelijk naar buiten.

De dokter heeft 't geze~d.

Kon is 1!elukkig weer beter!

M atle is 0, zoo bJii, want hij was verschrikkelijk I sti~ 00 't laatst.

Maatje kon 'm bijna niet meer in de slaapkamer

houden. . -.

De dokte heeft ,Jeze d, dat Koen nog maar 'n paar d~lSpnthuis moet blijven.

Hij moet no~ 'n beette sterker worden en s elen in den tuin.

D~t vindt Jan leuk. Altijd in die slaankamer is ook nip-t orettiff.

~~~r als die Daar dagen om zijn, mop.t oen naar school.

En - 't oretti1!e leventje is uit!

Jan is weer alleen!

Dat vindt hij vervelend.

Hij heeft niets geen zin in spelen.

Hij blijft maar om Maatje rond zeuren. Of0 de bank lig1!en. Ook begint hij wat te hoesten. .

Maatje kiikt 'm 's aan.

,.Daar heb je 't alf" denkt ze bang.

.,Nu krii~t Jan misschien de mazelen. Van Koentj~

gekres!en!"

's Middags, als Paatje thuis komt, praat Maatje eT

met Pa over.

En - 't is zoo, hoor!

Jan heeft al roode oogen. Hij is warm. Hij blijft 't liefste maar op Maatje's schoot zitten.

Hij hoest telkens.

88

ongeluk. Waarom kwam Jantje dan zoo dicht bij me!"

,,0, maar dat was niet om mazelen te vragen, hè Jan? Dat was alleen maar, omdat Jantje zooveel van Koentje houdt!"

xvn.

JARIG.

Klein-Jantje is jarig!

Klein-Jantje viert feest!

Nog nooit is ons ventje Zoo vroolijk geweest.

Van Pa en van Maatje Kreeg 't baasje 'n spoor, En 'n tooverlantaren Met plaatjes er voor.

'n Blikje met hopjes Kreeg Jantje van Koen, En 's morgens natuurlijk Nog extra 'n zoen.

Z'n stoel is zoo prachtig!

Met bloemen 'r aan!

Dat heeft 'r vanmorgen De jongen gedaan.

Maar 's middags en 's avonds, Dan is 't pas drukl

Dan komen de vriendjes, En wenschen 'm geluk.

~~~~~~ -'-'-~'-~...-_--~

.~~~~~.-="""~

....,..

~.~~....,..~~

...

XVllI. KLEERTJES MAKEN.

Over 'n half jaar, ja, dan gebeurt 'r iets!

Weet je wat?

Dan gaan Jan en Koen weg.

Waar naar toe?

Naar Holland. Met Pa en Ma.

Ze moeten dan wel 'n maand lang over de zee varen.

Met de groote, grijze boot.

,/t Hollandje bootje," zegt Jan, hè?

Dat is lang, fn maand varen!

"Wel duizend keertjes slapen, Ma!" zegt Jan.

"Ja! Maar Holland is ook ver, heel ver weg, vent!"

Pa en Ma hebben niet altijd in Indië gewoond.

Vroeger, toen ze klein waren, zoo klein als Jan en Koen nu, toen woonden ze in Holland.

En toen waren 't geen Pa en geen Ma.

Neen!

Toen was Maatje een klein, lief meisje met lange, blonde haren en groote, blauwe oogen. En ze heette Tieneke.

Paatje was een dikke jongen. En hij heette ook Dik.

Leuk,hè?

En toen gingen ze naar school, met lei en met boe-ken om te leeren schrijven en lezen.

Als de school uit was, brachten ze gauw lei en boe-ken ieder naar zijn eigen huis.

En dan kwamen ze weer gauw buiten om samen te spelen.

Later, toen ze groot waren, zoo groot als nu, toen zijn ze pas naar Indië gegaan.

Dan komt 'r klein-Fransje En Frits en Johan, , En Fikkie en Keesje.

Wat zeg je daarvan?

En Aroold en Willem, En Fientje en Fred, Soeroso en Herman' Och, och, wat 'n pret!

Dan wordt 'r gezongen, Gespeeld en gesmuld, En menig klein buikje Met lekkers gevuld.

De tooverlantaren Laat Paatje hun zien.

En als de muziek speelt, Danst Jantje met Fien.

Aan tafel, daar hoor je Gepraat en gelach, Zooals 't op 'n feestje Alleen ook maar mag.

En als ze naar huis gaan, Dan roepen ze blij:

"Hoera! voor klein-Jantje!"

"En voor Koentje er bijl"

Wat 'n pret zal dat wezenl Ook voor Paatje en Mama.

Hè! Jan wil morgen al wel op reis! Maar dat kan niet.

Eerst moet de groote, grijze boot komen om ze te halen. En Maatje moet ook nog kleertjes maken.

Kleertjes?

Hebben Jan en Koen dan geen kleertjes aan?

Jawel, maar die zijn zoo dun. Die kunnen ze in Hol·

land niet dragen.

Holland is 'n koud land.

Daar moeten de kinderen dikke, warme kleeren aan. En daar loopen ze nooit op bloote voeten op straat.

Maatje loopt in Holland ook niet met 'n sarong etl kabaja, en Paatje niet met 'n wit pak. Dan zouden ze ziek worden van de kou.

Die warme kleeren, ook voor Pa en Ma, moeten nu nog gemaakt worden.

Dat kan Maatje niet alleen doen, dan komt ze niet klaar.

'n Andere mevrouw komt Maatje helpen.

"Tante Mien," zegt Jantje tegen die mevrouw.

Maatje en Tante zitten eiken morgen in de binnen·

galerij te knippen en te naaien.

En dan hebben ze 't druk met de schaar, en met naald en draad en spelden, en met de naaimachine.

Maar ook - met den mond!

Ze praten bijna altijd over Holland en over de lang~

reis en over Oma en Opa.

Och. och, ze hebben 't dan zoo druk!

Dat vinden Maatje en Tante prettig.

Jantje zit 'r altijd bij.

Hij draait wel 's aan demachin~.Dat mag niet! Wat,tt Maatje is bang, dat dan de naald breekt. Als MaatJe garen moet opwinden, dan mag Jan wel draaien. Dan 02 93

Hun Vader en Moeder gingen niet mee.

Die bleven alleen in Holland.

Kassian, hè?

Och, och, wat hebben die Vader en Moeder toen toch gehuild!

En Tieneke en Dik ook!

Maar nu, nu huilen ze niet.

Nu zijn ze erg blij. Nu gaan ze over een half jaar naar Holland terug. En dan nemen ze twee jongetje!;

mee. Die jongetjes ken je wel, is 't niet?

Die Vader en Moeder in Holland zijn de Grootva-der en GrootmoeGrootva-der van Jan en Koen.

Maar ze zeggen niet "Grootvader" en "Groot-moeder".

Neen, ze zeggen "Opa" en "Oma".

~~ee kinderen zijn vroeger, heel lang geleden, naar Indte J!e~aan en nu komen ze met hun viertjes na r Holland terug.

Wat zullen Opa en Oma blij zijn.

Ze hebben Jan en Koen nog nooit gezien.

En Jan en Koen Oma en Opa ook niet

Wel OD 'n portret. .

In de binnengalerij hangen met mooie gouden lijsten

~r om de portretten van Opa en Oma.

Oma is 'n oude dame, en Opa 'n oude li~er

Grijze haren hebben ze en lieve, lachende gezichten.

Maar 'n Dortret is niet echtr

Als, Ja? Oma 'n zoen geeft, als ze jarig is, dan voelt Oma t met.

't Is immers maar papier.

Over 'n half jaar! Dan is 't pas echt.

Dan kunnen Koen en Jan Opa en Oma echt 'n zo~n geven. En dan voelen Opa en Oma 't wel!

En dan pakt Opa Koen beet, en dan tilt hij 'm ill de hoogte. En Oma pakt Jantje op, en tilt 'm op 'r schoot.

95

Op de witte lappen en met de strikjes om z'n beenen.

Tante en Maatje kijken hem na en moeten 'r om lachen.

Die rare Jan ook'

Jantje vindt 't zelf ook grappig.

Hij stapt maar aldoor op de warme stoep heen en weer.

En hij voelt 'r lekker niets van.

"Maar Jan," roept Maatje, "je hoofd wordt wel warm. Kom gauw weer naar binnen'"

Jantje heeft 'r niet veel zin in.

"Jan'" zegt Tante. "Kijk 's, je mag dit broekje even passen'"

Nu komt Jan dadelijk binnen.

Passen' Dat wil hij wel.

Hij vin t zich mooi, met zoo'n broekje aan.

"Veels te lang'" zegt hij.

"Waarvoor zoo lang, Tante?"

"Dat zal je wel zien, Jan!" zegt Maatje.

"Als Paatje straks thuis komt, zullen we je 's netjes aankleeden. Net heelemaal als 'n jongetje in Holland."

Dat vindt Jan goed.

Hij staat geen oogenblik stil op den stoel. Hij wil z'n nieuw broekje ook graag van achteren zien. Hij houdt zich aan de leuning vast, en draait z'n hoofd bijna heelemaal om.

Tante vindt dat passen lang zoo prettig niet als Jan.

"Sta toch 's even 'n oogenblikje stil, Jan'" zegt ze.

"Denk 'r maar om, straks prik je je nog aan de spelden."

't Broekje is nog niet af. Er zitten nog veel spelden aan, en lancSe witte draden.

"Au!" schreeuwt Jan opeens.

"Zie je wel, daar heb je 't all" roept Ma. Ze schrikt 'r van en springt ineens van haar stoel op.

Tante schrikt ook.

gaat de naald toch niet op en neer!

Hij staat dan bij Maatjes schoot en draait en draait zóó hard, dat z'n hoofd er schuin van gaat. '

Weetje, wat Jantje wèl altijd mag?

Met de lapjes spelen, die op den grond vallen.

En dat doet hij maar wat graag.

Hij mag dan ook even de groote schaar hebben om te knippen.

"Pas maar op, Jan," roept Maatje om hem te plagen.

"Knip maar niet in je rug, vent'"

"Hoe kan dat nou?" zegt Jan.

"Ja, pas maar op'" zegt Tante.

"Die schaar kan bijten, hoor!"

Jan lacht 's, en gaat stilletjes door met knippen.

Kleertjes voor de Deines.

Hij knipt lange, smalle stukjes lap. En die doet hij om de halzen van de Deines.

Net als touwtjes bindt hij de lapjes vast.

"Kijk, Tante!" roept Jan dan.

"Mooi, Jan'" zegt Tante.

"Prachtig, hoor!"

Daar heeft hij weer lange lapjes.

Maar niet voor de poppen.

0, neen! Die zijn nu al klaar.

Nu gaat Jantje zich zelf mooi maken.

Hij b.indt al die smalle lapjes om z'n bloote beenen.

Stukjes met roode en blauwe streepjes.

En om ~'n voeten doet hij groote, witte lappen.

~eelemaal r om heen. Je kan z'n teenen niet eens zIen.

"Wat doe je nu, Jan?" vraagt Maatje.

"Heb je in je teenen geknipt? Of heb je 't nu al koud?"

"Voor buiten!" zegt Jan. "De stoep is zoo warm.

En ~!s Jan met lappen loopt, dan is de stoep koud!"

HIJ staat op van den grond en loopt naar buiten.

,-90

"Waar, Jan?" vraagt ze.

"Nergens!" zegt Jan en hij lacht heel hard. ,,'t Is maar voor foppers'"

"Zoo, zoo!" zegt Tante. uik maak mooie broekjes voor je, en dan fop je me nog!"

Jan zegt niets. Hij heeft de grootste pret, dat hij Maatje en Tante, alle twee, zoo lekker gefopt heeft Tante maakt 't broekje hier 'n beetje nauwer en daar 'n beetje langer.

En alles steekt ze voorzichtig vast met spelden.

"Nog meer spelden, Tante!" zegt Jan.

"Ja, pas maar op, straks prik je je weer zoo ergr' zegt Tante. "Nu mag 't broekje weer uit, JanI"

Dat wil Jan zelf doen.

Als Maatje ziek wordt op 't schip, van de groote golven, dan wil Jantje zich zelf aan- en uitkleeden.

Baboe gaat niet mee met de boot. Die kan 'm dan niet helpen.

Is dat geen flinke Jan?

Als 'r al knoopen aan de nieuwe kleeren zitten, wil hij die ook vast- en losmaken.

Soms kan hij 't nog niet goed. Dan gaat 't 'n beetje lastig. En dan staat Jan aan zijn nieuwe broek te trek-ken, net alsof 't 'n sterk stuk touw is.

uJan, dan tochI" roept Maatje.

"Houd op, jongen! Straks trek je me alles nog stuk.

Wacht even, Maatje zal 't wel doen."

En dan staat Maatje vlug op en trekt voorzichtig 't broekje uit.

uWat maakt Maatje nou?" vraagt Jan.

"Hemdjes voor Jan!" zegt Maatje.

uHoeveel heeft Jan 'r a11"

uZesl" zegt Jan dadelijk.

Hij weet 't goed, hè?

Hij stapt vlug van den stoel af, en loopt naar 'n an-deren stoel, die in den hoek staat.

97

Daar liggen de kleertjes op, die al klaar zijn.

Hij gooit z'n hemdjes op den vloer en gaat 'r bij

Hij gooit z'n hemdjes op den vloer en gaat 'r bij

In document SHELF NUMBER (pagina 45-54)