• No results found

JAN EN KOEN GAAN WEG

In document SHELF NUMBER (pagina 55-60)

~~~_~~'~~"""'__400=""'~~~~~

~~~~'--=-~~~'~400=""'~~~~'

Jan heeft stil staan luisteren, met z'n lipje naar be-neden, en z'n vingertje in z'n mond. Koen heeft ook alles gehoord.

De jongens kijken elkaar aan.

Ze zijn niets vroolijk. .

Maatje kijkt 's heel even naar Pa; ~a z~et 't wel, maar hij bukt zich gauw, en legt wat In n kIst.

De twee jongens hebben verdriet.

En Pa en Ma vinden 't eigenlijk niet prettig, dat de Deines niet mee mogen.

Laat maar Jan!" zegt Koen opeens met 'n hard-t

" , K

kk' "

stem. "Geef ze maar aan 0 Ie.

En als Koen 't wil, wil Jantje 't ook.

Daar loopen ze al naar achteren.

"Dar'" (zoo heet Kokkie) "kassie

I

sama anak ketjil," zegt Koen.

Dat vindt Dar lief van de jongens.

(~II'7."T--.I Erg lief! Want ze weet, dat Jan en

"'aIf'l.H':'<:D' Koen veel van de Deines houden. En

nu geven de jongens ze toch aan haar kindje.

Ze bedankt Jan en Koen heel vrien-delijk.

Kassie sama anak ketjiJ" De Deines liggen in de keuken, met

IJ 't gezicht op de tafel. ..

Ze willen niet eens meer naar Jan en Koen kijken, zeker.

Zouden ze bedroefd zijn1

Of boos? .

Jan en Koen loopen weer naar binnen.

Laat maar, Jan!" zegt Koen. "We krijgen van Oma

" "

toch weer nieuwe!

Maar Jan zegt niets.

Zou Jantje ook bedroefd zijn, missc~ien?

Op reis gaan brengt vaak ook verdnet!

105

Op 't station is 't druk.

Er zijn anders nooit zooveel dames en heeren. Maar nu welf

Kinderen zijn er ook.

Ze willen allemaal Papa, Mama, Jan en Koen nog 's voor 't laatst 'n hand geven. Maatje krijgt van 'll klein meisje mooie bloemen.

Daar is Maatje erg blij mee, maar kijk, toch moet ze gauw haar zakdoekje uit 't taschje nemen, om 'r tranen weg te vegen.

Maatje huilt, en ze krijgt 'r in haar gezicht roode vlekken van.

Pa kijkt ook al niet vroolijk.

Hij is 'n beetje bleek.

En als hij met 'n vriend staat te praten, dan trilt z'n groote snor wel 's.

Jan kijkt telkens naar z'n Maatje. Hij begrijpt niet, waarom Maatje zoo huilt.

Met 'n spoor rijden is toch erg prettigI

"Waarom, Ma?" vraagt Jantje.

"Ga maar in den coupé, Jan," zegt Pa. "Koen jij ookl Baboe djagaJ"

Baboe past even op de kinderen.

"Baboe toeroet?" zegt Jan.

"Tida, njol" zegt Baboe, en dan pakt ze de punt van haar slendang, en veegt 'r oogen uit.

Kasrip, de huisjongen, staat buiten voor 't raampje van den coupé.

Jan loopt fluitende naar 'm toe, en zegt lachende:

"Ripl Ripl Baboe njangisl"

Rip kijkt Jantje 's aan, en ziet dan gauw 'n ander21l kant uit.

Rip is ook al bedroefd.

Nu hebben de groote menschen verdriet.

Op reis gaan brengt vaak ook verdrietI De trein moet weg.

104

En ze hebben de groote kisten meegenomen.

's Middags om half zes, als 't bijna donker is, komen ze nog 's naar hun oude huis kijken.

Och, och, wat ziet dat er nu leeg en leelijk uit!

De potten zijn weg. De krees zijn weg. De matten, de stoelen, de bedden!

Alles is weg'

Wat kaal zijn nu de muren. En groote gaten zitten er in van de spijkers.

En als je door de kamers loopt, klinken je voetstap-pen zoo hard,

't Is niets leuk meer in hun oude huis.

En ze hebben er vroeger toch altijd zooveel pret gehad!

Maatje is blij, dat ze naar Holland gaat, maar, als ze OP straat nog 's even omkijkt naar !iaar huis, dan krijJ!t ze toch tranen in de oo~en.

,.Alle wel!, Ma!" zeJ!t Jantie.

"Ja, Jan!" zegt Maatie...Nu moeten wij ook maar auw welt. hé. vent! 't Is hier nuer~naar!"

Den volgenden mor~enmoeten ze vroeg op.

De tre'n f!aat alom zes uur weJ!.

Gaan ze dan met 'n trein naar Holland?

Neen, met de boot.

Maar de boot komt niet bij de stad, waar Jan en Koen wonen.

Ze moeten eerst met 't spoor naar 'n groote stad toe, en daar liJ!t de rijze boot te wachten op de mensclien, die mee gaan.

't Is nog donker. als de kinderen uit bed stappen.

Pa en Ma en Tante Mien zijn al 'n poosje op.

De jongens worden vlug gebaad en aangekleed.

Nu worden no~boterhammen, vruchten en Desschen met melk ingepakt, en dan gaan ze naar het station,

De koffers met kleeren worden door koelies naar 't spoor gedragen.

107

Als de trein den hoek omgaat, kan je ze nog even zien staan.

En dan - zie je niets meer.

Ze zijn weg.

Op reis naar Holland!

De menschen gaan terug naar huis.

tt Station is weer leeg en stil.

Kasrip staat op 't perron nog rond te kijken.

"Ajo, Rip!" roept tn heer. "Boleh melantjongl Seka.

rang prij! Enak!"

Maar Kasrip vindt 't niet enak. Hij kijkt rond en zegt zacht: "Tida, toewan! Ingat sinjo Djan!"

En dan gaat hij stil 'n anderen kant uit.

Ook hij hield veel van klein Jantje. . De bedienden hebben allen ook zoo vaak met dien kleinen baas gespeeld.

V ••

.,Tabé boe, zegt Maatje ..•.

Pa geeft nog gauw 'n paar heeren 'n hand.

Maatje geeft de dames 'n zoen.

Baboe gaat vlug uit den wagen.

"Slamat djalan, Nja! Slamat djalan, Toean! Tabee

njo Koen! Tabee, Djan!" ,

En ze pakt nog even Jan z'n handje om die tegen haar wang te drukken.

Ze huilt erg, Baboe. Ach, ze houdt ook zooveel van Jantje. Van klein af heeft ze op 'm gepast.

"Tabee, Boe!" zegt Maatje. "Slamat tinggal, jaJ"

Ze pakt. Baboe nog 's gauw even bij de arm. Die trouwe, lIeve vrouw ookJ

De locomotief fluit.

De trein gaat weg. Langzaam vooruit!

De heeren wuiven met hun hoeden, de dames met de zakdoeken, en de kinderen roepen: "Dag Jan! Dag Koen! Daaag! DaaagJ"

Pa, Ma, Jan en Koen groeten en wuiven terug voor de raampjes.

In document SHELF NUMBER (pagina 55-60)