• No results found

en 14 jaar in staat te stellen theologie te gaan studeren."

In document IKA is.414;k.;-..o.-,. P504.- (pagina 27-30)

f 9,-- per jaar op

sen 12 en 14 jaar in staat te stellen theologie te gaan studeren."

Maar in wát voor een tijd leefde Clara van Sparwoude eigenlijk?

Er wordt zo simpel gesproken over "Na de reformatie werden er jongelieden tot predikant, i.p.v. tot priester opgeleid!'. Ná de reformatie!!

Voor een beter begrip is er kánnis nodig van haar tijd en haar tijdgenoten. Kennis van de economische, sociale- en politieke situatie in de Nederlanden.

Toen Clara 1 jaar gehuwd was met Mr'Arend van der Meer, brak in 1557 de pest in Delft uit. "Het was niet de eerste keer dat Delft door een pest-epidemie werd getroffen. Na de grote brand van

5 mei 1536, waardoor binnen 3 uren een groot deel van Delft werd verwoest, zochten de inwoners onderdak bij elkaar in de overge-bleven woningen. Door de zo ontstane grote bevolkingsdichtheid, kon, toen de pest in 1537 uitbrak, deze zich gemakkelijk uit-breiden tot een epidemie. Pest, "haestige sieckte" geheten,om-dat deze ziekte zo snel om zich heen greep, was 4bn van de meest besmettelijke en dodelijke ziekten, die men als een straf van God onderging. Men noemde de pest ook wel "zwarte dood".

Van-daar dat de stadsbesturen een aantal richtlijnen hadden opgesteld.

Ook de magistraat van Delft nam in 1537 maatregelen om de ziekte te bestrijden. Zo moest aan de huizen waarin iemand aan de pest was gestorven gedurende 6 weken een bos stro uithangen. Het was verboden vanuit deze huizen handel te drijven en 6 weken lang

rUit "Pieter van Foreest, de Hollandse HippocratesV door Prof.Dr Henriette A. Bosman-Jelgersma.

20

moesten deuren en ramen gesloten blijven, terwijl kleren en bed-degoed niet mochten worden gelucht of vervoerd. Het begraven van de slachtoffers was aan strenge regels gebonden. Dit was alléén toegestaan n& het ondergaan en v66r het opgaan van de zon. Men kon echter niet verhinderen dat tijdens deze steeds terugkomende

epidemieën eenbelangrijk deel van de bevolking stierf. Dit was ook in 1557 het geval. Maanden tevoren had de Delftse jeugd zich vermaakt door begrafenisje te spelen. De kinderen groeven kuilen, droegen er in optocht kisten naar toe en men geloofde stellig, dat dit al een slecht voorteken was geweest. De epidemie zou du-ren van mei 1557 tot november 1558. Men kwam wel, komende door de Haagpoort en gaande naar de Oude Kerk, een afstand van nog geen 500 meter, 7 maal een begrafenisstoet tegen. Een alledaags ge-beuren in een stad, waar de pest soms wel 100 slachtoffers per dag eiste. Geen wonder dan ook, dat Dr Pieter van Foreest (o.a.

de lijfarts van Willem van Oranje), die drie huizen \TM!' Clara en haar man woonde, op no. 147, schrijft: "Wij zagen dat op het kerkhof de doden waren opgestapeld, zo hoog als de muren rondom de kerk!" Hij beschrijft de grote verwarring die er in de stad heerste, dat mensen elkaar beten, als honden op, elkaar afvlogen om een doodkist te bemachtigen. Dat sommigen door angst krank-zinnig werden en ouders hun kinderen verlieten. De losbandigheid was groot, want velen dachten dat syfilis bescherming bood tegen de pest. Het stadsbestuur moest herhaaldelijk optreden tegen nachtelijke uitspattingen die zich bij voorkeur afspeelden in de buurt van het kerkhof.

Het Maria Magdalena Convent werd tot pesthuis ingericht. Behalve door nonnen van dit Convent werden de stervenden bijgestaan door Cellebroeders, die ook het vervoer van de talrijke doden verzorg-den. Zij deden hierdoor zo veel ervaring op, dat sommigen een geneeskundige repgtatie kregen: •

Het pesthuis raakte snel overvol met zieken en stervenden. Een chaotische toestand, waardoor van een goede behandeling niet veel terecht kwam en er waren onder de grote massa die naar het kerk-hof werden gedragen soms nog levenden! Tot 70 doden werden in één kuil bijgezet. De lucht van zoveel besmette en in ontbinding verkerende-lijken was onhoudbaar en men vreesde, dat de bedorven lucht een nieuwe uitbarsting van de ziekte tot gevolg zou hebben.

Daarom werd op advies van . Dr van Foreest en zijn collega Van der Heyden besloten gras te zaaien op de graven.

Terwijl velen weer genazen door goede verzorging (vooral bij de welgestelden), waren er volgens oave van Dr van Foreest 5000 tot 6500 slachtoffers en dit was een derde deel van de stadsbe-volking. Een van de oorzaken van de pest was de slechte kwali-teit van het grachtwater. Delft had noch lopend, noch stromend water, waardoor bij zomerhitte de grachten een kwalijk ruikende damp van verrotting uitwasemden, waardoor de lucht besmet werd.

Van Foreest raadde het stadsbestuur aan, bij zomerse hitte de sluizen meermalen te openen, teneinde het water in beweging te houden."

Er zullen zéker in de familie- of kennissenkring van Clara en

haar man, slachtoffers gevallen zijn. Als pasgetrouwde jonge vrouw werd zij al spoedig met de noden van haar mede-stadgenoten

ge-confronteerd. Dr van Foreest schrijft over "de absentie van de Secretarissen door de pest, alstoen regerende." Ook Clara's man was Secretaris van Delft!

Dan wat de politieke toestand betrof.

Als wij de historische literatuur er op naslaan, zien wij, dat er barbaarse toestanden heersten in de Nederlanden en daar buiten.

Ons land stond onder de heerschappij van Koning Philips II van Spanje. Een geschiedschrijver omschrijft hem als:

/— "een klein, mager persoon, ver onder de maat, met dunne benen, nauwe borst, de schuwe blik van een chronisch invalide, breed voorhoofd, blauwe ogen, arendsneus, Bourgondische lip, een grote mond en een monsterachtige onderkaak.

Zijn lichaam was slechts een aardse kooi, waarin, hoe nauw ook, een ziel woonde, voor welker vlucht de onmetelijke ruimten des hemels nog te klein waren.'Zijn verschijning was echter z6 eer-biedwaardig, dat boeren, die hem in het bos ontmoetten, zonder dat ze hem kenden, spontaan voor hem neerknielden. Daarbij was hij streng Rooms-Katholiek.

Z6 was de man, in wiens hand het lot van de halve wereld was ge-legd door zijn Vader, Karel de V."

Er woedde in ons land en vele naburige landen een grote strijd om vrijheid van Godsdienst te verkrijgen, waarvoor ook Prins Willem van Oranje en consorten, zich met goed en bloed inzetten.

"Margaretha van Parma, de zuster van Philips II werd als Regen-tes naar de Nederlanden gezonden met de opdracht: "zorg te dragen voor de nauwgeiette en stipte naleving van de edicten en decre-ten, als richtsnoer voor de Katholieke Godsdienst, opgesteld

door Keizer Karel, tot uitroeiing van alle secten en ketterijen.""

De Spaanse inquisitie werd ingesteld, met het doel, volgens htin inzichten, de Godsdienst zuiver te houden. Duizenden Nederlanders werden om hun Godsdienstige overtuiging vervolgd.

Niemand voelde zich in die dagen veilig. Er heersten angst en

onrust onder de bevolking. Zo ook zéker bij Clara en haar familie.

Vaak werden personen, die om de een of andere reden vijanden had-den, opgepakt en zonder proces terechtgesteld, zonder dat ze ge-weten haddén, wie hen had aangeklaagd en waarvoor.

Toch ging de strijd om Godsdienstvrijheid door. Eigenlijk tot op de dag van vandaag. Na vier eeuwen heeft men nog niets geleerd!

Men bestrijdtelkaar op leven en dood; zoals wij b.v. zien in Ierland en Iran. Er is toch immers éen God, één Christus.

Uiteindelijk ontkomt niemand aan de Goddelijke rechtspraak!

In 1566 brak het verzet door en de beeldenstorm brak uit, waarbij veel kunsthistorische waarden verloren gingen. Ook Delft ontkwam er niet aan. "Het getal der kerken en kloosters in de Nederlanden was buitengewoon groot. De oude poëzie der Germanen was hier uit-gebeiteld en geciseleerd in een kantwerk van steen. Al wat de wetenschap kon uitvinden, wat de kunst kon bedenken, stoute on-dernemingen wagen en rijkdom ter beschikking stellen, was hier bijeen gebracht. Er waren vele honderden bedehuizen om hun bouw-trant of hun inhoud vermaard. Prachtige bijbelse voorstellingen sierden de wanden. Vele kerken waren gevuld met de schilderijen van een school die in rijkdom en schoonheid haar zusters in alle Germaanse landen overtrof. Van geslacht op geslacht hadden de vrome vaderen hun edelste schatten aan die kerken geofferd. En 'nu werd al die rijkdom, die pracht en die kunst in korte spanne

Uit "Willem van Oranje", door John Lothrop Motley, vertaald en bewerkt door Dr W.A. Dekker.

22

tijds van luttele zomerdagen voor immer verwoest. Nauwelijks één provincie of stad, die het lot ontkwam. De kunst zal altijd dit verlies bewenen!"

Ook in Belgig werd zo huisgehouden, met name vooral in Antwerpen en Mechelen.

"Philips II was woedend en zond in 1566, Ferdinando, Alvarez de Toledo, Hertog van Alva, naar de Nederlanden. Hij was een berucht

veldheer en staatsman. Margaretha van Parma was zeer ontstemd, omdat zij juist bij haar broer Philips had gepleit voor

versoepe-ling van de edicten en decreten. Dit onder druk van de oppositie.

Bij aankomst van Alva in de Nederlanden werd met de meeste spoed een tribunaal Opgericht, de Raad van Beroerten, in de volksmond

"Bloedraad" genoemd, waardoor duizenden landgenoten, als repré-saille, op het schavot werden onthoofd, opgehangen of op andere wijze van het leven beroofd. Hun goederen werden geconfisceerd.

Twee jaar later, in 1568, werden ook de Graven Egmond en Hoorne in Brussel onthoofd, wegens hun verzet tegen Kardinaal Granvelle en tegen de inquisitie." Clara was toen 38 jaart

In 1568 begon de tachtigjarige oorlog, met alle bekende gevolgen van dien: veel slachtoffers, verwoesting van steden en dorpen.

Op 1 november 1570 ontstond er een hevige stormvloed, in de ge-schiedenis bekend gebleven als de "Allerheiligenvloed", die een groot deel van Groningen, Friesland, Noord-Holland en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden overstroomden, waarbij vele mensen omkwamen. Clara was toen 40 jaar en reeds 14 jaar gehuwd met Mr Arent van der Meer.

Op 1 april 1572 werd den Briel als eerste stad door de

In document IKA is.414;k.;-..o.-,. P504.- (pagina 27-30)