• No results found

Hoofdvraag: Als u terugkijkt op de ouderbetrokkenheid van uw ouders bij uw opleiding, hoe zou u die ouderbetrokkenheid omschrijven? ‘Nou zij hebben gedaan wat zij konden doen, omdat hun taal niet toereikend was. Dus zij gingen altijd wel naar de oudergesprekken, maar ik was dan altijd wel de tolk. Dus dan was je een semi-ouder als kind. Maar mijn ouders waren wel altijd geïnteresseerd in wat ik allemaal uitspookte en wat ik allemaal deed, dus vandaar dat zij wel, ja eh gingen. In zoverre wat zij allemaal wel of niet begrepen dat

89 varieerde. Want ik weet nog heel goed dat toen er uitleg kwam over een vervolgopleiding, nou dat ging totaal langs hen heen, dat snapten zij helemaal niet. Dus dat, dat dan is ook denk ik het kind dat daarin allemaal besluiten neemt en ik zie het…. ik dacht dat het allemaal van die tijd was, maar ik zie het nu nog. Dat ouders wel enigszins interesse hebben, maar niet de know how of de kennis hebben om bepaalde dingen uit te stippelen voor hun kinderen dus kinderen doen het vaak zelf dan. Mijn moeder die kreeg zelf aan huis les van een juf, Nederlandse les. En eh zij was dan ook heel erg geïnteresseerde als wij thuis kwamen van: wat gaan jullie doen en hoe gaan jullie dat aanpakken? Zij had ook een speciale routine, als wij thuis kwamen dan zette zij ons aan de keukentafel en dan kregen wij een glaasje limonade of een koekje erbij en dan ging ze eerst met ons de dag doornemen en dan kwam er daarna uit van: ‘En? En nog huiswerk?’ Dan was je dus eigenlijk al...zat je aan die tafel om dat eerst te doen voordat je mocht gaan spelen. Dat was de basisschool en op de middelbare school ging dat wat minder omdat toen lesstof veel te ingewikkeld werd. Daarin was het gewoon het vertellen van je moet het doen. Dus dan was het niet meer zo van: hoe zit het daarmee? En dan meedenken en je op weg helpen dat ging dan weer wat minder. Dus op de middelbare school was je dan

meer...dan was het: ‘En wat moet je allemaal maken voor vandaag?’ ‘Oh nee, ik ga het straks doen.’ Dat puberale gebeuren.’

Hoofdvraag: In hoeverre merkte u een verschil tussen de ouderbetrokkenheid van uw moeder met die van uw vader? ‘Nou mijn vader was gewoon keihard aan het werk. Hij werkte in een houtfabriek. Mijn moeder is een huisvrouw en daar heeft zij ook echt voor gekozen. Want vanuit haar familiale achtergrond, zijn haar broers en zussen hoogopgeleid. Die zijn nog in Marokko. Daaruit voort zijn allemaal docenten uit gekomen of allemaal directeuren van scholen toevallig en ik zit ook in het onderwijs dus het is niet gek. Maar zij heeft nooit

geambieerd om iets buitenshuis te doen. Zij wilde echt voor haar kinderen zorgen. Ik weet nog dat er wel eens een discussie was van, dat mijn vader zijn van: ‘Waarom doe je niet iets voor jezelf buitenshuis?’ Terwijl dat voor die tijd heel raar was. Maar dat wilde zij niet. Ik denk ook dat het een stukje angst was. De kennis van de maatschappij die zij miste en uhm er waren in die tijd drie gezinnen die zij kende want wij woonden in die tijd in Naaldwijk. Dus voor haar was dat ja, zij was degene thuis die ook met de kinderen zeg maar in de weer was en ook op onderwijsgebied. Mijn vader was echt, ja die vertrok ‘s ochtends met zijn boterhammen, oh nee dat is niet helemaal waar want hij kwam altijd met de lunch thuis. Wij aten warm tussen de middag . Het was zeg maar gewoon een dorp Naaldwijk. Nou ja, Naaldwijk is best wel groot op dit moment. Nou dan fietste hij zo van werk terug en wij ook met de lunch. Dan lunchten wij samen en dan ging iedereen weer richting werk of school.’

Hoofdvraag: In hoeverre ziet u overeenkomsten tussen de ouderbetrokkenheid van uw ouders bij uw opleiding en de ouderbetrokkenheid van u bij de opleiding van uw kind? ‘De

overeenkomst is dat wij geïnteresseerd zijn in wat….en het motiveren. Maar daar stopt het ook mee, want wat ik net als zei. Zij wisten eigenlijk niet wat de markt te bieden had en waarop jij je kind moest aansturen en dat hebben wij wel wat meer. Dus ik en mijn man weten wel van oké dit zijn de vervolgopleidingen en ons kind zit zo in zijn vel en dat lijkt ons geschikt daarvoor en dus motiveer je hem op hobbygebied om dat te stimuleren. En mijn ouders stimuleerden puur op: ik wil dat je dat doet, want dat is belangrijk.’

90

Factor 1: de ouderlijke rolconstructie

Hoofdvraag: Elke ouder heeft andere denkbeelden over welke rol ouders horen te spelen binnen het onderwijs van zijn of haar kind. Welke rol vindt u dat u hoort te spelen binnen het onderwijs van uw kind? Hoe zou u die rol omschrijven? ‘Nou als eerste natuurlijk als moeder, als betrokken ouder dat jij je kind zo goed mogelijk begeleidt naar die school toe met de kennis die je daarvan uit krijgt en verder met je kind aan de slag gaat. Maar het vervelende is dat ik een onderwijskundige achtergrond heb en soms dan ga je daar misschien net even een stapje verder mee in. Ik als docent zelf vind het altijd heel fijn als mensen met je meedenken. Want je kan als docent niet alles alleen. Dus de informatie die ik geef en krijg die gebruik ik om zo dat kind vooruit te krijgen. Dat varieert ook per leerkracht. De goodwill die je als ouder toont is dat je als ouder helpt met basale dingen in het schoolleven van de kinderen zelf. Dus meehelpen met kleinere activiteiten, dus de schoolreisjes enz. Dat schept een band. Dat zorgt ervoor dat leerkrachten wat meer open zijn, vind ik zelf en dat zij ook wat meer je best gaan doen voor je kind.’

Dimensie 1: ouderbetrokkenheid thuis

Hoofdvraag: In hoeverre houdt u zich thuis bezig met schoolgerelateerde activiteiten? (Bijvoorbeeld: samen lezen, bezoek aan de bieb, het doen van leerzame spellen, helpen met huiswerk enz.) ‘Ja, wij zijn de laatste tijd niet meer zo vaak naar de bieb gegaan. Wij kopen boeken zodat zij die ook echt hebben. Wij vinden het heel belangrijk dat zij lezen. Er wordt ook veel voorgelezen. Zij zien ook dat wij lezen dus dat geeft ook een gevoel van dat dat heel normaal is om te doen. Andere activiteiten, ja wij gaan naar musea. Zij hebben een

museumjaarkaart. Wij hebben een keer Squla geprobeerd, maar daar was ik niet zo gecharmeerd van. Squla is een internetaangelegenheid waar kinderen dus oefeningetjes kunnen doen. Rekenen, taal en daar krijgen zij punten voor. Die van mij moest ik echt dwingen, terwijl het eigenlijk leuk hoort te zijn. Dus ik dacht ik kan dan beter iets anders met ze doen en dat dan laten. Wij hadden eerst alleen een laptop en dan kwamen daar Ipads bij zodat zij zeg maar wat meer daarop, de wel bekende apps voor verschillende dingetjes. Mijn zoontje van 10 die, wij kwamen erachter dat hij een hele grote achterstand had op school. Wij konden dat niet goed plaatsen. Wij hebben gevraagd dat dat werd onderzocht. Nou er kwam uit dat hij een heel hoog IQ heeft, maar dat hij heel moeilijk de drempels neemt om dingen te ondernemen. Zij werkgeheugen was dus heel laag, qua activiteiten en dat soort zaken. Toen hebben wij de stap ondernomen om extern in te kopen bij ABC. Die psychologe heeft de test gedaan. Wij zijn verder gegaan met een cursus bij haar om dat brein te activeren. In zoverre doe ik dat dus bij mijn kinderen, want school kan dat niet leveren, vanwege de vele

bezuinigingen in het onderwijs. Dan wil ik best wel in de buidel tasten om dat op orde te krijgen. Dan voel ik mij wel geroepen om dat beetje extra aan onderwijs toe te voegen.’

Factor 2: het geloof in eigen kunnen (self-efficacy)

Hoofdvraag: Als u kijkt naar uw eigen kennis en vaardigheden (uw eigen bekwaamheid), denkt u dat u een positieve invloed kan hebben op de schoolresultaten van uw kind? ‘Uhm ja, ik merk alleen wel bij mijn oudste, daar moet ik uitkijken dat ik niet… wij hebben dezelfde karakters, dat ik me niet te veel met hem, zeg maar bemoei. Dan raakt hij gefrustreerd. Dus je moet ook soms loslaten, je ondersteunt in hoeverre dat nodig is en soms is het ook kijken wat kan het kind zelf en dat monitoren en hulp bieden als dat echt nodig is. Die oudste die doet het heel goed. Die is ook een strebertje. Dus dan moet je daar niet meer druk op zetten dan nodig is. Hij is gevoelig voor faalangst, dus als je dan als ouder ook hele hoge eisen gaat stellen, dan kun je dan forceren. Dus daar proberen wij een balans in te vinden.’

91  Hoofdvraag: Als u kijkt naar uw eigen beschikbare tijd en energie, in hoeverre vindt u dat u

voldoende tijd en energie besteedt aan de betrokkenheid bij het leren van uw kind? ‘Wij hebben best wel drukke banen en daarin proberen wij die balans te vinden, want uiteindelijk werk je om een bepaalde levensstijl te onderhouden waarin je met z’n allen uitkomt, positief leeft met elkaar. Dat heb ik wel even in het begin als drempel ervaren omdat ik helemaal opging in mijn werk en dacht dat de rest gewoon daar achteraan zou hobbelen, maar dat is dus niet zo. Dus dan moet je even gas terug nemen en kijken waar het ook alweer om gaat. Dan stel je je gezin centraal en daarbij ook je kind. Daar is dus dat stukje onderwijs heel erg belangrijk ik. Dan probeer je zo goed mogelijk de tijd en energie in te steken. Daar waar nodig is.’

Factor 5: het sociale netwerk van de ouder

Hoofdvraag: In hoeverre hebben de mensen in uw omgeving, zoals bijvoorbeeld ouders van vrienden van uw kind en uw eigen vrienden met kinderen invloed op uw ouderbetrokkenheid bij het leren van uw kind? ‘Nou niet, ik ervaar juist dat het andersom is. Dat mensen kijken van: oh, zij zijn daarmee bezig, misschien is dat wel iets voor ons. Maar zoals ik al zei, mijn man komt ook uit het onderwijsland, dus het is een beetje valsspelen. Wij hebben eigenlijk aan de leerkrachten van ons kind moeten uitleggen van: ja, maar je kunt die en die mensen

inschakelen en daar en daar zus en zo doen en dat en dat en dat. Ik weet van mij vriendinnen dat… één van hen heeft een zoon waar het ook niet goed mee ging. Zij heeft dus ook gretig gebruik gemaakt van het feit van: oké, dat zijn andere mogelijkheden die interessant zijn voor mijn kind. Wat dat betreft, de invloed ligt wel heel erg bij ons, voor onszelf. Ik vind ook niet, maar dat is denk ik heel breed getrokken ook met religie zijn wij niet heel erg happig om te kijken naar anderen. In mijn optiek brengt dat alleen maar gedoe met zich mee. Ik houd het liever bij onszelf en hoe wij onszelf daarin zien en prettig bij voelen.’

Factor 3: de uitnodiging van school, leerkracht en kind

Hoofdvraag: In hoeverre denkt u dat uw kind uw betrokkenheid bij zijn/haar leren nodig heeft, en op welke manier merkt u dit? ‘Ik heb nou het laatste jaar geen activiteiten meer op school gedaan en toen zei mijn zoon van:‘Ik vind het wel jammer dat ik jou niet meer zie op school.’ Toen dacht ik wel van oh jee. Terwijl ik daarvoor best wel vaak, naja dan ben je daar met het koekjes bakken en dat soort dingen. Maar dat ging met mijn rooster niet meer dus dit jaar heb ik dat even laten schieten. Dat ervaren zij als de mama van die, die doet dat wel. Dan is het voor mij: ‘Ja, het zal wel , maar dat kan nu even niet.’ En dan leg je uit waarom en dan probeer je het een eerst volgende keer weer te doen. Want het geeft een soort gevoel van trots denk ik, van kijk dat is mijn mama, die kan dat allemaal. Mijn man die helpt ook mee op school. Zij lopen naar de gym en daar hebben zij ouders voor nodig en dan gaat hij op en neer met de kinderen.’

Hoofdvraag: Vinden de vrienden van uw kind presteren op school belangrijk of juist niet? ‘Nou dat ligt natuurlijk aan de leeftijd want die van tien, die hebben helemaal geen besef van wat hun inzet voor later betekent. Dat is voor hun heel ver weg. M. van 11, daar zie je het wat meer, maar ook bij verschillende kinderen. Ik zie ook dat hij meer trekt naar de kinderen die daar ook oog voor hebben. Ik heb een vriendin en die zoon zit bij mij zoon in de klas en die jongen is heel erg speels en daar kan hij het helemaal niet mee vinden. Die blijft ook helaas zitten dat kind. M. herkent dat ook. Hij gaf aan dat die jongen dat ook niet kon. M. trekt dan

92 meer op met kinderen die wat meer bezig zijn met school. Dat zorgt er soms wel voor dat hij als buitenbeetje wordt gezien.’

Dimensie 3: relatie ouder-school

Hoofdvragen: Bent u tevreden over de informatie die u krijgt van school over de voortgang van uw kind? ‘Uhm, ja in zekere zin wel. Alleen het varieert van leerkracht tot leerkracht, wat je krijgt te horen. Bij de één ervaar ik het als extreem goed en bij de andere, die heeft er nog geen kaas van gegeten. Dat is feitelijk ook zo. Het zijn gewoon jonge mensen net van de opleiding en die moeten nog uitvinden van hoe pak je dat aan en waar krijg je ondersteuning voor dit en dat? Ook klassenmanagement wat nog niet heel erg goed loopt. Het ligt er echt aan bij wie zij in de klas komen. Dat is ook zo in het voortgezet onderwijs. Dat je afhankelijk bent van de docent, waar je lessen van krijgt.’

Factor 3: de uitnodiging van school, leerkracht en kind

Hoofdvragen: In hoeverre vindt u dat u door de school wordt uitgenodigd om betrokken te raken bij het leren van uw kind? Op welke manier merkt u dit? ‘Nou ja, bijvoorbeeld net voor de vakantie dan krijgen ouders een mail of een brief mee van je moet lezen met je kind en dan krijg je opties en welke boeken goed zijn en hoe je dat kunt aanpakken. Met dat soort

informatie komt men, maar ook in de oudergesprekken; misschien is het leuk, om dat te proberen. Dus zeg maar schoolbreed geven zij de algemene informatie, van doet u dat vooral met uw kind want dat is gezond en doet u dat vooral met uw kind want dat is goed voor de taalontwikkeling . Op groepsniveau hangt het af van de leerkracht.’

De etnisch culturele achtergrond

Hoofdvraag: Binnen elke cultuur zijn er eigen gewoontes en opvattingen over de

betrokkenheid van ouders bij het leren van het kind. Vindt u dat uw Marokkaanse achtergrond invloed heeft op uw betrokkenheid bij het leren van uw kind? In welk opzicht? ‘Het zal niet zozeer mijn Marokkaanse achtergrond zijn, dan wel de migratie. Omdat je, toen wij hier kwamen nog niet zo heel veel kansen hadden en dat je enig idee had dat je een hele mooie baan zou gaan krijgen. Dus dat heeft er eigenlijk voor gezorgd dat je je gaat beseffen van oh je moet wel echt iets gaan doen en ook met je kinderen gaan doen, wil je vooruit komen in de maatschappij. Ik denk dat het los staat van de cultuur, want als ik kijk hoe mijn tantes en ooms in Marokko omgaan met school is dat vergelijkbaar als hier.’

Hoofdvraag: Ervaart u afstand tussen de cultuur thuis en op school met betrekking tot het leren van uw kind? ‘Vanuit religieus oogpunt wel. Ik moet je heel eerlijk zeggen dat ik een beetje allergisch ben voor cultuur. Omdat ik vind dat de cultuur, de religie een beetje heeft vertroebeld. Omdat er hele rare dingen zijn ontstaan door culturele aangelegenheden binnen de religie. Terwijl ik eigenlijk graag wil dat de religie een soort basis is. Wat cultuur betreft ben ik, hoop ik, als ik mezelf met mijn moeder vergelijk, ik ben niet die moeder die aan komt rennen met een bord koekjes op grond van die gezelligheid, contacten zoekt en dat heel groots uitdraagt. Dat zie ik vaak Marokkaanse moeders doen die een steentje bij willen dragen. Dan is dat eerst vanuit culturele drang voedsel. Dat heb ik niet, niet zo heel sterk. Ik heb wel op religieuze grond het heel sterk. Want ik vind namelijk, zij zitten op een middelbare school en zij vierden eerst, zij hadden paasontbijt. Toen zei ik ‘Ik vind dat bijzonder op een openbare school.’ Toen is dat het lentefeest geworden. Kerstdiner is gewoon het kerstdiner gebleven. Maar ja, ik acht een school die vrij gemengd is, dat er voor alle verschillende religies die

93 daar aanwezig zijn, dus iets doet. Maar daar is men niet heel erg van gecharmeerd, want de islam is sowieso niet populair. Als je dat heel erg promoot kan dat wel eens doorslaan in je soort aanmeldingen en dan gaat je gemende school, misschien naar de kant van de zwarte school. Dus zij zijn heel erg precies in het kiezen van wat er op school wordt gedaan en waar wel aandacht aan wordt gegeven. Sinterklaas bijvoorbeeld dat wordt ook gevierd en daar ben ik ook helemaal geen voorstander van. Dat vindt men heel erg irritant. Waar bemoei je je mee, denkt men. Maar ik vind dat als je een Nederlandse staatsburger bent en je zit op een

openbare school dan heb je daar iets over te vertellen. Nou hebben zij dus voor een drietal leerjaren hebben zij gezorgd dat kinderen bijvoorbeeld naar een moskee kunnen met de klas en naar een synagoge, dat was het. Dus vanuit mijn culturele gebeuren hoef ik niet zoveel terug te zien. Maar vanuit religieus optiek vind ik wel dat er een wat beter uitgebalanceerd