• No results found

Introductie van de boeteregelingen

3 I NVENTARISATIE EN SELECTIE VAN BOETEREGINGEN

3.5 Introductie van de boeteregelingen

Uitgebreide informatie over acht geselecteerde regelingen is – vanwege de grote hoeveelheid pagina’s die dat in beslag neemt - opgenomen in bijla-ge 1. Deze paragraaf bevat een korte introductie van zes bestuurlijke boe-teregelingen. De twee andere regelingen zijn reeds geïntroduceerd: het Tbm in paragraaf 2.2 en 3.3 en het Bgp in paragraaf 3.3.

In de toelichting op de regelingen wordt ingegaan op het doel van de rege-ling en hoe de regerege-ling getypeerd kan worden in termen van de

31 Te weten: Wahv, Mw, WW, Arbowet, Bgp (J.G. van Erp & M.D. van Ewijk, Werklast

be-stuurlijke boete: determinanten van de werkbelasting in de bestuursrechtspleging,

modellen (Commissie Kortmann). Het betreft een globale indeling die in hoofdstuk 5 nader zal worden uitgewerkt.32

Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften Op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoor-schriften (Wahv) kunnen opsporingsambtenaren, waaronder de politie, be-stuurlijke boetes opleggen voor lichte verkeersovertredingen. De regeling kent een limitatieve opsomming van overtredingen met elk een vast boe-tetarief. Het maximumtarief is € 340. De Wahv kent, een enkele uitzonde-ring daargelaten, geen mogelijkheid voor strafrechtrechtelijke handhaving. In termen van de commissie Kortmann is de Wahv een voorbeeld van mo-del A.

Mededingingswet

Handhaving van de Mededingingswet (Mw) vindt alleen bestuursrechtelijk plaats. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is verantwoordelijk voor de tarifering van bestuurlijke boetes. De Mw kent alleen een maxi-mumtarief, dat is vastgesteld op € 450.000 of, indien hoger, op 10% van de voor de overtreding relevante omzet. De Mw kent dus geen gefixeerde tarieven en omdat tevens strafrechtelijke handhaving niet mogelijk is, is de Mw in termen van de commissie Kortmann een mengvorm (zie para-graaf 2.2).

Wet Arbeid Vreemdelingen

Op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) kunnen werkgevers onder meer bestuurlijke boetes worden opgelegd voor het zonder tewerk-stellingsvergunning arbeid laten verrichten door een vreemdeling. Ook is in bepaalde gevallen strafvervolging mogelijk. De bestuurlijke boetes wor-den opgelegd door de Arbeidsinspectie (AI). De wettelijke regeling kent een maximumtarief van € 11.250 bij een natuurlijk persoon en € 45.000 bij een rechtspersoon.33 In beleidsregels zijn gefixeerde tarieven vastge-steld. Omdat de gefixeerde tarieven in beleidsregels zijn vastgelegd en niet in de wettelijke regeling zelf, kan niet van een zuiver model A worden gesproken. Ook het feit dat strafrechtelijke handhaving mogelijk is, maakt dat de Wav niet eenduidig is in te delen in CTW-modellen.34

32 Op basis van nadere analyse van de wettelijke regeling en beleidsregels. Aan de hand van de empirische bevindingen worden de modellen van Kortmann verfijnd (zie hoofd-stuk 5).

33 Bij recidive € 16.875 respectievelijk € 67.500.

34 In hoofdstuk 5 wordt dit punt nader uitgewerkt, wat onder andere resulteert in een ver-fijning van de CTW-modellen.

Werkloosheidswet

De WW stelt, net als veel andere sociale zekerheidsregelingen, eisen aan uitkeringsgerechtigden die deels bestuursrechtelijk kunnen worden ge-handhaafd. Het gaat in het bijzonder om de verplichting bepaalde informa-tie te verschaffen aan de uitkeringsinstaninforma-tie UWV. De maximale bestuurlij-ke boete die het UWV kan opleggen bij het overtreden van de informatie-verplichtingen is op grond van de wettelijke regeling € 2.269. De tarifering is op het niveau van beleidsregels verder uitgewerkt. De WW kent ook be-palingen die strafrechtelijke handhaving mogelijk maken. Op het eerste gezicht lijkt dan ook sprake te zijn van een model B, met dezelfde kantte-kening als bij de Wav, dat de CTW-modellen geen rekantte-kening houden met verdergaande tarifering op uitvoerend niveau. Ook de verhouding tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving ligt in de praktijk genu-anceerder dan de typologie van Kortmann.35

Arbeidsomstandighedenwet 1998

De Arbowet legt werkgevers een groot aantal verplichtingen op ten aan-zien van het veiligheids- en arbeidsomstandighedenbeleid. Handhaving geschiedt door de Arbeidsinspectie. Voor de meeste schendingen van de Arbowet kunnen bestuurlijke boetes worden opgelegd, maar de meer ern-stige rechtsschendingen worden via het strafrecht afgedaan. De maximale bestuurlijke boete verschilt per categorie overtredingen. Voor de zwaarste categorie geldt een maximum van € 11.345 (€ 17.017,50 bij recidive). De tarifering is nader uitgewerkt in beleidsregels. Los daarvan kan de Arbowet vooralsnog als voorbeeld van model B worden beschouwd.36

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Daar waar de bestuurlijke boete op veel terreinen een betrekkelijk nieuw fenomeen is, bestaat in het belastingrecht al langer de mogelijkheid be-stuurlijke boetes op te leggen.37 Bepalingen uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kunnen deels strafrechtelijk en deels bestuursrech-telijk worden gehandhaafd. De maximale bestuurlijke boete die de belas-tingdienst kan opleggen bedraagt 100% van de aanslag voor zogeheten vergrijpboetes en € 4.537 voor minder ernstige verzuimboetes (bijvoor-beeld het niet tijdig doen van aangifte). Uitgaande van de in de Awr ge-noemde maximumtarieven is de tarifering verder uitgewerkt in beleidsre-gels. Wanneer deze op dit moment nog buiten beschouwing worden

35 Ook dit punt wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 5.

36 In de ‘zuivere’ CTW-modellen wordt alleen gekeken naar de wettelijke regeling en niet naar beleidsregels.

ten, kan de Awr als model B worden beschouwd, zij het dat ook hier geldt dat de verhouding bestuursrechtelijke – strafrechtelijke handhaving nade-re toelichting behoeft. Zie hiervoor bijlage 1 en in het bijzonder hoofd-stuk 5.

4 B

OETETARIEVEN

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat over de hoogte van bestuurlijke en strafrechtelijke boe-tetarieven (deelvraag 2). De analyses zijn gebaseerd op de uitgebreide beschrijving van de acht regelingen in bijlage 1, waarin ook de bronverwij-zingen zijn opgenomen. In paragraaf 4.2 worden de maximumtarieven in de bestuurlijke en strafrechtelijke boeteregelingen vergeleken. Aanleiding hiervoor is de vraag of en, zo ja, in hoeverre maximumtarieven voor be-stuurlijke boetes afwijken van die voor de strafrechtelijke boetes. In para-graaf 4.3 worden deze maxima vergeleken met maximumtarieven die zijn opgenomen in beleidsregels, voor zover de wettelijke regeling daar ruimte voor biedt. Vervolgens wordt in paragraaf 4.4 per regeling de variatie in boetetarieven in kaart gebracht aan de hand van boetetarieven voor con-crete feiten. Deze analyse geeft een indicatie voor de bandbreedten van tarieven in bestuurlijke boeteregelingen. Ook de regelingen met bestuurlij-ke transactie (Tbm) en parbestuurlij-keerbelastingheffing (Bgp) zijn in de vergelij-king betrokken. Paragraaf 4.5 gaat nader in op de verhouding tussen de bestuurlijke en strafrechtelijke boetetarieven in het geval van gedragingen zowel bestuurlijk als strafrechtelijk kunnen worden gehandhaafd (beboet). In paragraaf 4.6 worden de belangrijkste bevindingen samengevat in con-clusies, waarbij het belangrijkste aandachtspunt is in hoeverre oneven-wichtigheden zijn geconstateerd in de tarieven. Voorafgaand aan de ver-gelijking, kan daarover een verwachting worden geformuleerd op grond van de bevindingen in hoofdstuk 2. In paragraaf 2.2 is beschreven dat het vergroten van de doelmatigheid van handhaving het voornaamste motief is om de bestuurlijke boete in te voeren. Dit motief rechtvaardigt op zich-zelf geen verandering in de hoogte van de tarieven - de Memorie van Toe-lichting bij de Vierde Tranche Awb bevat daarvoor ook geen aanknopings-punten.

Vanuit een rechtseconomisch perspectief zou kunnen worden betoogd dat de bestuurlijke boetetarieven lager zouden kunnen zijn dan de strafrechte-lijke boetes die voorheen werden opgelegd, indien meer doelmatigheid ge-paard gaat met een grote pakkans en daarmee bijdraagt aan een sterkere afschrikkende werking van de boete. De nuancering die hierop aange-bracht dient te worden, is dat een verlaging van de tarieven een verkeerd

signaal zou kunnen geven over de beoordeling van de ernst van een be-boetbaar feit, waardoor het niet voor de hand ligt de tarieven daadwerke-lijk te verlagen.38 Bovendien dient een boete daadwerkelijk een sanctie in te houden. Indien tegenover een boete een veel groter financieel gewin staat, zal er van de boete als zodanig weinig effect uitgaan.39

Per saldo kan er van worden uitgegaan dat het invoeren van het instru-ment bestuurlijke boete niet noodzakelijkerwijs tot een wijziging van tarie-ven zou behoetarie-ven te leiden.