• No results found

B ESLUIT GEMEENTELIJKE PARKEERBELASTINGEN

opzet)(bij

8 B ESLUIT GEMEENTELIJKE PARKEERBELASTINGEN

(

ARTIKEL

225G

EMEENTEWET

)

8.1 Algemeen

Het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen (Bgp) biedt de mogelijkheid tot belastingheffing ter zake van het parkeren op aangewezen plaatsen binnen de gemeente. Op grond van het Bgp kan de bestuursrechtelijke handhaving van parkeerovertredingen ingevolge de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv) terzijde worden gesteld door de toepassing van een stelsel van belastingheffing.

Deze regeling is in die zin uniek (ten opzichte van de andere in dit onder-zoek bestudeerde regelingen) dat het in het Bgp niet gaat om de opleg-ging van een boete, maar om een fiscaal-bestuursrechtelijk instrument: de fiscale (na)heffing. Deze heffing dient daarbij ook nog eens als alternatief voor een bestuursrechtelijk boetesysteem, dat zelf (bij Wahv) is ingevoerd ter vervanging van strafrechtelijke boeteoplegging.

8.2 Bestuurlijke boetes

Uitgangspunt is dat parkeerboetes kunnen worden opgelegd bij overtre-ding van de artikelen 24-26 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Rvv; § 10 Parkeren). Deze overtredingen zijn ingevolge artikel 92 Rvv aan te merken als strafbaar feit. Bijgevolg lijkt op grond van artikel 177 lid 1, onder d Wvw bestraffing van deze overtreding met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de 2e categorie (maximaal € 3.350) mogelijk.

Parkeerovertredingen in de zin van het Rvv en op grond van plaatselijke verordeningen zijn echter opgenomen in de bijlage bij de Wahv. Dit brengt mee dat niet de strafrechtelijke maar de in de Wahv beschreven bestuur-lijke afdoening toegepast dient te worden. Voor de meeste parkeerover-tredingen in de Wahv-bijlage geldt een gefixeerde boetehoogte van € 45. Voorzover relevant voor de mogelijkheid tot toepassing van een stelsel van belastingheffing op grond van artikel 225 Gemeentewet (ingevoerd bij

Bgp en te bespreken onder par. 10.3) gaat het om de volgende parkeer-overtredingen en bijbehorende Wahv-boetes (Tabel B1 8.1):

Tabel B1 8.1 Overtredingen waarvoor ex artikel 225 Gemeentewet een naheffingsaanslag kan worden opgelegd

Als bestuurders een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan R 409a anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven

parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze € 45 R 409b terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken € 45 R 409c zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen € 45 R 409d terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is

ver-streken

€ 45 Bron: Bijlage zoals bedoeld in artikel 2 Wahv.

Indien geen toepassing wordt gegeven aan het Bgp zijn dit de parkeer-overtredingen en geldende bestuurlijke boetes die ingevolge de Wahv die-nen te worden toegepast.

8.3 Fiscale afhandeling

Op grond van artikel 225 lid 1 Gemeentewet kan, in het kader van par-keerregulering, een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij of krachtens de plaatselijke belastingverorde-ning aangewezen plaats, tijdstip en wijze (lid 1 onder a).

Ook kan een belasting worden geheven ter zake van een van gemeente-wege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangewezen plaats (artikel 225, lid 1 onder b).

Het tarief van de belastingen kan, volgens lid 8 van artikel 225 Gemeente-wet, afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd, van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weg-gedeelten. De tarieven worden vastgesteld bij gemeentelijke belastingver-ordening (aldus lid 1). De fiscale naheffingsaanslag is, anders dan de boe-te van de Wahv, geen ‘criminal charge’.231

De wijze van heffing van de onder lid sub a bedoelde belasting kan ge-schieden bij wijze van voldoening op aangifte of op andere wijze, aldus artikel 234 lid 1 (denk aan betaling bij een parkeermeter).

Het vierde lid van dit artikel betreft de mogelijkheid van het opleggen van een naheffingsaanslag. Het artikellid schrijft ter zake voor dat deze dient te worden berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.

De naheffingsaanslag, die wordt opgelegd indien de parkeerbelasting niet is voldaan, bestaat uit het bedrag van de niet-betaalde belasting zelf en de kosten voor het opleggen van de aanslag. Deze kosten worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld. Deze kosten mogen voor hetzelfde voertuig per aaneengesloten periode niet vaker dan eenmaal per kalenderdag in rekening worden gebracht, aldus artikel 234 lid 6. De maximaal in reke-ning te brengen kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag wor-den bij AMvB geregeld; ook dienen de door de gemeente in rekening te brengen kosten in de desbetreffende belastingverordening te zijn vermeld (lid 7). Artikel 234 lid 5 Gemeentewet sluit de toepasselijkheid van de boe-teregels van artikelen 67b, 76c en 67f Awr uit.

Van 1990 tot 1 januari 1999 bedroeg het maximumtarief voor het in reke-ning brengen van de kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelastingen steeds ƒ 65. Aangezien voor vele gemeenten dat maximumtarief niet kostendekkend bleek te zijn is, bij het Besluit ge-meentelijke parkeerbelastingen232 de verhoging vastgesteld op maximaal ƒ 82 (€ 41) per 1 januari 1999, waarna jaarlijks een indexatie heeft plaatsgevonden. Met ingang van 1 januari 2006 bedraagt het bedrag dat gemeenten ten hoogste in rekening mogen brengen € 47 (in 2005; € 46).233

8.4 Bekendmaking boetetarieven

De bepalingen van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen zijn be-kend gemaakt in het Staatsblad.234 De invulling per individuele gemeente kan per gemeente verschillen. De tarieven worden vastgesteld bij gemeen-telijke belastingverordening en zijn vaak te vinden op websites van de gemeenten. Een quick-scan van twintig gemeentelijke websites leert dat 70% van de grote gemeenten deze boetes op hun websites heeft

232 Besluit d.d. 22 december 1998, Stb. 1998, 696.

233 Bekendmaking van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 juli 2005, in de zin van art. 3, eerste lid Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.

234 Besluit van 22 november 1990, Stb. 1990, 574. In de jaren daarna is het besluit enkele keren gewijzigd.

plaatst. Van de onderzochte kleine gemeenten heeft geen enkele gemeen-te deze informatie op haar websigemeen-te.235

8.5 Schema

Schema 8.1 Kenmerken van de regeling Bgp samengevat

Strafrecht: niet van toepassing – bij niet-fiscalisering af-doening volgens bestuursrechtelijke(!) boeteregels Wahv Bestuursrecht: Wahv of artikel 225 Gemeentewet jo. Par-keerverordening (PV)

1.ONTWIKKELING HAND-HAVING

Una via: geen bestuurlijke boete als parkeren is gefiscali-seerd

2.BOETEBEVOEGDHEID Wahv: Politie PV: gem. toezichthou-der/politie

3.TARIFERENDE INSTANTIE Wahv: wetgever PV: gemeenteraad 4.TYPERING REGELING Wahv: gemaximeerd

o.b.v. wet

PV: gemaximeerd o.b.v. be-sluit min. BZK, gefixeerd o.b.v. PV

5.MAX.BOETE Wahv: € 45 (vlgs. Wahv) PV: € 46 (vlgs. Besluit gem. parkeerbelastingen)

6.CRITERIA TARIFERING Wet: overgelaten aan PV PV: plaatselijke opvattingen

235 Voor deze quick-scan zijn ad random tien websites geselecteerd van de G27 plus de G4 en tien websites van de overige gemeenten.