• No results found

Internationale beleidsontwikkelingen

In document Milieubalans 2006 (pagina 80-82)

2.4 (Kosten) effectiviteit van het beleid

3.2.1 Internationale beleidsontwikkelingen

Het EU-luchtkwaliteitsbeleid is vooral vormgegeven via richtlijnen. In de kaderrichtlijn luchtkwaliteit (EU, 1996b) en de vier dochterrichtlijnen (EU, 1996b, 2000, 2002b, 2004) zijn normen gesteld voor dertien luchtverontreinigende stoffen, en zijn voorschriften opgesteld voor het vaststellen en rapporteren van de luchtkwaliteit en het opstellen van plannen ter verbetering daarvan. De vierde dochterrichtlijn, met streefwaarden voor concentraties van een aantal zware metalen en polycyclische aromatische kool- waterstoffen in de lucht, is in februari 2005 van kracht geworden.

In de NEC-richtlijn (EU, 2001) zijn nationale plafonds opgenomen voor emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak, waaraan de EU-landen vanaf 2010 moeten voldoen. Daarnaast zijn in het Gothenburg Protocol van de UN/ECE voor 41 landen emissieplafonds voor dezelfde stoffen opgenomen. De pla- fonds uit het Gothenborg Protocol, dat in mei 2005 in werking is getreden, zijn voor de EU-landen echter minder streng of gelijk aan die uit de NEC-richtlijn.

Verder zijn er diverse milieurichtlijnen en verordeningen gericht op specifieke sectoren, zoals emissie-eisen voor het wegverkeer (de zogenaamde ‘Euro’-normen), stationaire bronnen in de landbouw en industrie, zoals via de ‘Integrated Pollution Prevention and Control’ (IPPC)-richtlijn (EU, 1996a) en de ‘Large Combustion Plants’ (LCP)-richtlijn (EU, 1996a). Ook zijn eisen gesteld aan de samenstelling van brandstoffen. Bronbeleid bij sectoren die betrokken zijn bij transport met landen die geen lid zijn van de EU wordt primair geregeld via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) voor zeescheep- vaart, en de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO) voor luchtvaart. In mei 2005 is het Marpol VI verdrag onder de IMO in werking getreden. Dit verdrag legt onder andere beperkingen op aan het zwavelgehalte van brandstoffen die ge- bruikt worden door schepen varend op de Noordzee en de Baltische zee.

Thematische strategie EU schetst de richting voor verdere aanscherping van het be- leid

Op 21 september 2005 heeft de Europese Commissie haar thematische strategie over de aanpak van luchtverontreiniging gepresenteerd (EC, 2005c). Deze strategie legt het ambitieniveau vast van het bestrijdingsbeleid tot 2020, en is de uitkomst van het pro- gramma ‘Clean Air For Europe’ (CAFE). De strategie bevat tussendoelen gericht op het

bereiken van het langetermijndoel van de EU. Het langetermijndoel is vastgelegd in het zesde milieuactieprogramma, en is omschreven als “het bereiken van luchtveront- reinigingniveaus die geen significante negatieve effecten en risico’s voor de mense- lijke gezondheid en het milieu tot gevolg hebben” (EU, 2002a). De strategie omvat drie hoofdelementen. Het eerste element is de herziening van de NEC-richtlijn. Het tweede element betreft de herziening van de kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de daaronder vallende dochterrichtlijnen. Het derde element bestaat uit sector specifiek luchtkwali- teitsbeleid waaronder aangescherpt bronbeleid in de transportsector en industrie, en verdere integratie van milieu- en sectoraal beleid.

Na 2010 verdere aanscherping van nationale emissieplafonds

De thematische strategie voorziet in een aanscherping van de nationale plafonds om de emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische verbindingen en ammoniak verder te reduceren in de periode tussen 2010 en 2020. Ook is er voorzien in een nationaal emissieplafond voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5). Een plafond voor fijn stof is in de huidige NEC-richtlijn niet opgenomen. De herziening van de NEC- richtlijn staat komend jaar op de agenda van de Europese Commissie.

Commissievoorstel voor herziening luchtkwaliteitsrichtlijnen verschenen

Om de thematische strategie te implementeren heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de herziening van de EU-luchtkwaliteitsrichtlijnen (EC, 2005a). De hoofdelementen zijn:

• De huidige grenswaarden blijven van kracht en zijn van toepassing op het gehele grondgebied van de lidstaten. Wel kunnen natuurlijke bijdragen (ongeacht hun gezondheidseffecten) worden afgetrokken bij het toetsen aan de grenswaarden. • Er is voorzien in een mogelijkheid om derogatie aan te vragen als niet op tijd aan

een grenswaarde kan worden voldaan. De maximale termijn voor derogatie is ge- steld op vijf jaar. Derogatie kan alleen worden verleend onder de voorwaarde dat er een plan wordt opgesteld waarin wordt aangegeven hoe aan de grenswaarden wordt voldaan binnen de gestelde termijn.

• Er komt een nieuwe grenswaarde voor de PM2,5 fractie van fijn stof (25 µg/m3 voor

de jaargemiddelde concentratie), die van kracht wordt per 2010. Daarnaast komt er een reductiedoel om de blootstelling aan PM2,5 in steden met 20% te verminde-

ren in de periode van 2010 tot 2020. Hoewel dit reductiedoel nu juridisch nog niet bindend is, zal de commissie bij de herziening van de richtlijn (vijf jaar na het van kracht worden) een juridisch bindend reductiedoel voorstellen, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie in de lidstaten.

Sectoraal luchtkwaliteitsbeleid

De thematische strategie voorziet ook in maatregelen bij sectoren. Voor de industrie betreft dit mogelijk uitbreiding van de IPPC-richtlijn naar kleinere bronnen. Voor per- sonenverkeer heeft de Europese Commissie eind 2005 een voorstel uitgebracht om emissie-eisen aan personenauto’s verder aan te scherpen (EC, 2005b). Voor dieselauto’s gaat het om een aanscherping van de fijnstofemissie-eis met 80% en die van NOx met 20%, ten opzichte van de huidige Euro-4-norm die vanaf 2005 van kracht is. Voor ben-

zineauto’s gaat het om aanscherping met 25% voor NOx en VOS. De normen worden op zijn vroegst verplicht medio 2008 voor nieuwe modellen, en vanaf 2010 voor alle nieuwe verkochte personenauto’s. Het voorstel leidt ertoe dat alle nieuwe dieselperso- nenauto’s zullen moeten worden uitgerust met een roetfilter. De aanscherping van de NOx-eis voor dieselauto’s is minder vergaand dan verondersteld bij het opstellen van de thematische strategie. De consequentie hiervan is dat – als de emissieplafonds en grenswaarden niet worden aangepast – hieraan voldaan zal moeten worden via aan- vullend nationaal beleid.

In document Milieubalans 2006 (pagina 80-82)