• No results found

haalbaarheid van de doelen uit de thematische strategie

In document Milieubalans 2006 (pagina 97-102)

2.4 (Kosten) effectiviteit van het beleid

3.4 haalbaarheid van de doelen uit de thematische strategie

Jaargrenswaarde PM2,5 lijkt gemiddeld minder streng dan normen voor PM10

De gegevensbasis van metingen, emissiedata en maatregelen voor PM2,5 is in Neder- land op dit moment beperkt. Nauwkeurige analyses over de haalbaarheid van de door de Euopese Commissie voorgestelde jaargrenswaarde voor PM2,5, van 25 µg/m3 met

ingang van 2010, zijn daarom niet mogelijk. De schaarse cijfers en de internationaal gerapporteerde gemeten concentratieverhoudingen tussen PM2,5 en PM10 leiden tot de voorlopige conclusie dat de huidige normering voor PM10 iets strenger is dan het voor-

stel voor PM2,5. Vermoedelijk ontstaan door de PM2,5-regelgeving dan ook geen nieuwe knelpunten. Er wordt verwacht dat de knelpunten voor beide fijnstoffracties, vooral door verkeersbeleid, ongeveer even snel zullen worden teruggedrongen. Hierdoor zou het tegen 2015 met aanvullend lokaal, nationaal en Europees beleid mogelijk zijn om overal in Nederland te voldoen aan de grenswaarde voor PM2,5.

PM2,5-reductiedoel moeilijk haalbaar

Naast een jaargrenswaarde is ook een generiek reductiedoel voor de blootstelling aan PM2,5 in steden voorgesteld. Het gaat om het terugdringen van de gemiddelde concentra- tie PM2,5 in stedelijke gebieden met 20% tussen 2010 en 2020. Een generiek reductiedoel

is effectief ter bescherming van de gezondheid, omdat er ook bij concentraties onder de jaargrenswaarde nog gezondheidseffecten optreden. Het voorgestelde reductiedoel – juridisch nu nog niet bindend – is echter moeilijk haalbaar voor Nederland. Met het voorgestelde Europese bronbeleid zal de concentratie afnemen met 10-15%. De moge- lijkheden voor verdergaande reductie van PM2,5 in Nederland zijn beperkt vanwege de hoge buitenlandse bijdrage en de hoge kosten van aanvullende reductiemaatregelen. Baten thematische strategie hoger dan de kosten

Een eerste schatting geeft aan dat de meerkosten om de voorgestelde emissieplafonds te realiseren voor Nederland circa 300-500 miljoen euro per jaar bedragen (Daniëls en Farla, 2006; Folkert, 2005). Dit zijn de meerkosten ten opzichte van de kosten die gemaakt moeten worden om in 2020 onder de huidige NEC-plafonds voor 2010 te blij- ven. Bij deze kostenschattingen is ervan uitgegaan dat Nederland ook na 2010 klimaat- maatregelen blijft treffen. De kosten komen vooral voor rekening van de landbouw, industrie en verkeerssector. Op basis van een kosten/baten analyse die is uitgevoerd in het kader van het ‘Clean Air For Europe’ programma blijkt dat de kosten voor Neder- land daarmee een aantal keren lager zijn dan de (gezondheids)baten (Folkert, 2005).

Om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren kunnen maatregelen worden genomen op Europees of nationaal niveau. Europese maatregelen, zijn ef- fectiever dan nationale maatregelen omdat hiermee niet alleen de binnenlandse emissies worden ver- minderd, maar ook de aanvoer van luchtverontrei- niging uit het buitenland wordt beperkt. Daarnaast is het potentieel aan maatregelen bij EU-beleid doorgaans groter omdat sommige maatregelen al- leen op EU-niveau kunnen worden getroffen. Het verschil in effectiviteit is hier gekwantificeerd. Hierbij is gekeken naar het beschikbare potentieel om de grootschalige concentratie fijn stof in de regio Rotterdam op lange termijn (in 2020) verder te verlagen (Smeets, 2006). Twee uitersten zijn met elkaar vergeleken:

1. stringent nationaal bronbeleid. Hier is veronder- steld dat de al afgesproken EU-bronmaatrege- len, waaronder Euro-5, zullen doorwerken tot 2020, maar dat geen verdergaande EU-bron- maatregelen worden genomen. Deze variant geeft de speelruimte aan die Nederland zelf heeft om daarna de luchtkwaliteit zelf te verbe- teren.

2. stringent Europees bronbeleid. Hier is veron- dersteld dat het vastgestelde nationale beleid zoals het harde deel van het Prinsjesdagpak- ket zal doorwerken tot 2020, maar dat geen verdergaande nationale maatregelen worden genomen. Wel worden op EU-niveau verder-

gaande maatregelen getroffen die de emissies in binnen- en buitenland verlagen.

De analyse toont aan dat gemiddeld over alle sectoren de effectiviteit van aangescherpt EU-bronbeleid circa 3 maal groter is dan van aangescherpt nationaal bronbeleid alleen (figuur

3.4.1). De grootste verschillen in effectiviteit worden

gevonden bij het wegverkeer en bij de industrie. Bij beide is EU-bronbeleid circa 6 maal meer effectief. Voor het wegverkeer wordt dit verklaard doordat Nederland geen technische maatregelen kan nemen om de uitstoot van stikstofoxiden, een van de stoffen waaruit fijn stof kan worden gevormd, zelfstandig te verlagen. Dit is dus anders dan bij een roetfilter, dat achteraf kan worden ingebouwd, en wat Nederland zelfstandig kan subsidiëren. Bij de industrie, energiesector en raffinaderijen wordt het verklaard doordat emissies bij die sectoren op grotere hoogte uitgestoten worden, en daardoor meer grootschalig en grensoverschrijdend van aard zijn dan de op leefniveau uitgestoten luchtveront- reiniging bij overige sectoren.

Bij alle sectoren liggen er kansen om de fijnstof- concentratie verder te verlagen met aangescherpt EU-bronbeleid. Besluitvorming over aanscherping van de EU-emissienormen bij personenauto’s vindt dit jaar plaats; hier ligt dus een kans voor Nederland. Daarnaast komt de commissie nog met een voorstel voor de aanscherping van EU-emis- Europees bronbeleid blijft effectief

sienormen bij vrachtauto’s. Op het niveau van de EU liggen er verder kansen bij de industrie, energie- sector, raffinaderijen en op- en overslag bedrijven (aanscherping van emissie-eisen uit de IPPC-richt- lijn en LCP-richtlijn), bij consumenten (regelgeving voor kachels, open haarden en CV-ketels) en bij de landbouw (aanscherping IPPC-richtlijn). Wat betreft de mogelijkheden voor aangescherpt nationaal bronbeleid zijn er mogelijkheden bij alle sectoren; maar het belang van sectoren verschilt per stedelij- ke agglomeratie. In de omgeving van Rotterdam en Amsterdam is veel te verwachten van aanvullende

maatregelen bij op- en overslagbedrijven. In de omgeving van Eindhoven liggen de mogelijkheden vooral bij de pluimvee- en varkenshouderij. Hoewel Europees bronbeleid effectief is, zal Neder- land vanwege zijn hoge emissiedichtheid en relatief hoge achtergrondconcentraties verdergaande reductiemaatregelen moeten treffen dan andere EU-landen om aan uniforme EU-brede luchtkwali- teitseisen te voldoen. Dit betekent hogere kosten, maar daar staan ook hogere gezondheidsbaten tegenover omdat Nederland dichtbevolkt is.

Figuur 3.4.1 Effectiviteit van recent vastgesteld beleid (Euro-5 en de harde maatregelen uit het Prinsjesdagpakket), en technisch potentieel van aanvullend nationaal en EU-bronbeleid, uitgedrukt als bijdrage aan de daling van de PM10-achtergrondconcentratie in de agglomeratie Rotterdam in 2020. Euro5 Hard Prinsjesdag- pakket Wegtransport Overig transport Industrie Landbouw Op- en overslag, consumenten 0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 µg/m3 Vastgesteld beleid Aanvullend beleid In Nederland In Europa

4

MIlIeuKwalIteIt IN het laNdelIjK gebIed

• De emissies van stikstof en fosfor vanuit de landbouw naar bodem en lucht zijn in de periode 1990-2002 gehalveerd. De afname van de emissies stagneert echter vanaf 2002. In die periode waren er weinig nieuwe prikkels voor boeren om de emissies verder te reduceren.

• De gemiddelde nitraatconcentratie in het bovenste grondwater van de zandgebie- den zal naar verwachting tussen 2010 en 2015 50-55 mg/l bedragen (vrijwel even hoog als de EU-norm). Regionaal zijn er echter grote verschillen; in het zuidelijk zandgebied blijft de nitraatconcentratie de norm waarschijnlijk nog ruim over- schrijden (circa 80 mg/l).

• De chemische kwaliteit van het oppervlaktewater is de afgelopen decennia sterk verbeterd, maar de bestaande nationale waterkwaliteitsdoelen worden in veel Ne- derlandse wateren niet gehaald. Aan de verbetering van de waterkwaliteit hebben vooral de rioolwaterzuiveringsinstallaties en de industrie bijgedragen.

• Door het voorgenomen beleid (inclusief het nieuwe mestbeleid) neemt ten opzichte van de huidige situatie de fosforbelasting van het oppervlaktewater beperkt af. De ecologische kwaliteit van watersystemen zal daarom zonder aanvullende maatrege- len nauwelijks verbeteren.

• De ammoniakemissies zullen in 2010 naar verwachting 126 kiloton zijn, juist onder het NEC-doel. Het risico voor overschrijding bedraagt circa 45%. Als onderdelen van de AMvB Huisvesting worden uitgesteld tot na 2010, dan zouden de ammoniak- emissies 5 kiloton boven het NEC-doel kunnen uitkomen.

De landbouw is de grootste bron van belasting van het oppervlaktewater met fosfor en stikstof (foto: Laurens Hitman).

Leeswijzer

De land- en tuinbouw is de grootste bron van belasting van het oppervlaktewater met fosfor en stikstof. Paragraaf 4.2 vat daarom een aantal ontwikkelingen in deze sector samen. Paragraaf 4.3 gaat in op de kwaliteit van bodem en grondwater, paragraaf 4.4 behandelt de oppervlaktewaterkwaliteit. Het hoofdstuk sluit af met een paragraaf over de milieukwaliteit in natuurgebieden op land (paragraaf 4.5).

In document Milieubalans 2006 (pagina 97-102)