• No results found

europees klimaatbeleid

In document Milieubalans 2006 (pagina 49-52)

1.4 Milieuvraagstukken in de publieke opinie

2.2.2 europees klimaatbeleid

De EU heeft als langetermijndoelstelling voor het klimaatbeleid om de mondiale tem- peratuurverandering te beperken tot maximaal 2oC boven het preïndustriële niveau,

en vindt dat industrielanden zouden moeten streven naar een reductie van 15-30% in 2020 ten opzichte van 1990 (Milieuraad, 2005). Deze streefwaarde is in overeenstem- ming met de uitkomsten van een tweetal veelgebruikte verdeelsleutels voor reductie- doelstellingen (zie tekstbox).

De EU heeft een groot aantal richtlijnen uitgevaardigd of in de besluitvormingsfase, die betrekking hebben op reductie van broeikasgassen, energiebesparing of duurzame energie. Tabel 2.2.1 geeft een overzicht van de belangrijkste richtlijnen.

In een studie voor de Europese commissie (Criqui

et al., 2003) werd nog aangenomen dat de 2 graden

doelstelling overeen zou komen met een stabilisatie van de broeikasgasconcentratie op 550 ppmv CO2-

eq. Recente studies geven echter aan dat de kans 0-40% is dat stabilisatie op dit niveau voldoende is om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot maximaal 2oC boven het preïndustriële niveau.

Verdergaande reductie tot 450 ppmv CO2 -eq levert

een grotere kans van 14-67% op (den Elzen et al., 2006).

Stabilisatie van broeikasgassen op het niveau van 450 ppmv CO2-eq vereist een forse reductie van de

broeikasgasemissies ten opzichte van een situatie zonder klimaatbeleid. Mondiale emissies zouden in dat geval rond 2015 hun maximum bereikt moeten hebben, gevolgd door emissiereducties in de orde van 30-50% in 2050, ten opzichte van 1990.

Er is een groot aantal verschillende verdeelsleutels ontworpen om de mondiale taakstelling te verdelen over regio’s. De meeste verdelingen geven hogere reductiedoelstellingen aan rijke, geïndustrialiseer- de landen dan aan arme landen. Als gevolg hiervan zouden de reductiedoelstellingen van de geïndu- strialiseerde landen al op korte termijn onder het niveau van 1990 moeten liggen, terwijl de emissies van ontwikkelingslanden nog geruime tijd mogen toenemen ten opzichte van het niveau van 1990. Op termijn zouden ook deze landen echter taakstel- lingen moeten krijgen van 15-20% (ten opzichte van het referentiescenario).

In Den Elzen en Meinshaus (2005) is voor twee verdeelsleutels (multi-stage en contraction & convergence) voor het pad naar 450 ppmv CO2 -eq

vastgesteld dat de EU-25 in 2020 een reductietaak- stelling van 20% ten opzichte van 1990 op zich zou moeten nemen, oplopend tot 80% in 2050. Voor langetermijndoelstelling EU is forse emissiereductie nodig

Tabel 2.2.1 Overzicht van Europese Richtlijnen voor klimaat en energie en invloed op het Neder- landse beleid.

thema richtlijn status Karakter Invloed op Nederland

broeikasgas-

reductie Emission trading Vastgesteld Emissieplafonds voor grote bedrijven uit industrie en energiesec- tor; overschrijding van het plafond kan worden gecompenseerd door aan- koop van emissierechten

Nederlandse industrie en energiesector nemen hieraan deel

Treatment of waste Vastgesteld Nuttig gebruik van stort- gas (CH4)

Gebeurt al in Nederland Fluorinated gases In besluitvor-

mingsfase Gaat over productie en gebruik van F-gassen: eisen t.a.v. typen die gebruikt mogen worden, lekdichtheid van ap- paraten

Heeft weinig consequen- ties voor Nederland

energie-

besparing Cogeneration of heat and power Vastgesteld Stimuleringsverplichting, geen taakstelling Geen: Nederland heeft al groot percentage WKK Labeling (passenger

cars, household appliances, office appliances

Vastgesteld Geeft informatie over energiegebruik van personenauto’s, huis- houdelijke apparaten en kantoorapparatuur

Systeem bestaat ook in Nederland

Energy performance

of buildings Vastgesteld Grijpt aan op bestaande en nieuwe woningen en utiliteitsbouw. Verplich- ting tot invoeren van EPN en energiecertificaat dat bij verkoop wordt meegegeven

Moest januari 2006 worden ingevoerd. Nederland heeft al EPN, maar heeft certificaten- systeem vanwege hoge administratieve lasten (80 miljoen euro) voorlopig uitgesteld

ACEA, JAMA en KAMA (geen richtlijnen maar convenanten)

Vastgesteld Afspraak met Europese, Japanse en Koreaanse autofabrikanten: gemid- delde emissiefactor van nieuwe personenauto’s 140 g/km in 2008/2009

Nederland heeft geen producenten van per- sonenauto’s, maar wel kopers (dus indirect wel invloed) IPPC (Integrated Pollution Prevention and Control) Binnenkort BAT-docu- ment over energy ef- ficiency

Geldt alleen voor bedrij- ven die niet meedoen aan CO2-emissiehandel

Zal klein zijn: Nederland heeft al MJA-systeem Ecodesign / mini- mum efficiency standards Waarschijn- lijk 2007 pas eerste richtlijn

Kaderrichtlijn met ef- ficiency standards voor productgroepen als koel- kasten, boilers, TV’s, e.d.

Niet bekend

End-use energy ef- ficiency and energy services

In besluitvor-

mingsfase Kaderrichtlijn met onder andere een algemene nationale streefwaarde van 1% besparing per jaar voor eindverbruik, en een streefwaarde van 1,5% per jaar voor de publieke sector

Richtlijn nog niet inge- voerd

Het palet aan richtlijnen omvat inmiddels alle sectoren en energiedragers; veel nieuwe aanvullende richtlijnen zijn daarom op korte termijn niet meer te verwachten. Uitzon- dering is de richtlijn Duurzaam verwarmen en koelen, die in het Biomassa Actieplan voor 2006 al is aangekondigd. Deze richtlijn is een aanvulling op de al bestaande richt- lijnen voor duurzame elektriciteitsopwekking en biobrandstoffen.

In 2008 zal de tweede periode (2008 tot 2012) van het Europese CO2-emissiehandelssy- steem van start gaan. In juni 2006 moeten lidstaten daarvoor al concept-allocatieplan- nen indienen. De Europese Commissie beoogt dat de allocatieplannen van lidstaten in de tweede periode meer geharmoniseerd en transparanter zijn dan in de eerste perio- de (EC, 2005b). Daartoe wordt vastgesteld welke installaties onder het handelssysteem zullen vallen. Dit zou een eind moeten maken aan de situatie dat sommige landen bepaalde installaties buiten het systeem houden, terwijl andere landen dat niet doen. De Commissie wil dat er in de tweede periode voor de EU als geheel 6% minder emis- sierechten worden toegewezen dan in de eerste periode. De Commissie oordeelt dat twaalf lidstaten, waaronder Nederland, niet op schema liggen om aan hun Kyoto- verplichting te voldoen, en wil dat deze landen in de tweede emissiehandelperiode minder CO2-rechten toewijzen dan in de eerste periode. Nederland gaat, net als in het eerste allocatieplan, in het nieuwe allocatieplan vooralsnog uit van de huidige streef- waarde voor de industrie en energiesector. Volgens het ministerie van Economische Zaken komt de Commissie tot het voor Nederland negatieve oordeel omdat ze ten on- rechte de geplande aankoop van emissierechten in het kader van projecten voor Joint Implementation (JI) en het Clean Development Mechanism (CDM) niet heeft meege- rekend. Het ministerie is van mening dat op grond hiervan de Kyoto-verplichting wél wordt gehaald, waardoor het totale emissieplafond voor de industrie en energiesector op hetzelfde niveau zou kunnen blijven als in de eerste periode (NE, 2006). De Euro- pese Commissie redeneert echter dat het onwaarschijnlijk is dat reductiemaatregelen bij de niet-handelende sectoren en door aankoop van Kyoto-eenheden (JI en CDM) voldoende zijn om aan de Kyoto-verplichting te kunnen voldoen. Bovendien consta-

thema richtlijn status Karakter Invloed op Nederland

duurzame

energie Electricity from renewable energy sources

Vastgesteld Geeft indicatieve doe- len voor het aandeel duurzaam opgewekte elektriciteit in 2010 (voor EU-25: 21% in 2010)

Doel voor Nederland is 9% in 2010. Nederland heeft ter bevordering van duurzame elektriciteit verschillende instrumen- ten ingezet, zoals de MEP, het kolenconvenant, BLOW en de EIA Biofuels for

transport Vastgesteld Doelstelling voor aandeel biobrandstof in transport- brandstoffen (2% in 2005, 5,75% in 2010)

Nederland geeft biobrandstof 1 jaar ac- cijnsverlaging en voert in 2007 verplicht aandeel van 2% in, oplopend naar 5,75% in 2010

teert de Commissie dat de vraag naar CO2-reductie via JI en CDM groot is, waardoor het daadwerkelijk aankopen van de geplande hoeveelheden waarschijnlijk duurder zal worden. Zij verlangt daarom dat lidstaten de voorgenomen aankoop van Kyoto-eenhe- den zeer goed onderbouwen.

De Europese Commissie heeft in september 2005 voorgesteld om op de langere ter- mijn ook de luchtvaart onder het handelssysteem onder te brengen. Op dit moment is deze sector nog geen onderdeel van Europees of internationaal klimaatbeleid, maar het lijkt wel haalbaar om dit te doen vanaf ongeveer 2010 (Wit et al., 2005). De effecten van deze maatregel zullen sterk afhangen van de vormgeving van het handelssysteem, in het bijzonder van de vastgestelde hoeveelheid CO2-emissierechten in het systeem (Tuinstra et al., 2005). De verwachting is dat de luchtvaartsector vooral CO2-rechten zal kopen van andere sectoren, omdat maatregelen bij de luchtvaart duurder zijn dan bij andere sectoren. Dit kan leiden tot hogere prijzen voor CO2-emissierechten.

In document Milieubalans 2006 (pagina 49-52)